Spaans Bronkhorst, spaanse Alpen en spaans onweer!

27 Juni, zon 37¤, licht briesje; 78 km gefietst.
Van Valderrobres ga ik via de Puerto de Torre Miro (1259m) naar Mirambel. De col is een geleidelijke, maar pittige klim van 8% over 13 km. Altijd het beste om in de ochtend te doen, maar nu wordt het in de middag. Ik stel m’n lunch zolang mogelijk uit, het liefst op de top, zodat ik met een volle maag vanzelf wat harder naar beneden ga. De wegen zijn hier doorgaans goed: verbeterd t.o.v. de oude weg die er vaak ook nog ligt. De bochten en het profiel van de weg zijn geleidelijker. Slingers van de oude, veel smallere weg heeft men vaak laten liggen als een soort parkeer/rustplaats. Wegen maken kunnen de Spanjaarden als de beste! Hele bergen worden verplaatst, je ziet de boorgaten van het dynamiet nog zitten, lange sleuven om de 50 cm. Een leuke klap moet dat geweest zijn.

Ik bereik de top zonder problemen en het uitzicht is ecologisch heel verantwoord: enorme rijen windmolens, zo ver het oog rijkt. Allemaal in bedrijf. Zonnepanelen zou je hier ook verwachten met 250 dagen zon per jaar, maar ik heb ze nog niet gezien.

Mirambel is een soort spaans Bronkhorst: een fraai opgeknapt middeleeuws stadje, met één nadeel: er lijkt niet geleefd te worden. De straten zijn leeg, vrijwel geen auto’s, maar ook geen mensen; geen gezelligheid. Zoiets als een woonkamer uit een wooncatalogus: alles bij elkaar passend, qua kleur, type en stijl, maar geen krant op tafel, geen gebruikt koffiekopje, geen opengeslagen boek… Alsof er niet gewoond wordt. Het hostal waar ik overnacht: Hostal Guimera (40.5874 -0.3426) heeft een hele batterij oorkondes aan de muur hangen en de patron en zijn vrouw zijn in onberispelijke kleding met het logo van het hostal gestoken, maar er komt bijna geen kip in de bar, noch in het restaurant dat ze exploiteren. Later op de avond zijn er wel twee gasten, die aan de bar wat drinken; de baas staat erbij, maar doet niet mee aan het gesprek en kijkt langs zijn klanten naar de televisie aan de andere kant van de zaak. Heel apart en onwerkelijk. Het enige dat wel aangenaam is, is het kleine gemeente zwembad iets buiten het stadje. Een handgeschreven bord heeft me er bij aankomst al opmerkzaam gemaakt. Je zou eigenlijk ook een mooie, uit houtsnijwerk vervaardigde aanwijzing verwachten, maar het is buiten de stadsmuren dus hier geldt het restauratiesyndroom kennelijk niet..

Hoewel het dorpje kraakschoon is en zo het museum in kan en ondanks het feit dat het eigenaarsechtpaar heel vriendelijk is, ben ik blij de volgende dag te kunnen vertrekken. Ik zou nog eens in een wassenbeeld kunnen veranderen, zo voelt het! Desondanks maak ik nog wel wat foto’s van de fraaie gebouwen…

28 Juni, zon en héél warm: 39¤! Het komende traject van ca. 70 km bevat twee cols van de, voor mij, eerste bergcategorie: eentje van 1657m en de ander volgens mijn boekje 1701 m, maar jullie hebben uit mijn intermezzo al kunnen opmaken dat het ‘slechts’ 1700 m is. Blijkbaar is sinds 2007, de eerste druk van mijn routebeschrijving, de aarde iets ingedikt; wat wil je, met 3 miljard meer mensen die er in de tussentijd op rondlopen…

Nu is één zo’n berg te doen op een dag, maar twee..! Dat is iets te veel: twee zweet-orgasmes op één dag is niet goed boven de 50 (dat doet mij overigens denken aan een aardige mop…).
Dus ik besluit vandaag één col te doen (1657 m) en morgen de ander. Een kort traject dus vandaag. Ik fiets 33 km naar het dorpje Fortanete, dat ik halsstarrig Fortunate blijf noemen; de werkelijke spelling vind ik lastig te automatiseren. Ten opzichte van Mirambel is dit een ware opluchting: breed opgezet, rommelig, gezellig en het leukste hostal tot nu toe, want eigenlijk een berghut. Zoals in de Alpen zijn er kamers met stapelbedden en een echt ‘Matrazenlager’. Nu is dat minder aangenaam als het er druk en vol is; het snurken vergaat je dan. Maar ik ben er alleen en heb dus de hele herberg tot mijn beschikking, voor € 12,- inclusief beddengoed. De eigenaresse, een oude vriendelijke dame die wat stram loopt en moeilijk praat, brengt me de sleutel. Ze woont zelf iets verderop. Ik ga heerlijk kokkerellen met de spullen die ik in het kleine dorpswinkeltje koop, vaak een onopvallend pandje met een vliegengordijn voor de ingang, maar zonder enige buitenreclame. Je moet er dus echt naar vragen.

De herberg, Albergue La Tiñada (40.5062 -0.5217) ligt bovenaan het dorpje, mijn uitzicht is een kleine ruïne die nog iets hoger ligt (het ‘castillo’, maar die naam mag het eigenlijk niet hebben). Er wordt veel aan mountainbiken gedaan, want een groot bord aan de herberg geeft diverse route weer die je hier kunt volgen. Maar er is ook een GR-route (Gran Recorrido) en die wil ik morgen een stuk gaan lopen. Ik blijf hier gewoon een extra dag… Leve de vrijheid!

29 Juni, ‘rust’dag, maar vandaag maak ik een wandeling van ca. 5 uur in prachtig heuvel/berglandschap. Het vreemde is dat het dorpje Fortuna.., nee Fortanete, in een kaal landschap ligt, maar dat ik na een paar half uur lopen werkelijk in mooi Alpen-landschap beland: grote dennen, afgewisseld met weiden waar koeien met rammelende bellen grazen. Een hele aparte ervaring, waar de herberg feilloos op aansluit. Ik loop naar een ruïne van een ‘castillo’ dat wordt toegeschreven aan El Cid. Het ligt op een steile helling met perfect uitzicht over de vallei. Als ik bedenk welke moeite ik moet doen om er te komen, is het nauwelijks voor te stellen hoe men in de 11e eeuw al die stenen op elkaar wist te stapelen.

Ik maak een ‘vuelta’ door een deel van de GR8 te lopen en een deel van een lokale wandelroute. Een man bij het Ayuntamiento had mij verzekerd dat het een wandeling van niet meer dan 3,5 uur zou zijn, maar na dat tijdsbestek moet ik nog aan de terugkeer beginnen…
De route is redelijk bewegwijzerd met de bekende rood-witte markeringen (geel-wit voor het lokale pad), maar af en toe moet ik toch even zoeken. Lokale grapjassen hebben op een bepaald moment een teken op een boom weggekrast, maar ik kom er gelukkig vrij snel achter dat hier een kruis had moeten staan: hier niet verder! Ik maak van takken een provisorisch kruis voor mensen die na mij het castillo willen bekijken en een pijl voor de juiste richting. Net als met steenmannetjes helpen wandelaars elkaar zo een beetje voor het geval de signalering ontbreekt.

Na een uur of vier voel ik plotseling nattigheid; gèt, een vogel denk ik, omdat de lucht voor me helblauw is. Maar als ik me omdraai zie ik dat de lucht achter zwart-blauw is geworden. Oei, dat belooft niet veel goeds. Gelukkig ben ik vanuit beroepsdeformatie redelijk risico-mijdend ingesteld en heb ik bij vertrek uit de herberg een regenjas in mijn rugzak gestopt (evenals veel te veel water en nog wat spullen waar je maar beter ‘mee’ verlegen als ‘om’ verlegen kunt zitten, in ‘goed’ Nederlands…). Zo sjouw ik ook een zwembroek en handdoek mee; je weet maar nooit welk een prachtig bergmeertje je wellicht tegenkomt… Maar bij die regenjas vroeg ik mij werkelijk af of ik niet teveel op ‘safe’ wilde gaan: strakblauwe lucht, geen wolkje te zien! Mwah, even later blijkt de keuze redelijk passend, want het begint me toch te onweren! Verschrikt verhoog ik, voor zover mogelijk in dit landschap, mijn pas, want ik ben aardig ‘exposed’ in dit terrein. Zoals eerder beschreven is er een enorme flits en klap boven m’n hoofd en even ben ik werkelijk bang. Wel een paar bomen, maar geen enkele goede plek om te schuilen. Dan maar de vaart erin en als ik eindelijk het dorpje weer zie begint het enorm te hagelen! Nog nooit heb ik zulke ‘stenen’ gezien. Gelukkig kan ik er bij aankomst in de herberg nog een paar fotograferen: ze bestaan uit laagjes, een ring radiale strepen, afgewisseld met een cirkelvormige ring en dan weer radiaal. Zou het kunnen zijn dat ze in hun val door de ijsafzetting groeien, als een soort boomringen? Later nog eens opzoeken. Bij de herberg is de bui vrijwel over en kan ik ook nog net een foto maken van het ‘schip met zure appelen’ dat voorbij is gedreven.

30 Juni, weer strakblauw en de temparatuur loopt weer aardig op tot over de 30¤. 42 km gefietst. De volgende col is op 1700 m en dit is ook het hoogste punt van de route naar Sevilla. De klim is te doen (in kleinste verzet) en het briesje op deze hoogte vermindert de temperatuur aangenaam. Op de col de gebruikelijke foto en ‘trofee’mail (kijk mij nou..) en hier wordt ik dus door een lokale wielrennersgroep tegemoet gereden. Zij keren op de col om en gaan mij voor in de afdaling. Een paar bochten lager zij ik ze als kleine stipjes verdwijnen; oei, wat een snelheid. Dat durf ik echt niet en zeker niet op die dunne bandjes die zij berijden.

Bij Villarroya de los Piñares moet ik eigenlijk rechtdoor, maar hier neem ik de afslag naar rechts, naar Aliaga, beroemd om zijn geologische formaties, voor een bijzondere ontmoeting met het verleden, maar daarover later meer…

Geplaatst in Reisverslagen | 10 reacties

Intermezzo 8: twee maal climax!

Ik sta op 1700 meter hoogte, het hoogste punt van de route. Weer een leuke mijlpaal en ook een beetje de climax (en ik kan weer eens een foto van mijzelf mailen!). Vanaf hier is het alleen nog maar afdalen… Dat zou mooi zijn! Maar er zitten nog wat lagere bergjes tussen, ben ik bang. In de afdaling klok ik nog een climax: 60,7 km/u, met verstand natuurlijk, want ik moet wel heel blijven. Een groepje wielrenners, jonge knullen, komen mij op de col tegemoet rijden, compleet met een bezemwagen met reserveonderdelen. Zij keren bovenaan om en gaan mij voor in de afdaling; ik zie ze even later, diverse haarspeldbochten lager, naar beneden knallen. Die halen ongetwijfeld de 100 km/u!

Het is 30¤, maar zeer aangenaam met een licht briesje. Anders dan gisteren toen het richting de 37¤ ging, tijdens een wandeling door de spaanse Alpen, want zo kan je het hier bijna noemen. Aan het einde van de tocht werd ik overvallen door een enorme onweersbui, met hagelstenen, o als duiveneieren zo groot. Het was angstaanjagend, maar ik heb gelukkig heelhuids de herberg (met ‘matrazenlager’) weer bereikt. Die ene flits en vrijwel tegelijkertijd dreun boven mijn hoofd galmde nog lang na! Maar de hagelstenen waren formidabel mooi!

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Algunos dias consecutivos

23 Juni, zon en een wolkje, lichte wind tegen; 61 km gefietst.
Na mijn leuke ontmoeting met Joan en Marinella rijd ik verder in de richting van Ulldemolins. Het landschap wordt steeds woester. De varkensboerderijen blijven. Om de zoveel tijd kondigt de lucht de ‘vèrkens’stallen aan. Vreemd, koeienlucht kan ik hebben, maar varkens…? Pfoee, wat smerig, vooral als je net hijgend een heuveltje op komt en even naar adem hapt!

Ulldemolins ligt plotseling voor me: een klein dorp met alleen kale heuvels er omheen. Waar leven ze hier van (afgezien van de varkens..)? Geen landbouw want er groeit hier alleen dor gras en af en toe een struikje. Soms zie ik een schaapherder, die zijn kudde hopelijk naar zompige weiden voert, maar ik betwijfel of die hier te vinden zijn. Het hostal, Toldra Fonda (N41.3217 E0.8773), wordt gerund door een pittige jonge dame, die -als ik vanuit mijn kamer het aangrenzende dakterras op loop om de omgeving te bekijken- in haar bikini lekker ligt te zonnen! Vast op GE te zien, EJ… De omgeving (..) is adembenemend.

Die avond is het feest ter ere van Sant Joan (alleen in Cataluña). Het ‘feest’ bestaat hier uit een optocht van kinderen met een vlag (je mag raden welke..), vooraf gegaan door een meisje met een fakkel en achter deze stoet een kleine brandweerauto met zwaailicht en sirene aan en enkele auto’s (waarschijnlijk van de ouders) die er toeterend achteraan rijden. En dat is het dan! Dit valt onder de noemer klein en simpel dorpsplezier, maar het is leuk om te zien hoe iedereen er in opgaat.

24 Juni, zon en een wolkje; 64 km gefietst. Ulldemolins ligt in het Parc Natural de la Serra de Montsant. Licht stijgend rijd ik het ruige gebied uit en stop nog even bij een fraai uitkijkpunt: een verhoogde stellage, met een bord ernaast waar de roofvogels op staan die hier mogelijk te zien zijn. Alleen de ‘vliegende deuren’ heb ik inmiddels in redelijke aantallen gezien: steenarenden (Aquila daurada), die een spanwijdte hebben van ca. 2 meter. Prachtig om te zien, sloom cirkelend op de thermiek. Vooral als ik zelf hoog fiets en er eentje zie, die min of meer op dezelfde hoogte vliegt in het dal naast mij, is het duidelijk te zien hoe indrukwekkend deze beesten zijn. Ik ben blij dat ik geen klein muisje ben want ik had het zeker niet overleeft. Katten schijnen ook nog wel eens ten prooi te vallen aan deze jagers.
Gieren (Voltor, volgens het bord) heb ik nog niet gezien; er staat één soort op het bord, maar ik vraag me af of naast de gewone (vale) gier hier ook de lammergier voorkomt.

Overigens zag ik een dezer dagen eindelijk heel duidelijk van dichtbij de wielewaal. Je hoort ze natuurlijk veel, maar ze te zien krijgen is lastiger. Ik kom er door dit fraaie exemplaar achter dat die andere ‘groenige’ vogels die ik af en toe zie vliegen ook wielewalen zijn: door zijn fel-gele kleur in combinatie met de zwarte vleugels, geeft dit de vogel in vlucht een totaal ander beeld. De vogel die mij niet in de gaten had bleef nog een tijdje rustig op een tak zitten, tot hij verschrikt wegvloog. Nu had ik voor het eerst in mijn leven de combinatie (en sensatie!) van deze mooie vogel in rust en in vlucht. Tsja, waar je blij van kan worden, hè..

Het is een ‘easy’ dagje vandaag. Lekker voor de afwisseling. Niet alleen is er geen kip op de weg vanwege Sant Joan (dat zowel gisteravond als vandaag plaatsvindt), maar bovendien is de route vnl. dalend. Zonder veel moeite vliegen de kilometers onder me door. De daling gaat in de richting van de grote rivier de Ebro, die ik plotseling na een bocht in al zijn pracht voor me zie liggen. Wat minder prachtig is, is de kerncentrale die iets verderop stoomwolken uitblaast. De Ebro stroomt verrassend snel, terwijl ik toch niet heel ver van de delta verwijderd ben. Ik heb even de vreemde ervaring dat de rivier de verkeerde kant op stroomt, maar na een korte heroriëntatie zie ik dat de rivier gelijk heeft. Die ene kronkel had ik gemist. Gelukkig maar, het zou een mooi staaltje zijn van heilige Jan!

Ik rijd een tiental kilometers langs een normaal ongetwijfeld drukke C12, een brede doorgaande weg die de loop van de rivier volgt, maar vandaag rijdt er bijna niemand. Voordeel van dit soort wegen is overigens dat er een vrij brede vluchtstrook is, zodat het verkeer eigenlijk niet hoeft uit te wijken. Bij het plaatsje Mora d’Ebre verlaat ik de vlakke C12 en de rivier. Ik overnacht in een Casa Rural in Benissanet, dat is gevestigd op een grote nectarine-boomgaard (l’Hotelet Mas Taniet; N41.0635 E0.6462). De overnachting is wat duurder dan ik gewend ben, maar ik mag me helemaal gans eten aan de heerlijke vruchten, zo benadrukt de eigenaar, een jonge ongeschoren man met een stoere paardenstaart. En de kamer heeft airconditioning en er is een klein zwembad, dat overigens wel weer eens schoongemaakt mag worden; er ligt flink wat woestijnzand op de bodem dat het overigens schone water een wat smoezelige indruk geeft.
Op de een of andere manier past het beeld van deze eigenaar niet bij de smaakvolle inrichting van het huis en de kamer. Dat zal de hand van zijn vrouw zijn, denk ik schaamteloos in hokjes.

Het dorpje Benissanet heeft middenin het centrum een mooie grote boom en daaronder zitten de hele middag en avond een aantal Afrikanen. Nu kun je me op bepaalde vooroordelen willen betrappen (’t zal wel een klapperrrrboom wezen), maar het is een constatering die de volgende dag als ik wegrijd nog steeds opgeld doet: ze zitten er weer (of nog steeds). Misschien zijn het loonwerkers die zich daar verzamelen voor een klus. Met al die nectarines in deze regio kan ik mij voorstellen dat er héél snel ineens héél veel handen nodig zijn om de vruchten van de bomen te halen. Want niet alleen mijn gastheer, maar ook zijn buurman en zijn buurman enz. verbouwen nectarines. Ze zijn heerlijk! Ik eet er inderdaad een flink aantal. Afgezien van een welkome vitamineshot merk ik het wel wat het verder met me doet…

25 Juni, zon en een licht windje; 65 km gefietst. Van Benissanet fiets ik naar Valderrobres, een heel mooi stadje aan het riviertje de Mataraña. Aan de ene kan van het water het oude deel, met mooie hoge huizen met typische spaanse, ver overhangende daken (daar kunnen ze in België nog wat van leren; zie een eerder reisverslag): verschillende platte pannen op elkaar, de bovenliggende laag steeds iets verder naar buiten uitstekend, met als toplaag halfronde dakpannen in enkele lagen alternerend op elkaar. In Valderobbres zijn de platte pannen ook vervangen door hout, hier en daar versierd met mooi houtsnijwerk. Ware kunstwerkjes zijn het!

Ik slaap in een leuk hostal, ook wel fonda genoemd (Fonda Angeleta, N40.8725 E0.1537), met sinds 1,5 jaar nieuwe eigenaren die er werkelijk alles aan doen om het aangenaam en gezellig te maken. Aardige mensen; nu ben ik in Spanje eigelijk nog niet het tegendeel tegengekomen! Het plaatsje is gezellig toeristisch, dat wil zeggen: Spanjaarden uit andere regio’s, want buitenlanders zie je hier vrijwel niet.

De route hier naar toe is overigens wederom heel relaxed: een groot deel over een oud spoortracé, dit keer met een stuk of 12 tunnels. In het boekje van PB wordt gewaarschuwd dat de verlichting in de tunnels het niet overal doet; je moet dus een zaklamp meenemen of in ieder geval werkende fietsverlichting hebben, anders zie je geen hand voor ogen. Maar dat was in 2007 of 2008 zo. Inmiddels werkt de verlichting overal, op zonnecellen en een bewegingsmelder aan het begin van de tunnel. Je zonnebril afzetten is desondanks wel wenselijk, want de kleine LED-verlichting in het plafond -om de 50 meter- geeft enigzins het gevoel dat je goed rijd, maar meer ook niet. Maar het is voldoende om ongeschonden er doorheen te komen.

Het is weekend en er zijn veel Spanjaarden op de fiets gestapt, hele gezinnen met kinderen. Een gezellige drukte. De meesten fietsen de andere kant op, want dan daalt het licht. Voor mij dus het omgekeerde, maar dat is nu eenmaal de richting die ik op ga.
De route is prachtig, los van de tunnels rijd ik door diepe kloven, over oude bruggen en ik passeer oude stationnetjes die soms eigenlijk niet meer zijn dan ruïnes. Dit zouden in NL ongetwijfeld gezellige uitspanningen zijn, met terras en ijsreclame. Dat soort vrije tijd pret moet hier kennelijk nog doordringen. Ik passeer een voormalig treinstation met een curieuze grafiti: een grote wasknijper met vleugels (foto volgt). Creatief, maar ik vraag me af wat de kunstenaar ‘op’ had.

In Valderrobres blijf ik nog een dag en ik bezoek het middeleeuwse kasteel dat mooi gerestaureerd is. Prachtig uitzicht over het stadje, want zoals gewoonlijk ligt het strategisch bovenop de heuvel. Even waan je je kasteelheer, maar de ongemakken in die tijd krijg je er dan wel bij.. Het toilet was een kleine nis in de muur (naar buiten toe), met daaronder een diepe afgrond: floep, weg was ‘ie! Als ik er naar beneden kijkt, hoef ik in mijn kasteelheer gedachte spontaan niet meer..
In de namiddag ga ik naar het gemeente zwembad; heerlijk duik tussen kinderen en bejaarden. Waar zijn al die spaanse schonen…?

Het is zondag en buiten zijn verschillende altaren op straat gemaakt: zwaar versierde tafel met jezusbeeld en voor de tafel bloemblaadjes in een mooi patroon gerangschikt. Waag het niet eroverheen te lopen! Bij één wordt een wit kanten kussen neergelegd waar een baby op moet zitten/liggen voor een foto. De wurm krijst zijn of haar longen uit, want plotseling van de arm van moeder tussen die kriebelende rozenblaadjes gelegd worden, is iets teveel van het goede.

Morgen weer op weg; een volgende col (bijna 1700 m hoogte). Het wordt warm, zo’n 37-38¤ dus ik wil vroeg vertrekken. Wordt vervolgd dus!

Geplaatst in Reisverslagen | 1 reactie

Intermezzo 7, 5e ‘mijl’paal: Terra Incognita

Ongemerkt ben ik de 2500 km gepasseerd. Is dit nog een mijlpaal te noemen? Nauwelijks meer; het went, de getallen die me in het begin in extase brengen en zelfs een foto opleveren zijn heel ‘gewoon’ geworden. Wat minder gewoon is, is dat de weg naar Sevilla nog zo’n 1500 km lang is, terwijl ik dacht met in totaal 3000 op de teller deze stad te kunnen bereiken. ‘Kleine’ misrekening van 1000 km, die ik thuis maakte aan de hand van Google Maps. Dat worden er dus minstens 4000, maar om dat straks nu een mijlpaal te noemen? Gewoon een nieuw piketpaaltje…

Nee, ik heb een andere ‘mijl’paal gevonden. Stilaan ben ik de rode draad kwijtgeraakt… ”Wat?? Is hij de draad kwijtgeraakt? Is ‘ie helemaal losgeslagen? Of alleen de weg kwijt??”
Nou, een beetje wel natuurlijk, maar dan figuurlijk. Wat is het geval; bij de voorbereiding voor mijn tocht heb ik de route zoals jullie weten op Google Earth ‘geplot’ (zie tabblad ‘Route’). In twee delen, maar het tweede deel is nog lang niet af. Ik ben er alleen niet meer aan toegekomen om het traject verder uit te werken tot het einde. Waar ik gestopt ben ligt het stadje Vallclara en die eindpaal ben ik inmiddels ongemerkt gepasseerd.

Ik bevind mij dus op onontgonnen terrein, in ‘Terra Incognita’ dus; gebied dat nog ‘ontdekt’ moet worden. Een beetje zoals donker Afrika voor Stanley (of Livingstone, zo je wil). Dat overigens waarschijnlijk even licht en heet was als hier, maar dat terzijde.
Niet dat het gebied met de rode Google-draad mij wel bekend was, maar thuis achter de computer heb ik mij wel een voorstelling kunnen maken van het gebied waar ik doorheen zou fietsen. En af en toe StreetView raadplegend kreeg ik toch een idee van de omgeving.

Maar dat is nu dus voorbij. Alles is ‘nieuw’; een extra avontuur dus. Wat zal mij vanaf hier te wachten staan….?

Geplaatst in Reisverslagen | 11 reacties

Iedere dag een berg, maar de wondertjes zijn de wereld nog niet uit…

21 Juni, zomer, met veel zon! 77 km gefietst. Spanje valt me zwaar. Het lijkt wel of ik iedere dag de Pyreneëen over moet steken… Iedere dag zit in het traject wel een forse klim, die weliswaar niet altijd heel steil is, maar door de lengte tamelijk afmattend. Een klim van 25-30 km, waarbij mijn snelheid terugvalt tot tussen de 5 a 10 km/u, in combinatie met de warmte plus vandaag een milde doch dwingende wind tegen, maken dit deel van de tocht tot nu toe beslist zwaarder dan het hele traject Frankrijk!

Maar niet geklaagd, ik wist dat het geen ‘appeltje-eitje’ zou worden, dus gewoon doorbijten. Spanje is ook zo’n verrekte groot land. Waar in Frankrijk om de paar honderd meter wel iets te zien is: een huis of een dorp of iets anders ‘menselijks’, fiets je hier al snel vele kilometers zonder enig teken van leven. De natuur is beslist mooi, tot op heden heel bosrijk met tussendoor woeste bergpartijen, maar in zo’n lange klim is enige afwisseling toch zeker welkom.
Daar komt bij dat de wegen op zichzelf goed zijn en meestal niet al te druk (vooral als ik tijdens de siesta doorrijd), maar het verkeer dat me passeert rijdt doorgaans behoorlijk door. Ook hier gelukkig meestal met een respectvolle boog om mij heen, met richtingaanwijzer aan (waarschuwing voor auto’s achter hen).
Maar bussen zijn meedogenloos; die denderen niets ontziend langs me, zonder ook maar een greintje vaart te verminderen. Tegemoetkomend verkeer moet de berm maar in, maar ik heb de wind van zo’n gevaarte al meerdere malen net iets te dicht in m’n nek gevoeld.. Volgens mij staat er bij het openbaar vervoer een straf op te laat komen, dus houden zij hun voet vast op het gaspedaal. Ook dorpjes heb ik ze meer dan eens veel te hard zien passeren. Je zal maar van deze vorm van vervoer afhankelijk zijn; je kan maar beter je ogen stijf dicht houden…
Vrachtwagens zijn minder gevaarlijk; zij houden doorgaans in en passeren mij met een grote boog. Ik hoop alleen dat die wijn tijdens de lunch niet te hardnekkig is; want een menu ‘medio dia’ zonder wijn of bier is hier niet voor te stellen. Alcoholcontroles heb ik hier nog niet gezien!

Ik rijd naar de stad Manresa, waarvoor gewaarschuwd wordt door andere fietsers: vermijd een bepaalde wijken. Een hostal dat in mijn boekje wordt genoemd zou volgens de update op internet niet pluis zijn en de buurt waarin het ligt al evenmin.. Laat ik nu net in deze wijk belanden, op zoek naar het Officina de Turismo (dat overigens gesloten is). Afgezien van wat ‘donkergekleurde’ mensen en een hogere concentratie hoofddoekjes en hier en daar een dichtgetimmerd pand is het volgens mij een ‘doodgewone’ buurt, niks mis mee. Misschien zelfs wel gezelliger..; ik vind de waarschuwing dus wat overdreven. Het genoemde hostal is overigens gesloten; één van die dichtgetimmerde panden. Toch fiets ik door naar Hotel Pere III (een voormalige koning van Spanje), dat door anderen wordt aangeraden. Een grote betonnen kolos net aan de rand van het centrum (N41.7215 E1.8211), niet echt gezellig en voornamelijk bevolkt door ouderen die er met busladingen binnenstromen. Ook niets mis mee, maar zijn zij eigenlijk wel te vertrouwen…?

Manresa heeft een gezellige lange Rambla met veel terrassen, maar ook een deel met aan beide zijden van de promenade in de lengterichting twee rijen ijzeren stoeltjes, waar hoofdzakelijk ouderen (voornoemde?) gezellig met elkaar keuvelen, in de schaduw van de platanen die langs de gehele rambla staan. Mooi zo’n leven dat zich voornamelijk op straat afspeelt! Beslist een voordeel van dit klimaat. Ik bestel een vino negro (wordt in Cataluña geen vino tinto genoemd) en observeer en geniet, maar lees ook een stuk in Dorsvloer van Confetti, van Franca Treur. Heel herkenbaar voor mij, omdat het zich op Walcheren afspeelt. De streng gereformeerde setting is minder verstikkend dan in Siebelinks boek ‘Knielen op een bed van violen’, dat ik na enkele hoofdstukken heb weggelegd: tenenkrommend. Wat ik aan het boek van Treur zo leuk vind, is dat je de personages in de geschreven tekst Zeeuws kan horen praten, zonder dat het dialect er te dik bovenop ligt. De uitspraak ‘zij trekt steeds meer op haar moeder’ is er zo één en de woorden ‘huus’ en de ‘dulleve’ zullen niet bij iedereen bekend zijn. Bij jullie wel hè, Bas en Diederik?!

22 Juni, zon en wind tegen. 58 km gefietst. Eerst een bescheiden klim van 20 km; daarna afdalen en vervolgens een pittige klim van 21 km… Net na de ‘top’ ligt het plaatsje Santa Coloma de Queralt, dat volgens mijn boekje een hostal heeft. Op internet lees ik dat een fietser het dicht trof. Bordjes met de vermelding van het logeeradres stemmen mij echter hoopvol, maar inderdaad, het bestaat niet meer. Navraag in een paar barretjes leert dat niemand in het dorp ‘habbitaciones’ aanbiedt. Dat is balen; nu moet ik nog 30 km fietsen naar een stadje dat meerdere overnachtingsmogelijkheden zou hebben , maar ik heb het eigenlijk wel een beetje gehad voor vandaag…

Na een kilometer of wat doorfietsend kom ik langs een gehucht, Les Piles de Gaia. Nauwelijks ben ik er voorbij of ik zie, toevallig opzij kijkend, een boerderij met een bord ‘eco turismo’. Vol in de remmen! Ik rijd het erf op en bel aan. Het duurt even maar dan doet Joan open: enigzins verwilderd haar, ongeschoren en zich excuserend dat hij aan het lezen was. Wat mij betreft was het slapen, maar wat maakt het uit; hij is nu wakker. Of hij ook een slaapplaats heeft? Ik mag even gaan zitten onder een heerlijk koel afdak met rijen gedroogde bloemen en kruiden; hij moet het even aan zijn vrouw vragen, die de kinderen van school haalt. Zij hebben vanaf vandaag vakantie!

Wij praten wat; gelukkig spreekt Joan duidelijk en niet alleen Catala. Hij is ecologisch boer: geen insecticiden, alleen puur natuur. Dat spreekt mij aan! Als even later zijn vrouw thuiskomt is het snel beslist: zij heeft een slaapplaats, een heel huis zelfs, naast hun boerderij! Normaal voor een grotere groep, maar het is geen probleem als ik er vannacht alleen verblijf. Ik mag de slaapkamer zelf uitkiezen! Een mooi gerestaureerd boerenhuis met oude balken en zware houten meubels.

Marinella, de vrouw van Joan, geeft een rondleiding door het huis. De kinderen Pol, Melissa en Didac (ca. 7-12) zwermen er omheen, af en toe woorden vertalend in het Engels, als ik het catalaans weer eens niet begrijp. Alweer zo’n enorme toevalstreffer. Uiterst aardige mensen; heerlijke omgeving en de vermoeidheid valt als een deken van me af. Joan leidt mij later ook rond over zijn terrein met een uitgebreide kruiden- en groententuin, die is ingericht zoals men dat bij kloosters vroeger deed: een rondgang met bogen, waar wijnranken (gaan) groeien, een waterplaats en de tuin ingericht in kruisvorm. Alles staat er: tijm, basilicum, rosemarijn, oregano, koriander, maar ook geneeskrachtige kruiden: op een groot veld heeft hij calendula gezaaid; aan het eind van de dag zie ik hem met strohoed op en mand aan zijn arm de volwassen planten plukken. Én hij verbouwt bonen, tomaten, linzen en kikkererwten. En sla; hij trekt voor mij een hele krop uit de grond! Een tomaat en een ei krijg ik er later bij; dat wordt dus een heerlijke maaltijd salade. Olijven heb ik zelf nog, evenals een maaltijd tiki marsala, die ik in de magnetron opwarm. Wat kan zo’n vraag -op goed geluk- naar een slaapplaats toch een mooie climax bezorgen. Hun casa rural ‘El Pati Can Roma’ (N41.5039 E1.3406) is echt een lot uit de loterij! Ik zou er nog wel een dag willen blijven, maar de ‘ruta del vagabundo’ lonkt weer (‘peregrino’ kan ik mijzelf -niet in de Heere zijnde- niet noemen). Laat het Treur en Siebelink niet horen…

Geplaatst in Reisverslagen | 9 reacties

Intermezzo 6: le saute, vue par les étudients francais

Als je dan toch aan het bungeejumpen bent is het wel aardig als het van alle kanten wordt vastgelegd. Had ik zelf al voor een wazig, nogal ‘jumpend’ beeld gezorgd, hier is de sprong vanaf de brug te zien. Let ook op het commentaar. Vanochtend ontvangen mijn franse ‘senioren-begeleider’. Kijkt en huivert…

Mijn eerste bungee jump!

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Weer op de fiets, over hete heuvels in Noord-Spanje.

20 Juni; 73 km gereden. Strak blauwe lucht, tegen de 30¤; vrijwel geen wind. Ik zit weer op de fiets! Het luie leven is voorbij, de week rust met het toetje aan het eind.. 😉 Toetje?
Heerlijk, met M. langs de kust kuieren, terrasje pakken en genieten van de zee en het strand. We zijn getuige, op afstand weliswaar, van een belangrijk huwelijk dat in een vijf sterren-deluxe hotel plaatsvindt: de buurt is er voor afgezet met bewakers. Helaas wil een medewerkster van het hotel niet verklappen om welk bruidspaar het gaat als wij tijdens een wandeling langs een zij-ingang toch het inmense hotel terrein kunnen oplopen; zij loodst ons discreet naar de receptie waar wij een folder van het luxe resort meenemen: € 2.700 voor de koningssuite is nèt iets boven ons budget. Het blijkt het oudste vijf sterren hotel van Cataluña te zijn, met de wat verwarrende benaming ‘Hostal’ de la Gavina.
Ons eigen hotel aan het strand mag dan een schijntje kosten in vergelijking met voornoemde celebrity-‘herberg’, maar wij voelen ons de koning te rijk. Over het water van de baai klinkt duidelijk de muziek van het huwelijksfeest; die krijgen wij er gratis bij.

Maar vanochtend gaat M. helaas weer naar huis, vanaf Aeropuerto Girona. Haar plicht roept, de mijne heeft maar een klein stemmetje; het is weer even wennen om alleen verder te gaan. Verbaasde blikken op het vliegveld : een zwaar beladen fiets in de vertrekhal; wat doet die hier?

Het is prachtig weer; de zon brandt. De route in Spanje is beslist zwaarder dan in Frankrijk. Direkt het eerste traject na mijn weekje rust is een klim van 30 km. Niet heel steil, maar wel gestaag en dus lang achter elkaar. De natuur is overweldigend: bos, bos en nog eens bos en een diepe kloof met een snelstromende rivier (de Selva) waar ik langsrijd. Vrijwel geen verkeer over deze weg en dat is lekker.

Wat mij opvalt sinds ik de Pyreneëen ben overgestoken, is dat er heel veel varkensboerderijen zijn. De gierlucht komt je regelmatig tegemoet; het lijkt Brabant wel.. Maar ja, de beroemde Serranoham moet toch ergens vandaan komen en al die gerookte varkenspoten aan het plafond van restaurant El Rey de Jamon (de linker en de rechter, de voor- en achterpoot, maar ook die van broertje en zusje, neef en nicht en opa en oma, allen vredig naast elkaar hangend…) komen ongetwijfeld uit deze streek. Ze zijn goddelijk lekker!

Tussen deze varkensboerderijen fietsend, kom ik nog een belangrijk handelsmerk uit deze regio tegen: het bronwater! Ik rijd door de dichte bossen langs de bijna gecamoufleerde fabriek van Font Vella en wandelbordjes wijzen de weg naar de bron. Regelmatig zie ik tijdens mijn klim een auto langs de kant van de weg staan, terwijl de bestuurder jerrycans aan het vullen is met water dat uit de rotswand stroomt, in een straaltje uit een gemetselde fontein. Zou dat water in de fles bij de Mercadona dan ècht bronwater zijn. Een aantal kilometers verderop wijst een bordje naar een tweede locatie waar bronwater wordt gebotteld: Font d’Ort. Gezonde plek hier! Dat mineraalrijke water wordt natuurlijk ook gedronken door al die varkens die hier gehouden worden; is dat misschien het geheim van die heerlijke Seranoham?

Onderweg slaat mijn fietscomputer op hol. Ik sta stil bij een café om een Nestea te drinken, maar de computer raast door met een snelheid van 99,9 km/u. Dan heb ik de reis er wel erg snel opzitten… Wat ik ook doe: op de knoppen drukken, de batterij eruit halen; als ik hem weer terugzet blijft hij weer voortrazen! Gelukkig weet ik hoeveel kms ik gereden heb tot het moment van stilstaan. Die moet ik dus optellen bij het aantal dat ik heb gereden voordat de batterij leeg was. Ik ben er inmiddels achter dat op mijn type fietscomputer de gereden kms niet ingevoerd kunnen worden.
Ik pieker me suf wat ik kan doen om het euvel te verhelpen, want in een heuvelachtige omgeving is dit apparaatje onontbeerlijk en bovendien staat in de routebeschrijving regelmatig een tekst als: ‘na 1,5 km rechtsaf’ of ‘900 m verderop een heel klein weggetje inslaan’. Nou, zie dat maar eens op het gevoel te vinden…
Ineens schiet door me heen dat hij van slag af is als ik stil sta. Wat zou er gebeuren als ik weer ga fietsen! Ik reken het drankje af en haal de batterij er nog een keer uit (om de inmiddels ‘fictief gereden’ 15 km op nul te zetten) en installeer hem pas weer als ik begin te fietsen. En ja hoor, het ei van Columbus, hij geeft weer keurig netjes de snelheid van de fiets aan. Kennelijk heeft het signaal van de omwentelling-teller aan de fietsspaak het ophol geslagen brein van het apparaat tot rust gebracht.

Ik sta aan het eind van de middag op een bergcamping, met zwembad (waar ik gretig gebruik van maak) en met vlakbij een snelstromende rivier die alle andere geluiden overstemt. Dat wordt lekker slapen vannacht; het overstemt een beetje het gevoel van weer alleen zijn. Want het is wel weer even wennen…!

Geplaatst in Reisverslagen | 3 reacties

Boekje uit: een weekje luieren met andere boeken

Brrrr, wat is het koud… Ben ik daar nu ca. 2150 km voor ‘om’gefietst? Zelfs in NL moet het inmiddels wel warmer zijn. Ik schat dat het hier niet warmer dan is 19¤. Noemen ze dat mediterraan?

Ik heb het dus over het zeewater, niet de buitentemperatuur, want die is met 32¤ beslist aangenaam te noemen, vooral als je niet hoeft te fietsen! Ik ben op het ogenblik in Sant Feliu de Guixols (‘Kwitjols’), het voorlopige eindpunt van de route, althans van die naar Barcelona. Vanaf hier zijn er eigenlijk geen fietswaardige wegen naar deze mooie catalaanse hoofdstad, waar je ooo zo goed op je geld moeten letten (hè, jeweetwel?). Vandaar dat PB de tocht in Sant Feliu laat eindigen, waarna je ofwel de trein, danwel de boot richting Barça kan nemen. Voor mij is het een tussenstop, voordat ik de bakoven van centraal Spanje binnenrijd. Maar wel een bijzondere tussenstop, omdat ik M. dit weekend in de armen sluit. Ik was toch wel wat zenuwachtig of ik het wel zou halen, zeker met de hobbel die de Pyreneëen heet er nog tussen.. En de vlucht is al lang geleden geboekt, dus onze ‘date’ staat al evenlang vast. Wat als ik nou die hobbel niet overkom, of erger, dat ik het vergeten ben en doorfiets… Je krijgt van dat fietsen wel wat bewustzijnsvernauwing, wat ongetwijfeld is af te lezen aan mijn verslagen; je bent gefocused en alles staat in het teken van ‘waar naar toe morgen’, ‘waar ga ik overnachten’ en ‘wat doet het weer vandaag’. ‘Is het de mistral of de tramontana’, ‘wordt het binnen zweten (regenpak) of buiten zweten’.

Maar gelukkig ben ik niet vergeetachtig, hoewel sommigen dit zullen tegenspreken, en ben ik op tijd gestopt in dit leuke plaatsje aan de Costa Brava. En omdat ik nu toch ruim op tijd ben, heb ik de geweldige luxe van een week rust. Kan ik weer een beetje wennen aan wereldser zaken dan hiervoor beschreven. En wellicht een nederlandse krant kopen, want hoewel SSV mij via sms met regelmaat op de hoogte houdt van de meest essentiële gebeurtenissen op het wereldtoneel (in zijn ogen dan; ik bespeur enige voorkeuren in zijn nieuwskeuze.., hè Sl.?), mis ik toch het een en ander. Zolang het maar geen Telegraaf is, want dan kan ik evengoed de ‘Hola’ kopen (o ja, dat moet ik nog doen!), waar iedere week een artikel of foto is gewijd aan de rijkste heks op aarde (ofwel de puissant rijke hertogin van Alba, die zo oud lijkt als het absolute nulpunt, maar dan in de plus).

Kortom: ik sta in mijn zwembroek, met verder bloot lijf in wielerkleuren (bruine armen en benen; voor de rest zo wit als je de Engelsen doorgaans op het strand ziet) en voel met m’n tenen het zeewater en constateer dat de Noordzee mogelijk warmer is op dit moment. Nu is er ook zoiets als het relatieve temperatuursgevoel en met 32¤ boven het water voelt de zee natuurlijk extra koud aan. Maar ik doe alsof ik een stoere vent ben en duik in het water alsof het een heet bad is (dat hijgen en snakken naar adem ziet toch niemand, als ik maar doorzwem..). Maar zoals alles went, went ook deze ‘schok’ en na een tijdje is het zelfs lekker! Heerlijk zelfs, het zijn de ruim 2000 kms dus toch meer dan waard; vooral ook om na die frisse duik in bijna lichaamstemperatuur op te drogen.

Sant Feliu is een leuk ‘werk’stadje met toeristische terrassen, maar niet overdadig. Er is een vissershaven en er is veel bedrijvigheid, wat zo’n stadje aantrekkelijk maakt. Veel barretjes, restaurants en ‘caseros’, waar je voor minder dan € 10,- een menu eet (medio dia weliswaar), inclusief wijn/water, brood en koffie. Wat zou je hier nog moeite doen om zelf te koken? De sfeer is overduidelijk catalaans; castillano hoor je nergens. Als ik stuntel met mijn basiskennis Spaans, is het antwoord niet te volgen, omdat dat weer in hun eigen taal wordt gesproken. Adios is Adeü en hier en daar lijkt de tongval wel portugees.

Ik zit op het kleine stoepterras van het NouCasino, wat niets met gokken te maken heeft en nog minder nieuw is, want het is een heel oud gebouw en er zitten vnl. oude mannen luidruchtig te kaarten. De kaarten zijn hier ook anders; geen aas, heer vrouw, boer etc. maar vreemde symbolen. ’t Zal wel met de eigen identiteit te maken hebben. Het gebouw heeft een hoog plafond en mooi oude ramen; ik waan me in Cuba, want op het terras roken een paar oude heren sigaar, één met een witte rieten hoed op en een slobberig pak aan.

Later die avond komt er zeer luide spaanse marsmuziek vanuit de eerste verdieping van het NouCasino, hetgeen op verschillende dingen kan duiden: ofwel de luisteraars op de 1e etage zijn dovig, wat ik me kan voorstellen als ik het publiek beneden zie, danwel ze leven nog in een andere politieke werkelijkheid, wat eveneens met de gemiddelde leeftijd beneden valt te combineren… Of het moet aerobics voor 75+ zijn. Wat jeugd op straat moet in ieder geval lachen om dit muziekale intermezzo. Hier worden ouderen niet weggestopt in ‘tehuizen’; hier wordt aan joga gedaan! Zolang je maar de sfeer uit hun jeugd oproept, worden de benen vanzelf elastisch!

Boven mij vliegen gierzwaluwen af en aan. Acrobaten in de lucht; ken je ze? Ik associeer deze vogels met warmte, stilstaande tijd en rust, waarschijnlijk omdat ik ze alleen op vakantie tegenkom in zuidelijke landen. In de palmen op de kleine ramblas voor het terras zit zowaar een aantal halsbandparkieten, die je tegenwoordig in NL in groten getale ziet, vooral in de winter bij de hofvijver in DH.
En verder wat meeuwen, wat het is per slot van rekening een vissershaventje. De sfeer is er heel relaxed.

Op advies van een local ga ik in een echt spaans restaurant eten: el Rey de Jamon, ofwel de hamkoning. Een drukte en kabaal van jewelste, vnl. door het personeel zelf. Maar ze werken keihard: de een roostert grote sneden vloerbrood, dat worden bestreken met ali-oli en tomaat (niet alleen het avondeten, maar ook het ontbijt van de gemiddelde spanjaard), de ander maakt salade van tomaat, uien en tonijn en de belangrijkste acteur in dit gezelschap is de vleesgriller: enorme lappen vlees worden ge-bqq-ed op een rooster (a la brasa), karbonades, worsten, somomilos. En in een tempo… het lijkt wel een lopende band, maar de zaak zit dan ook propvol. Ook de klanten maken veel kabaal overigens. Ik geniet en het eten is heerlijk.

Later die avond lees ik mijn boek uit van Frank van Rijn, zijn laatste boek ‘De gouden capuchon’. Je moet er van houden, zijn droge humor, maar voor mij werkt het louterend, vooral bij zo’n klim over de Pyreneëen. Als ik denk dat ik er even doorheen zit dan beeld ik mij zijn positie voor ogen: fietsend in de Himalaya, grotendeels boven de 5000m hoogte dus met continu zuurstof gebrek, over wegen die nauwelijks die naam mogen dragen. Onverharde kiezelwegen, wasbordprofiel, loeiharde wind tegen en temperaturen ver onder nul. Zijn kleding bestaat uit drie broeken, zeven lagen bovenkleding en een muts met daaronder een plastic zak, tegen de wind en dan nog is het kou lijden. Slapen in een tent, met diezelfde kleding aan en twee dekens over zijn donzen slaapzak…. Ik afzien? Wat hij doet is afzien, in het kwadraat. Met deze gedachten kan ik dan weer een eind vooruit. Het is net als met dat relatieve temperatuursgevoel: het is minder erg als je je erger voorstelt. Alles is relatief…

Maar het boek is nu uit, dus ik moet een ander ijkpunt kiezen… En dat is er: ik ga weer verder in Cervantes, Don Quichote de la Mancha… De man die veel meer ontberingen doorstond… Daar kan ik me nog eens aan spiegelen. Alonso Quijano, zoals hij in ‘werkelijkheid’ heette en in wiens sporen ik aanstonds treed, op mijn ijzeren paard, ofwel mijn Rocinante de Hierro (je hebt de magnum gewonnen EJ…!; Rocinante is het magere paard dat DQ bestijgt, op zoek naar zijn ongelooflijke avonturen). Wat hij allemaal beleeft… daar zal ik jullie later meer over vertellen.

Geplaatst in Reisverslagen | 13 reacties

Intermezzo 5, 4e mijlpaal: Estoy en España!

Vandaag de grote dag: oversteek door de Pyreneëen. Nou, het was net geen ´makkie´, maar veel erger dan ik tot nu toe gedaan heb was het niet. Vertrokken uit Céret, via Maureillas las Illas en Las Illas loopt de pas door een relatief laag deel van de bergketen. De col (Col de Manrell; N42.4219 E2.8013) ligt op 760m hoogte, wat overigens wel betekent dat ik ruim 600m moet stijgen, over 15km. Maar veel lastiger dan de Col de Mézilhac is het niet, behoudens één stukje over een onverhard pad dat behoorlijk zwaar is. Mijn snelheid daalt tot onder de 5 km/h en op het oneffen terrein is het even slingeren en schuiven.

Maar verder ben ik in ca. 2 uur op de ´top´, waar ik vriendelijk wordt opgewacht door de spaanse sterke hand, die nog net niet in hun neuzen staan te peuteren. Of ik met hen op de foto wil? Natuurlijk wil ik met de Policia Local/Guardia Civil op de foto, met handboeien graag. Maar daar beginnen ze niet aan. Ik kan weer lekker m´n Spaans oefenen.

Vanuit Frankrijk is de weg een klein asfaltweggetje tot Las Illas, ongeveer 3½ km onder de top. Daar drink ik nog een laatste franse ´grand café´, voordat ik aan het onverharde deel begin. Op de col zelf is het redelijk vlak; een zandweg door de bossen, maar direkt vanaf de grens loopt een prachtige asfaltweg, die ik nu dus mag afdalen. Blijkbaar heeft de spaanse politie geen zin in hobbelen over een slechte weg, want na de foto stappen ze allemaal in de auto en scheuren met piepende en tollende banden weg. Zijn Spanjaarden een beetje ´macho´? Franse agenten zijn in geen velden of wegen te bekennen. Die zitten aan de wijn in het dorp…

Zowel aan franse zijde als aan spaanse zijde een en al bos, voornamelijk kurkeiken. Het weer is goed: er is zon en het wordt warm (volgens de Meteo): 27 graden. Gelukkig is mijn klim naar de top in de schaduw aan de westkant van de kloof; de zon kan mij nog niet bereiken. Pas op de top voel ik dat het warmer is en tijdens de afdaling geniet ik van het koele briesje dat ik zelf maak.

Doel van vandaag is Figuères, de stad met het mooie museum van Dali, met die grote koepel en die eieren bovenop de muren en broden tegen de wanden aan geplakt. Ik ben er al eens geweest, dus ga vanmiddag lekker van terrasjes genieten.
Mag ik het zeggen? Ik ben best trots op mezelf.. Na 41 dagen bereik ik Spanje, met op de teller ca. 2110 km. Nu zijn er nog wel 900 te gaan, maar op 2/3, met slechts één lekke band en een kapot zadel (eigen fout) verloopt het tot nu toe niet slecht. Naar Figuères toe rijd ik (volgens het boekje) een stukje over de drukke NII, maar het voordeel van spaanse nationale wegen is dat ze een flinke vluchtstrook hebben. Ik ben niet de enige die er fietst (of loopt). Ik heb een helm op, lief!

In Figuères slaap ik in een uitstekend hostal midden in het centrum, vlakbij het museum. Euro 22,-, daar kan je geen buil aan vallen, temeer daar de camping buiten de stad direkt aan die NII ligt en volgens PB nog duur is ook. In het centrum stikt het van de Russen (of in ieder geval slavische mensen) en ook nu in het internet café hoor ik geregeld ´da´, ´da´ om me heen.

O ja, ik zou nog vertellen van Peter. In Céret gistermiddag fiets ik naar het gezellige centrum met mooie platanen en veel kroegjes en restaurantjes. Het is markt dus een drukte van belang en op de terrassen is het best lastig een plekje te vinden. Op het terras van een bar-restaurant met spaanse muziek en tapas op de kaart, vind ik een plekje aan een tafel waar een man alleen zit. Geen probleem dat ik erbij kom zitten. We raken in gesprek en het blijkt Peter te zijn, uit Cambridge. Ik schat hem tegen de 60. Wat hij precies doet, daar kom ik niet achter; ik dacht in het begin iets in de construction, painting en decorating (althans dat verstond ik), maar tijdens het gesprek geeft hij blijk van een enorme kennis van van alles. Hij lepelt zo bedragen op van de schuld in verhouding tot het BNP van Griekenland, heeft kennissen in Rusland, Afrika en weet ik niet waar, zodat ik het gevoel heb dat deze man veel gereisd heeft en overal gewerkt.

Buitengewoon vriendelijk en aangezien hij aan een lekkere lunch van varkenswangen zit (ik ben de franse naam vergeten te noteren) bestel ik zelf ook maar zo´n bord, hoewel ik helemaal niet van plan was ´zwaar´ te gaan tafelen. Het is een delicatesse! Peter komt wel vaker in dit restaurant, want de patron spreekt Peter met Peter aan en hij maakt in vervormd Engels grappen met hem. Even later komt Wendy aan; ik vermoed zijn vrouw, maar als Wendy even later ook weer vertrekt, maakt Peter grappen terug naar de patron dat het zijn vrouw niet is, maar zijn moeder… Hmmm, nu weet ik het niet meer.

We hebben een gezellig lunch, met een bescheiden pichet wijn en als Peter opstaat van zijn kruk (we eten aan een zo´n hoog tafeltje), verrekt hij een spier in zijn been. Hij hoeft gelukkig niet ver; hij logeert in het hotel om de hoek, waar die ´d.mn.d´ plataan het zicht voor zijn raam wegneemt.
Trouwens, ik heb er ook wel last van: als ik me uitrek zit ik regelmatig bijna tegen een kramp of zweepslag aan. Ik ben inmiddels toch in redelijke conditie, zou ik denken? Toch eens aan de fysiotherapeut vragen.

Nou ik stop; ga een lekkere ´caña´ drinken op het terras.
Vandaag overigens 53 km gefietst.

Geplaatst in Reisverslagen | 10 reacties

Pyreneëen in zicht, de sfeer wordt al spaans (catalaans)

8 Juni, 37e dag. 70 km gefietst. Bewolkt, later zon, maar harde wind tegen.
Wat ik nog vergeet te vertellen, is mijn ontmoeting met een jonge vos, meer dood dan levend, een paar dagen geleden. Voor mij zie ik een auto stil staan, half op het smalle weggetje waar ik rijd. Een vrouw is uitgestapt bij een jonge vos die aan de kant van de weg staat. Hij leeft nog, maar wankelt op z’n kleine pootjes en kan nauwelijks zijn kop omhoog houden. De vrouw loopt er naar toe, maar ik waarschuw: een zieke vos kan rabiës bij zich dragen en hondsdol zijn. Zij vindt het zo zielig; ik ook natuurlijk. Ik heb geen bakje of anderszins zo snel bij de hand om wat water in te doen. Bovendien komen er nu meer auto’s aan, dus rijd ik uiteindelijk door, hoe ‘hartverscheurend’ het tafereel ook is. Maar ja, het is de natuur hè, zo stel ik mijzelf gerust. Echt een paar honderd meter verderop ligt een ander beest langs de kant van de weg. Ik stop en zie dat het een vrij gave (maar behoorlijk dode) boommarter is; nooit eerder gezien in het wild, net als die das in Noord-Frankrijk. Het kan goed zijn dat iemand vergiftigd vlees heeft neergelegd, want het is wel erg toevallig dat ik beiden zo vlak bij elkaar zie. Toch ook maar weer een plaatje geschoten, hoewel niet iedereen dergelijke beelden op mijn blog zal waarderen. Gewoon even doorklikken…

Een tijdje fiets ik langs het Canal du Midi, dat de Atlantische Oceaan met de Middellandse Zee verbindt (van Bordeaux naar Béziers/Sète en uiteindelijk de Rhone), gegraven op initiatief van ene Jean-Paul Riquet in 1660, volgens de beschrijving in het fietsboekje van PB. Het leuke van dit kanaal is dat het bij Béziers de rivier de Orb kruist, maar niet gelijkvloers: het kanaal vloeit door een aquaduct over de rivier. Een knap staaltje vakmanschap in die tijd, maar de Romeinen konden dat natuurlijk ook al veel eerder. Ik vind het in ieder geval indrukwekkend.

Niet minder indrukwekkend is het sluizencomplex daar vlakbij, met niet minder dan negen sluizen en een mogelijkheid voor schepen om bij een T-splising af te slaan, ook door middel van sluizen geregeld. Het punt om af te slaan lijkt een beetje op een rangeerplaats voor treinen, je weet wel: zo’n roterende rails (heeft een naam, hè Sander?). In dit geval moet een boot in een cirkelvormig keerpunt draaien, pas op de plaats maken en wachten op het openen van de sluis om de zijtak in te gaan. Het zijn de Écluses de Fonseranes en het is er een drukte van jewelste. Zowel met boten die met vier tegelijk van sluis naar sluis afdalen, als met toeschouwers die alle drukke manoevres gade slaan. En je kan er op wachten: in het zenuwachtige ‘gehannes’ met landvasten, doorleiden van boten en op elkaar wachten valt een man bijna over de railing, letterlijk tussen de wal en het schip. Hij struikelt over het gangboord als hij snel aan wal probeert te komen. Het loopt nèt goed af! Verderop verrekt een vrouw haar arm bij het trekken aan het ‘touw’; ze wil de logge ‘bateau de loisir’ in haar eentje verplaatsen, terwijl haar man staat te commanderen achter het stuurwiel. Dat zie je vaker in motorboten-land… Vooral bij ‘kapiteins’ met petten op; zijn dat niet meestal Duitsers..? De vrouw krijgt eerste hulp van een vrouwelijke ‘sluis-meester’ (‘meesteres’?). Je komt ogen te kort als je hier een middagje gaat zitten! Een-en-al leedvermaak; dat moet ik dan ook maar niet doen. Ik schiet wat plaatjes van wild spuiende sluizen. Het verval is nl. enorm; ik rijd op de fiets langs de sluizen in mijn kleinste verzet!

Ik rijd verder naar Bizanet, naar een camping die door PB wordt ontraden; hij zou fietsers onvriendelijk zijn. Meestal sla ik dergelijke adviezen niet in de wind, maar er is geen andere camping in de buurt, dus ik moet wel. De camping, Figurotte (N43.1628 E2.8899) heeft volgens mijn boekje net een nieuwe (nederlandse) eigenaar. Waarom zou een landgenoot ‘niet erg sympathiek staan tegenover fietsers’, vraag ik mij verwonderd af? Ook deze moet een tweede kans krijgen…

Maar hier blijkt maar weer eens dat een verouderd boekje niet altijd nadelig is. Die Nederlanders zijn inmiddels gewoon weer Fransen gworden en de mensen zijn uiterst vriendelijk, ware het niet dat de camping niet erg rustig ligt: langs een kleine doorgaande weg, met niet al te veel verkeer, maar alles wat voorbij komt is wel duidelijk hoorbaar. Afijn, voor één nachtje gaat het wel.

9 Juni, 38e dag. Even zon, daarna bewolkt; 67 km gefietst. Ik kom onderweg een stel ezeltjes tegen; drie volwassen en drie hele jonkies. Leuk gezicht en ik schiet wat plaatjes, speciaal voor Ellen W. Als ik ze wat gras voer bijt één van de moeders een jonkie (van een andere, neem ik aan) fel weg. Die krijgt dus niets meer, oordeel ik als fietsende rechter… Een paar zijn grijs en een paar zijn donkerbruin/zwart. Ze zien er gezond uit en dat is niet verwonderlijk als ik de boerenhoeve iets verderop passeer: bijna een kasteel, met een hele reeks mooie bijgebouwen. Een rijke boer, zo te zien!

Mijn eindpunt vandaag is bij la tour de france. Wat? Dat kan toch helemaal niet? Dat is pas in juli dit jaar..! Nee, dit dorpje heet zo: Latour de France (foto). Dat is humor, of is deze naam ouder dan die bekende (beruchte) wielerronde? De campingeigenaar kijkt me wat glazig aan als ik op de woordspeling duid; of hij snapt mijn opmerking niet, of hij wordt er inmiddels zo moe van, dat hij doet alsof hij mij niet begrijpt.

De camping, La Tourèze (N42.7665 E2.6675), is leuk, hoewel helaas geen zwembad; het is ook eigenlijk helemaal geen zwemweer. Ik sta helemaal aan de rand van de camping, bij een beginnend moerasgebiedje van het riviertje, de Agly, die verderop, zo zal ik later zien, een flink stuwmeer heeft gevuld. Het stikt er van de vogels: wielewalen, nachtegalen en een heel stel hoppen (hops?), zo’n zwart/roze vogel met een ‘hanekam’ (hopkam dus). Ze maken een heel snel geluid: hoebhoebhoeb en als ze dit doen houden ze de kop recht vooruit en iets naar beneden ‘kijkend’. Nooit eerder gezien: hij kijkt om zich heen, naar links, naar rechts, maar als ie geluid maakt: steevast kop vooruit en omlaag. Grappig gezicht. Begin van de avond loop ik het moerasje in en zie drie exemplaren op het pad voor mij zitten, zich in wat zand ‘wassend’ (tegen insecten weet de ‘bioloog’). Ik kijk door mijn verrekijker en loop voorzichtig naar ze toe. Ik kan ze tot een afstand van zo’n drie meter naderen, totdat achter mij luid knetterend twee crossmotoren aankomen. Weg rust, weg hop. Maar ik moet zeggen; als ik op een crossmotor zou rijden, zou ik hier ook naar toe gaan: mooie paadjes tussen riet en bamboe, heuveltjes, plassen… een cross-paradijs dus. Het vogelparadijs is alleen even voorbij.

Eerder die avond vraag ik aan de campingbaas waar een kroegje is, maar dat is er volgens zijn informatie niet. Dan moet ik in Estagel zijn, ca. 5 km verderop. Tot mijn verbazing zie ik, als ik eigenwijs toch even door het dorp met de beroemde naam rijd, een ‘bar-tabac’. Een winkeltje met een piepkleine toog, één tafeltje, maar wel bier én.. een internet verbinding! Dat is helemaal mooi; gauw even wat ‘bloggen’. Er komen wat harde werkers binnen en in ‘no time’ staat de zaak propvol. Geen bar…?! Die campingbaas moet geheelonthouder zijn..! Heel gezellig en één van de arbeiders (mag ik die term gebruiken?) is Engelsman, die razendsnel Frans spreekt; maar wel met een engelse (bijna leidse) ‘r’. Die loopt hier al wat jaren ‘r’ond.
Ik kan bij de tabac zelfs mijn ‘glacons’ achterlaten om in te vriezen (op de camping was de vriezerkapot). Prima zaak dus!

10 Juni, 39e dag. Bewolkt en regen; 70 km gefietst. Als ik ’s ochtends weg rijd, kom ik na een kilometer ofzo tot de ontdekking dat ik mijn fietshandschoenen niet aan heb. Voor de zoveelste keer heb ik die op mijn fiets gelegd en ze vergeten aan te doen, maar deze keer zijn ze er afgevallen. Verschrikt keer ik om en vind er één een paar honderd meter terug op de weg, maar de ander is in geen velden of wegen te bekennen. Stomstom. Als ik ze niet direkt aan doe, moet ik ze voortaan ergens aan vast maken; overigens niet de eerste keer dat ik dit bedenk…

Ik rijd terug naar de camping, langs een andere tent waar twee mannen aan een tafeltje zitten, maar vind niets. Nog een keer het zelfde traject afleggen en al speurend zie ik langs de kant van de weg een kleine afvoer, waar water zeer snel doorheen stroomt. Als ie daarin gevallen is, ben ik hem geheid kwijt. (zingend) ‘Die zie je nooit meer.. te-rug’. Ik heb nog een reservepaar bij me, maar die zijn erg dun dus die had ik eigenlijk wel thuis kunnen laten. Ik rijd nog een laatste keer naar de plek waar mijn tent stond en vraag aan die twee mannen of zij wellicht iets gevonden hebben. ‘Oh, die handschoen? Ja, die heb ik daar op die boomstam gelegd, toen ik hem zag liggen’, zegt ie doodleuk. Heb je mij dan niet tot twee keer toe zoekend langs zien komen, vraag ik mij in gemoede af, want ze zaten er de hele tijd, terwijl ik rondspeurde. Maar goed, ik heb hem gelukkig weer!

Ik nader echt de Pyreneëen; de bergen komen steeds dichterbij. Een deel van mijn traject vlieg ik over de weg, flinke wind in de rug. Dat gaat lekker: 35 km/u! Ik rijd langs eindeloze bossen kurkeiken, waarvan de basten hier en daar gestroopt zijn voor kurk (dat weliswaar steeds minder gebruikt wordt). Het jaartal dat dit gebeurd is wordt erop gekalkt met witte verf, want het schijnt een jaar op tien te duren voordat het weer geoogst kan worden. Zo rijd ik langs bomen met ’10’ of ’07’ of langer geleden, hoewel het soms nauwelijks leesbaar is.

Tegen het eind van de dag kom ik langs zandsteen formaties, die niet onder doen voor ‘Bryce Canyon’ in de VS (waar ik nooit geweest ben, maar ik ken het van plaatjes): prachtige, grillige torenformaties met mooie kleurlagen, van zandgeel tot rood-oranje. ‘Orgues’ heten ze hier, bij Ille-sur-Tet (rara naam, eiland op je hoofd, maar dat schrijf je geloof ik anders). ‘Tet’ is overigens de rivier die hier stroomt. Helaas is het zwaar bewolkt als ik een foto van de orgels maak.

Als het (weer) gaat regenen besluit ik dat ik vanavond en morgen (rustdag), maar eens echt goed ga rusten voor de oversteek naar Spanje: ik huur voor twee dagen een mobile-home op camping les Cerisiers (tussen de kersenbomen, die helaas al geoogst zijn) in Céret (N42.4905 E2.7636). Waanzinnig, wat een luxe! Nog comfortabeler dan die kleine caravan laatst. Eigen douche, toilet en keuken, het kan niet op. Ze staan wel schouder aan schouder, maar het is gelukkig niet zo druk; ik hoor wel een buurman luid niezen.. Hoe zou het hier in het hoogseizoen zijn..?

Céret is een heel leuk dorp/stadje, met duidelijke catalaanse sfeer. In veel restaurants vind je tapas op de kaart en de muziek is spaans. Het schijnt dat leden van de ETA zich lange tijd in deze regio ongemoeid schuil hielden, een echt rovershol, hoewel dat eigenlijk een te romantische benaming is voor deze groep. Totdat de franse en spaanse autoriteiten eindelijk zijn gaan samenwerken en er inmiddels flink wat wapendepots zijn gevonden en een aantal kopstukken van de afscheidingsbeweging zijn opgepakt.
De enorme platanen in het dorp en de gezellige barretjes en restaurantjes roepen nu in ieder geval de sfeer op dat alles ‘pais & vree’ is.
Morgen tijd voor de was en fietsonderhoud! En een toevallige lunch met Peter uit Cambridge. Wordt vervolgd.

Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties

Slecht weer, een ‘afrikaanse’ camping, ontmoeting met clubgenoot en mijn derde mijlpaal

3 Juni, 32e dag. Zwaar bewolkt, beetje regen. 85 km gefietst. Frankrijk heeft een ‘pont’ ofwel een bruggetje: hemelvaartdag vrij en vrijdag erna ook vrijgenomen, dus samen met het weekend vier dagen vakantie (ik vertelde er al over). En wat doen de Fransen tijdens hun ‘pont’? De ‘Pont’ bezoeken, oftewel: de Pont d’Arc, de beroemde natuurlijke rotsbrug over de rivier de Ardèche. Hèt handelsmerk van dit département en zéér populair bij mijn landgenoten.

Mijn route loopt op ongeveer 13 km afstand langs dit natuurfenomeen, maar ik besluit het overbekende plaatje toch eens te bekijken. Je komt niet vaak zo dicht langs een ‘wereldwonder’ als dit, nietwaar? Maar nauwelijks heb ik de afslag naar ‘Vallon Pont d’Arc’ en de ‘Gorges de l’Ardèche’ genomen, of ik beland in een file met andere pont-genoten. Je zou zeggen, dat is mooi: zij in de auto en jij op de fiets.. Nou, nee, de weg is zo smal, langs de kloof van de rivier, dat ik de auto’s in beide richtingen (velen met caravan en NL-nummerbord) niet kan passeren. Ik betreur mijn beslissing om deze D-tour (P-tour?) te maken, maar zet, omdat ik nu eenmaal de beslissing heb genomen, toch maar door.

De Pont is werkelijk fenomenaal! Wat de natuur uit zichzelf kan klaarspelen. Miljoenen jaren meanderend door het relatief zachte zand-kalksteen, totdat de slingers elkaar raken en uiteindelijk doorbreken, in dit geval resulterend in een natuurlijke brug. Ik maak er, net als honderden andere toeristen een hele serie foto’s van, van beide zijden. De kanoërs op de rivier zullen zich in een bevoorrechte positie wanen: geen file, hoewel er zich velen op de rivier bevinden. Maar zij moeten straks toch met de auto de terugtocht aanvaarden; tegen de stroom in varen -hoe rustig ook- zit niet bij de prijs inbegrepen. Wel een ritje met een busje… in de file.

Maar als ik tijdens de lunchpauze terugfiets blijkt het verkeer als een fantoom te zijn verdwenen. Iedereen aan de hamburger-friet, behalve de eenzame fietser, die besluit van deze rust gebruik te maken en snel naar zijn fietsroute terug te keren. Leve de maag, leve de honger (trek, volgens sommigen), leve de gewoonte om tussen 12:00 en 13:00 je auto langs de kant van de weg te zetten en te gaan eten. Ik profiteer van deze stilte en stel met plezier mijn ‘baquette fromage’ nog een uurtje uit. Als ik op de route terugkeer vind ik een stil weggetje en stil mijn dan inmiddels knorrende maag…

Ik eindig de nog steeds zwaarbewolkte dag in Saint Ambroix, op een door PB aangeraden camping, midden in het kleine stadje, met een heerlijk zwembad erbij. Dat was kennelijk in 2008 zo, maar nu is het zwembad kapot, zegt de bejaarde eigenaresse en zij int het campinggeld contant in haar schort, zonder bon of kwitantie, als zij op een klein vouwfietsje bij mijn tent voorbij komt. Het sanitair heeft een toegangscode, omdat de dorpsgenoten er anders ook gebruik van maken.. Ik vind de camping matig, maar ontmoet wel mede-fietsers: een nederlands stel, op weg naar Barcelona, dat een deadline moet halen en dus ’s ochtends al vroeg in de stromende regen is vertrokken, en een vlaams gezin uit Brussel: Toon, Catherine, Luca en Toine. De twee laatsten zijn hun kinderen van -ik schat- 1,5 en 3 jaar. Zij fietsen van Zuid naar Noord, dus terug naar huis. Grote koepeltent en beide op fiets met aanhanger: de één met de kinderen, de ander met de enorme hoop bagage die je met kleine kinderen nu eenmaal moet meenemen. ‘Pampers enzo’ (met ‘a’ uitgesproken; niet met ‘è’; fantastisch die Belgen, die alle buitenlandse woorden ‘vervlaamsen’). Erg aardige mensen; zij fietsen één dag en rusten dan één of twee dagen. De kinderen amuseren zich prima, de oudste met een grote tak sjouwend, de ander kruipend over het natte grindpad van de camping. Die bouwen wel resistentie op!
We maken allen, met toestemming van de oude dame, gebruik van de overdekte terrassen van de mobile-homes die ook op de camping staan, want het regent inmiddels pijpenstelen! Het dorpje zelf is niet ongezellig, maar nodigt nu ook weer niet uit om nog een nachtje te blijven.

’s Nachts regent het alweer ‘cats&dogs’ (ik verbaas me altijd over deze uitdrukking, die je zo leuk letterlijk in een andere taal kan gebruiken, maar dan snapt natuurlijk niemand wat je bedoelt..) en de donderslagen houden me langdurig uit m’n slaap. Mijn schoenen staan in de buitentent, maar die zijn in de ochtend vol water gezogen. Lekker fietsen met kletsnatte sportschoenen… Ten einde raad ga ik op mijn sandalen (speciaal meegenomen voor zwem-escapades in leuke snelstromende riviertjes..) in een caféetje mijn temparatuur en mijn telefoon opladen. Drie ‘grands crèmes’ moeten er aan te pas komen om me weer behaaglijk te voelen. Pfew, je zal dit weer maar weken achtereen hebben… De tent heeft zich in het nachtelijk geweld overigens goed gehouden! Als ik Toon ’s ochtends vraag of de kinderen goed geslapen hebben, i.v.m. het onweer, antwoordt hij dat zij niets gehoord hebben; het was toch niet dichtbij? Nou, het was récht boven ons hoofd, maar zoals kinderen overal doorheen kunnen slapen, heeft Toon kennelijk ook een ‘kinderlijke’ slaap over zich! Ik bewonder de rust die deze mensen uitstralen, terwijl kamperen met kleine kinderen toch een flinke dosis stress kan opleveren.

Die dag (4 Juni, 33e dag; 43 km gefietst) rijd ik naar een camping in Lezan, onder bezwangerde hemel, met dan weer regen, dan wind, en een zon die zich ècht niet durft te laten zien. De camping, Mas des Chènes (N44.0229 E4.0452) is drukbezocht: een nederlands stel met caravan en ik zijn de enige gasten die avond. De eigenaren hebben de camping 1,5 jaar geleden gekocht; het was één en al verval. Zij hebben er een frisse, schone camping van gemaakt, die ik niet speciaal zou noemen, ware het niet dat hij bij mij een afrikaanse sfeer oproept. Afrikaans? In Frankrijk?

Dat zit zo: hij ligt aan de traag stromende rivier de Gardon (zijrivier van de Gard, je weet wel: van de Pont du etc.), waar een witte koereiger opstijgt als ik aan kom lopen. Deze vogels zie je vaak in natuurdocumentaires op neushoorns of olifanten zitten. Ik hoor bovendien een duivensoort die ik ook alleen van dit soort natuurfilms ken en om het plaatje compleet te maken staan op de camping bomen van een accacia-soort, waaronder het geel geworden gras (van de droogte van de weken hiervoor) scherp afsteekt. Ik waan me in de Serengeti en er zou zo maar een krokodil uit de Gardon kunnen opduiken. Teruglopend kijk ik toch iets beter om me heen dan ik in normaal zou doen…

Wat ik nog niet verteld heb is dat ik hier aankomend aan de jonge eigenaresse vroeg of zij geen mobile-home of anderszins voor mij beschikbaar heeft. Ik heb geen zin om nog zo’n nacht in noodweer door te brengen. Als ik de prijs van een mobile-home te hoog vind, zegt ze met enige schroom dat er ook nog een kleine caravan is, maar die is sinds de winter niet schoongemaakt. Zij gaat mij voor als ik dit onderkomen wil bewonderen en aan de hopen gras en andere ingewaaide rommel te zien denk ik: ik ben de eerste gebruiker, prima! Alles beter dan de tent. Zij denkt daar kennelijk anders over en vraagt of ik een uurtje heb, zodat zij de caravan kan fatsoeneren. Ook prima; ik rijd terug naar het dorpje, naar een ‘hotel-restaurant’ dat ook in het boekje van PB wordt genoemd. De huidige eigenaren uit Algerije hebben er een luidruchtige snackbar/disco van gemaakt, maar de hamburger-friet-stokbrood smaakt er niet minder om. En met ‘ma’a salèma’ als afscheidsgroet creëer je vanzelf verbaasde, maar enthousiaste reacties. In koor wordt mij ‘salam aleikum’ toegeroepen (denk nu niet dat ik een talenwonder ben, maar als ik ergens kom, zoals jaren geleden in Egypte, probeer ik minimaal drie woorden van het land te leren, waaronder: goedenmorgen, goedenavond en tot ziens, en dat is het; o ja, en tot 10 tellen, altijd handig, als bankman..). Maar ook nu komt het van pas, want ik mag mijn koffie niet betalen!

Twee uur later kom ik terug op de camping.. is de vrouw nog steeds aan het poetsen! Ik merk op dat ik ‘mr. le president’ niet ben, maar haar norm ligt hoog. Ik ben in de zevende hemel als ik de kleine caravan betreed: wat kan je kleine ‘luxe’ waarderen als kruipen in nat gras je alternatief is! Heerlijk, een echt bed en een kookstel en een voortent waar mijn fiets kan staan, droog dus. Ik geniet!

De volgende dag (5 Juni, 34e dag) wordt mijn ‘rustdag’; tijd om de was te doen (zondag) en mijn remblokjes van het achterwiel te vervangen. Ik merkte al dat deze rem nogal ‘sponzig’ voelde: hard knijpen, weinig reactie. Als ik de blokjes naast elkaar leg: oud en nieuw, dan schrik ik dat ik hiermee de laatste col heb afgelegd. Compleet versleten! Waar de nieuwe blokjes een flink reliëf hebben, hebben de oude geen enkel profiel meer, sterker, ze zijn nog niet de helft zo dik als de nieuwe blokjes. Dat werd dus tijd!

Ik heb die dag ook een afspraak met Kees, vriend en clubgenoot, die op 120 km afstand van mij vakantie houdt. Die omweg zou voor mij op de fiets 2-3 dagen kosten (een colletje of wat onderweg), maar met zijn auto is dat in twee uur gepiept. Als hij arriveert ben ik net klaar met mijn klusjes. Aan de plastic buitentafel van de caravan drinken we een glas en praten bij. Dat doen we verder op het gezellige terras van restaurant Meli-Melo (aanrader) in het nabij gelegen plaatsje Anduze. Leuk om elkaar ‘in den vreemde’ te ontmoeten! Kees, jongen, puik dat je na een zware tocht uit Nederland (met onderweg hetzelfde onweer als het ‘mijne’) bereid bent om nog eens in de auto te gaan zitten, naar mij toe..

6 Juni, 35e dag (90 km gefietst!). Redelijk mooi weer, zonnetje, weinig wind. Dat komt goed uit, want ik wil een alternatieve route volgen die door PB wordt beschreven als ‘een betoverend mooi’: het dal van de Buèges. Dat klinkt aanlokkelijk, ware het niet dat dit alternatief beduidend zwaarder is: een flinke steile klim, terwijl de andere keuze redelijk vlak is. Ik zwicht voor de betovering en sla op het keuzepunt de weg in naar St. Jean des Buèges. Na eerst een kleine klim kom ik aan de rand van een valei die oprecht mooi is te noemen. De betovering moet dan nog beginnen… Het dorpje in het dal ligt fantastisch in de halfzon: dan weer wel, dan weer niet belicht, zodat de heuvels lijken te bewegen in het licht. De afdaling naar het dorpje toe is vingertergend en ik ben blij de blokjes vervangen te hebben. In het dorp lijkt de tijd stil te hebben gestaan; een enorme plataan rijst op in het ‘centrum’ en het lijkt alsof het dorp rondom deze oude heer is gebouwd. Bij het riviertje de Buèges is een café-tje dat uitnodigt om te gaan zitten, maar ik moet nog een forse klim het dal uit…

Net aan de klim begonnen realiseer ik mij dat ik er al 60 km op heb zitten, eigenlijk mijn dag’tax’ en nu begin ik aan mijn tweede ‘hemelvaart’. Een camping à la ferme aan het begin van de bergetappe doet me bijna besluiten om te stoppen, maar het vooruitzicht op (alweer) slechter weer morgen doet me toch doorgaan. Het is maar 15 km?! Ik ploeg, ik ploeter, ik zweet, ik twijfel; doe ik hier goed aan..? Voordeel: het weggetje is uiterst rustig, net breed genoeg voor één auto en ik tel er hooguit een stuk of vier. Allemaal respectabel stoppend om mij met rood hoofd door te laten! Het laatste stuk van drie kilometer is volgens het hoogteprofiel in mijn boekje het zwaarste en dat is terecht. Ik slinger in laagste verzet naarboven. Alle drank is al op (twee liter Rabo-bidons en de dagelijkse liter melk; alleen nog een halve fles wijn in de tas, maar dat lijkt me geen toverdrank in dit geval..). Uitgeput kom ik aan op een hoogvlakte en de blik terug in het dal is inderdaad van wonderschoon: is dit werkelijk? Ruig en liefelijk tegelijk. Als een spaanse zigeunerin, maar dat zijn overpeinzingen die bij mij opkomen als ik niet meer helder kan denken. Of is het dan toch de betovering….?

De afdaling is een koude douche: moe, bezweet, met een frisse wind over de natte rug. Plus stijve vingers van het afdalen. Maar de wereld wordt wel weer aardser: wijngaarden en dorpjes. En meer verkeer. God, wat ben ik blij dat tijdens die steile klim niet continu een auto wilde passeren. Nu kon ik tenminste in mijn eentje afzien (zonder meewarige, of erger, schaterlachende toeschouwers). Ik maak die dag overigens mijn eerste ‘pr’ (vrij naar Quirin): een persoonlijk record van 90 km, met die bergetappe laat in de dag. De camping in Saint André de Sagosin, le Septimanien (N43.6397 E3.497) heeft een zwembad, het eerste dat gevuld én open is, en ik duik er meteen in, ongewassen met mijn fietsbroek aan. Ik ben de enige klant die 18 gr. ‘trotseert’, dus ik besmet er niemand mee. Die avond is er volop zon en ik profiteer van een niet bezette mobile-home naast mijn tent: voor mij een stoel en een tafel op het terras. Het voordeel van het voorseizoen. Alles smaakt die avond dubbel zo lekker!

7 Juni, 36e dag (53 km gefietst). Inderdaad is het weer verslechterd; zwaar bewolkt, af en toe wat regen. Vandaag ga ik de kust bereiken! Het landschap is beslist Mediterraner, maar de wijngaarden blijven. De druif is een muskaatsoort, waar men een zoetige witte wijn van maakt. Niet echt mijn ‘ding’. De temparatuur is niet Mediterraan: zo’n 17 gr. In een klein stadje voor de kust, Pézenas, werk ik in een cyberbar mijn weblog bij: foto’s opladen en van onderschrift voorzien. Ook weer een paar filmpjes toegevoegd! Wat foto’s betreft zijn jullie nu ‘bij’ tot vandaag. Er gaat zo maar 3 uur overheen voordat ik weer op de fiets stap…

Laat in de middag bereik ik Vias Plage en ik rijd mijn fiets een kleine duinovergang op. De zee, DE ZEE! De Middellandse Zee, zo grauw zo grauw, want dat is vandaag van toepasing. Ik loop het strand op en ‘zoen’ het water. Na 1880 km kan ik dit toch eigenlijk ook wel een mijlpaal noemen; mijn derde als ik het wel heb. Het plaatsje is van het toeristische soort: winkeltjes met (bad)kleding, strandspullen en ansichtkaarten. Alleen de toeristen ontbreken, afgezien van een enkeling. Er zijn hier massa’s campings die door PB worden ontraden: duur, vies en lawaaierig. Eigenlijk een reden om toch een kijkje te nemen (iedereen verdient een tweede kans..), maar de druppels die weer vallen doen me besluiten mijzelf voor deze mijlpaal te tracteren op een heus motel, 10 m van het strand. Met wat onderhandeling kom ik tot een acceptabele prijs en ik krijg een kamer met vier slaapplaatsen, waarvan ik natuurlijk het grootste bed ga beslapen. Gelukkig ook hier ‘oreilles’ in de kast, want die hoofdrol vind ik niks om op te slapen. Na een heerlijke pizza Siciliana in een restaurantje en een koffie in een lounchebar (nieuwe muziek gehoord: Jehro, lekker ‘laid-back’) geniet ik van een heerlijke nachtrust, maar word wakker van de wekker en vervolgens de televisie en een luide conversatie in de buurkamer… Oeps, wat moet het hier in het seizoen verschrikkelijk zijn, met die gehorige kamers en dan waarschijnlijk overvolle bezetting. Zou PB wat betreft die campings dan toch ook gelijk hebben? Ik hoef er niet over in te zitten; ik ga weer verder, het binnenland weer in, richting Béziers, Cataluña in Frankrijk…

Geplaatst in Reisverslagen | 3 reacties

Quelques jours suivants

Ik loop een beetje achter met mijn blog; een paar dagen zal ik dan ook achtereenvolgens beschrijven.

30 Mei, 28e( fiets)dagen. 70 km gefietst. Zon, maar een zeer pittige zuiden wind vanuit het Rhonedal. Ik moet een paar keer omhoog en omlaag, maar zelfs in de afdaling moet ik bijtrappen om naar beneden te komen! Kan je nagaan hoe lekker het de berg op gaat vandaag.. Ik rijd naar Condrieu en het laatste stukje afdalen via een paar haarspeldbochten is echt een beetje eng. Als ik de bocht om ga rukt de wind hevig aan mijn stuur en dat juist aan de kant van het dal fietsend, met een klein stenen muurtje als afscheiding. Niet echt relaxed..

Voordat ik deze afdaling begin heb ik overigens een mooi uitzicht over het Rhonedal, met in de verte de grote koepels en lange schoorstenen van een kerncentrale, waarvan Frankrijk er velen heeft. Als ik ergens niet in wil zwemmen, is dat de Rhone, want die was altijd zwaar vervuild; of dat nog zo is, weet ik niet. Dat doet me ineens denken aan een fietsvakantie met Mieke in het Lake District: vlakbij een klein plaatsje met de mij onbekende naam Windscale fietsen we langs een zwaar beveiligde fabriek. Iets verderop is een maagdelijk strand en het is prachtig weer, dus ik besluit een duik te nemen in de Ierse zee. Maanden later lees ik in de krant dat Windscale de naam heeft veranderd in Sellafield, vanwege de slechte naam die het heeft gekregen door de radio-actieve lozingen in zee, door de…. juist, de opwerkingscentrale in het dorpje! Dat was dus die beveiligde fabriek, waarvan wij ons afvroegen wat het toch was en daarom straalden mijn ogen ’s avonds in de tent groen licht uit… Het is te hopen dat we ooit nog eens een kernenergieloos tijdperk ingaan; allemaal op de fiets zou ik zeggen!
De camping in Condrieu, Belle Rive (N45.4595 E4.7739), is niet slecht, maar ook niet om te onthouden.

31 Mei, 29e dag. 60 km gefietst. De hele dag regen! Mijn ‘intermezzo 4: Pokkeweer’ gaf het al aan. Het ene moment motregen, overgaand in druilregen en met regelmaat ontaardend in keiharde regen. Eskimo’s schijnen wel 90 uitdrukkingen voor sneeuw te hebben. Nou, ik denk dat wij met regen ook een heel eind komen…!

Ik fiets langs kersenboomgaarden en perzikbomen. De kersen zijn rijp en die heb ik ruim geproefd, maar de perzikken zijn nog steenhard. Ik moet denken aan het rijmpje: ‘Jantje zag eens pruimen hangen, oh, als eieren zo groot..’. Hoe het oorspronkelijke versje verder gaat, weet ik overigens niet meer, maar ik ken wel de persiflage van John O’Mill (waarschijnlijk een pseudoniem van Jan van de Molen) en die is prachtig: ‘..de buurman zag zijn bolle wangen en sloeg de vuile gapper dood’! Gelukkig is in mijn geval de buurman in geen velden of wegen te bekennen, vandaar dat ik het kan navertellen… Een enorm veld met klaprozen fleurt de dag enigzins op; ook veel korenbloemen, die bij ons allemaal worden weggespoten. Leve de monocultuur!

In Sarras-sur-Rhone drink ik koffie op een overdekt terras, direkt bij de oprit van een mooie brug . Voor het terras is een rotonde en van de brug afkomend dendert de een na de andere vrachtwagen over de rotonde, zwaar sturend om de bocht te maken. Het is me echt een komen en gaan van die ‘poid lourds’; even schiet door me heen: er zal er toch maar één tussen zitten die vergeet de rotonde af te ronden… Hij zou zo, over het terras, de bar binnen rijden! Gelukkig zit ik daar voor de lunchpauze van de heren chauffeurs, die doorgaans met wijn wordt genuttigd…

Maar ik moet weer verder, door de stromende regen. Bovenop een heuvel kom ik een geheimzinnig gedenkteken tegen: een pilaar met bovenop een cirkel, waarin een soort zon met stralen en het jaartal 1850 staan en drie romeinse cijfers (8, 9 en 3; in die volgorde) en daaronder de woorden ‘Carpe diem’. Een vrijmetselaarsteken? Of heeft HK dit speciaal voor mij laten plaatsen om me op te beuren..? Het is in ieder geval een foto waard.

In Tournon twijfel ik of ik zal stoppen of nog een klein stuk door zal gaan. Het Office du Tourisme is nog dicht en omdat er tegenover een snackbar open is, eet ik een lekkere vette ‘friet met’. Als het bureau opengaat informeer ik naar een toeristisch treintje, dat volgens PB ook fietsen meeneemt…! Nu is dat natuurlijk een beetje smokkelen, maar ik heb mij voorgenomen om ook een beetje de toerist uit te hangen en een toeristisch treintje valt daar zeker onder. Het treintraject snijdt bovendien een klim van 15 km af, want het treintje volgt een mooi spoor met tunnels door de berg, om aan de andere kant, in Lamastre, zich bij de bergroute te voegen, zo vertelteen folder. Dat je volgens mijn boekje ook je fiets in het treintje mag meenemen is dan natuurlijk mooi ‘meegenomen’, toch?
De dame bij het Office helpt me echter snel uit de droom: sinds 2008 rijdt het treintje niet meer (mijn boekje is van 2005; lekker goed voorbereid..), maar er gaat wel een soort karretje voor vier personen, waar je ook je fiets op kan meenemen. Maar dat toeristische substituut begint pas… in de maand juli. En dat is volgende maand, zegt zij met een zoete glimlach. Ik glimlach terug, als een boer met kiespijn! Een smokkelroute waar niet me te smokkelen valt.

Maar zij heeft wel een positief bericht over een betaalbare hotelkamer, want met dit weer heb ik geen zin om mijn tent op te zetten.. Ik word verwezen naar Camping le Manoir, die ook een paar hotelkamers heeft. Een paar kilometer buiten het stadje (dat niet veel bijzonders is, maar dat kan ook aan het weer liggen), op de route die ik de volgende dag moet fietsen, dus dat komt goed uit. De kamer is prima! Mijn tent, die ’s ochtends al nat was, en mijn kletsnatte regenkleding hang ik met een mooie lijnenconstructie te drogen in de kamer. Ze zullen wel wat gewend zijn bij een hotel-camping! De campingbaas verwarmt zonder probleem mijn lasagne kant-en-klaar maaltijd op. Komkommer erbij, hoewel ik niet weet of dat wel zo gezond is tegenwoordig…

1 Juni, 30e dag. Weer geen mooi weer: bewolkt en veel regen. 57 km gefietst. Als ik ’s ochtends lekker op tijd mijn fiets uit de schuur van de camping haal, is mijn band lek! Rare gewaarwording: gisteren niets aan de hand en nu leeg. Maar ik kan de band nu wel overdekt plakken! Goed de binnenkant van de buitenband controleren op doornen of steentjes, maar ik vind niets. Zeker een zwak plekje in de binnenband. Goed, mijn eerste ‘platte’ zit erop (en er zouden er nog velen volgen, hoor ik je gniffelen..).

Ik fiets naar Le Cheylard, waar ik alweer het Office du Tourisme binnen ga, op zoek naar een Chambre. In dit stadje zijn een aantal hotels, maar aangezien morgen mijn echte eerste bergetappe op het programma staat, wil ik liever nog wat verder fietsen om de volgende dag de klim vers in de ochtend te kunnen beginnen. Ik zie in een folder dat in Dornas, 10 km voor de top en aan het begin van de steilste klim, een kamer te boeken is voor € 20,-. De eigenaar is er nog niet, maar als ik er aankom blijkt het een mooi (berg)huis te zijn. Ik drink een biertje onder een afdak (altijd bij me om het einde van de fietsdag te ‘vieren’) en eet wat olijven.

Even later komt Roger aanrijden, in een oude Peugeot (geloof ik): wilde grijze haren en een vriendelijke blik. Hij vertelt dat ik het hele huis mag gebruiken! Hij haalt een fles witte wijn van de streek uit de auto en we hebben direkt een leuk gesprek (gelukkig spreekt hij duidelijk en niet te snel, dus kan ik het nog volgen). Na een halfuur staat hij plotseling op en zegt ‘kom, ik nodig je uit om bij mij en m’n gezin te komen eten’. Hij heeft kennelijk even de kat uit de boom gekeken en gedacht dat het wel ‘oké’ is.. Hij belt met zijn vrouw dat we eraan komen. Hij woont twee kilometer verderop in een gehuchtje met zijn gezin, althans, één dochter woont nog thuis, de andere kinderen zijn het huis al uit. Zijn vrouw Catherine en dochter Manon ontvangen mij hartelijk, in een mooi huis met bijna een meter dikke, ruw-stenen muren en zware oude houten balken. Ik mag heerlijk mee eten en alweer gaat de conversatie tot mijn verbazing best aardig. Zou het de wijn zijn? Manon maakt een foto van ons drieën.

Roger, een gepensioneerd welzijnswerker, brengt me aan het eind van de avond terug naar het huis en belooft de volgende morgen ontbijt te komen brengen. Zijn vrouw moet de volgende dag werken, in Tournon, in een verzorgingshuis. Dat Manon thuis is heeft te maken met de feestdag morgen, want normaal zit zij door de week op een internaat. Zij heeft een ‘pont’, ofwel een brugvakantie: donderdag t/m zondag vrij.

2 Juni, 31e dag. Mijn hemelvaartdag! 56 km gefietst. Bewolkt, maar overwegend droog, later die dag wat opklaringen.
Roger komt stipt om half negen met zijn oude auto aanrijden en heeft een heerlijk ontbijt meegenomen: ik krijg zelfs ter plekke gebakken eieren voorgeschoteld, voor de forse klim van vandaag! Wat een ongelooflijk aardige mensen ontmoet ik weer. Hij bevestigt dat hij dit doet omdat ik alleen ben; met gasten die samen of in een groepje reizen zou hij dit niet zo snel gedaan hebben. Helemaal voldaan en met een warm gevoel door de gastvrijheid vertrek ik, op weg naar mijn persoonlijke ‘ascuncion’, nagezwaaid door deze gouden man met wilde grijze haren!

De klim is werkelijk serieus! Eindpunt 1119m; startpunt ongeveer 600m en dat 10 km overbruggend. Stijgingspercentages staan om de kilometer aangegeven, maar als het meer dan 6% wordt moet ik echt terug naar het allerlichtste bergverzet. Hijgend en puffend kom ik uiteindelijk aan op de Col de Mézilhac (N44.8082 E4.3464; coördinaten van het leuke huis in Bornas ben ik vergeten te noteren, maar dat ligt dus iets voor de col), waar het uitzicht helaas belabberd is, omdat al die mooie vergezichten door de wolken worden afgeschermd. Roger vertelde me dat je bij helder weer de Alpen kunt zien en veel dichterbij ligt een vreemde puist, een afgeronde, maar toch steile kegel, die de overgebleven krater is van een vulkaan; de rest is weggeërodeerd. We zitten per slot van rekening aan de rand van de Auvergne, met de beroemde Chaîne des Puys, een lint van oude vulkanen. Maar dit alles blijft vandaag voor mij verborgen.

Voordeel van dit weer is dat ik niet met 30¤ de helling heb hoeven nemen; maar een tweede nadeel van dit weer is dat ik behoorlijk bezweet de top bereik en onmiddelijk verkleumd raak door de wind die er waait. Maar ook dit nadeel wordt overwonnen door de aanwezigheid van een bar-restaurant, dat nog open is ook zo vroeg in de ochtend. Op de col ligt nl. het plaatsje Mézilhac en het eerste gebouw dat je tegenkomt is deze oase, komend uit de ‘wildernis’. Die grote koffie heb ik wel verdiend! Ik sms Roger dat mijn ‘ascuncion’ volbracht is, maar voeg er aan toe: ‘parceque il n’y pas une piste velo vers le ciel, je reste sur le monde’! Hahaha… Ik vervolg mijn tocht naar Vogüé, voor een volgende bijzondere ontmoeting!

Gusta & Wim zijn nl. in de buurt op vakantie, zo’n 50 km naar het oosten en we hebben afgesproken elkaar te ontmoeten als het mogelijk is. Omdat tussen hun vakantieplaats en mijn camping in het mooie plaatsje Vogüé nog een col ligt, die volgens Wim niet mis is, zijn zij zo lief om mij op te zoeken met de auto. Ik ben nog volop bezig met mezelf te installeren als zij arriveren. Terwijl ik nog even snel ga douchen genieten zij van het uitzicht over de rivier de Ardèche, die direkt achter de camping stroomt. Op dit moment een kabbelend beekje bijna, maar aan de enorme steenpartijen in de brede bedding te zien is dat ook wel eens anders. Direkt bij de rivier mag dan ook niet gekampeerd worden.

Gusta is jarenlang onze trouwe oppas voor Jan en Daan, eigenlijk de oma die de jongens van mijn kant hebben moeten missen. Het is overigens Wim geweest, die als geschenk uit de hemel ons destijds bij een verhuizing ontmoette en Jan als baby in de maxicosi zag liggen. ‘Of Mieke niet een oppas zocht’; zij waren nl. ook net in hetzelfde dorp komen wonen! Het weerzien ‘in den vreemde’ is warm en vertrouwd. Gusta moet verschrikkelijk lachen om mijn baard!
We drinken wat in het dorpje dat tegen de hoge rotsen van de rivier geplakt ligt; zij nodigen mij uit voor een heerlijk diner in een leuk restaurantje. Én ik word weer keurig bij de camping afgezet. Zij moeten nog een hele rit over kleine weggetjes. Nogmaals dank, hè!

Geplaatst in Reisverslagen | 11 reacties

Intermezzo 4: pokkenweer enzo..

Het is me vandaag een dag wel: pokkenweer, wind en regen. Vanochtend lekke band, maar ieder nadeel ‘heb’ z’n voordeel, het gebeurt voor vertrek (eigenlijk vannacht dus; hij moet er zeker een nachtje over slapen om te besluiten leeg te lopen), dus kan ik hem overdekt plakken.

Maar verder doet mijn fietscomputer het niet goed, wat wel vervelend is want het is een belangrijke steun op trajecten met minder herkenningspunten, zoals vandaag met een pittige beklimming op het programma. Weinig dorpjes, dus hoe lang nog omhoog..? Ik vrees een batterij-kwestie: soms doet ie het, soms niet. En die heb ik nog wel vervangen voor vertrek! Verwisselen betekent dat de teller op nul komt te staan. Aii, wat jammer nu voor mijn ‘mijlpalen’.

Maar, we blijven alles van de positieve kant zien, want wat kom ik boven op de top van de col van vandaag tegen……?

Geplaatst in Reisverslagen | 9 reacties

‘Excursie’ naar huis voor een studentikoze avond

Daar ben ik weer! Terug van even weg geweest.
Het is heel gezellig, maar ook heel raar om drie dagen weer in NL terug te zijn, want dat is de bestemming van mijn ‘excursie’ (die Roel al verklapte; geeft niet jongen!). Drie heerlijke dagen met de familie, maar ook met drukke stations, drukke winkelstraten en een (gezellig) drukke sociëteitszaal van studentenvereniging Phoenix, want dat is de reden voor mijn ‘sabatical binnen sabatical’, zoals HK het mooi uitdrukt. Ik wilde aanwezig zijn op de ‘Pa-Zonen’-dag van de delftse jaarclub van Jan (deze dag heb ik in mijn studententijd niet meegemaakt, vanwege ziekte en later overlijden van mijn moeder, dus deze dag heeft een extra lading voor mij). Dus geen zadelleed Ben!

Mijn treinreis vanuit Lyon is voorspoedig (ik word naar Lyon gebracht door de zoon van de camping eigenaresse), op een bijna obligate vertraging na, op het traject Parijs-Rotterdam. De Thalys stopt niet in de residentie -lekker Nederlands- vandaar dat je moet kiezen tussen A’dam en R’dam. Maar het traject Leiden-Delft, naar Jan, slaat weer alles, hoewel de oorzaak tragisch is: een ‘botsing tussen een persoon en een trein’, zoals eufemistisch wordt omgeroepen. Op Den Haag HS gaat dus niets meer weg, of toch? Ik sta al bij de halte van tram 1 naar Delft, vlak voor station HS (de tram is net vertrokken, maar de volgende komt over 20 min.), als een omroeper van het spoor meedeelt dat er toch beperkt treinverkeer tussen HS en Delft plaatsvindt. En daar gaat de hele meute dan weer, terug naar het perron! Hoopvol naar de borden starend, blijkt even later dat er toch geen treinen gaan. Jullie herkennen wel hoe je je dan voelt: tram 1, die volgende dus, is inmiddels ook weg en ik ben al erg laat..

Dan maar een taxi en als ik een jonge vrouw in de eerst wachtende zie stappen, vraag ik naar de bestemming: mooi, dat is Delft, dus we delen de kosten. Zij moet na een drukke werkdag in het Fashion hotel in Amsterdam om zeven uur bij een etentje in Delft zijn, wat ze niet gaat halen, want het is al half acht… Hoewel het een vrolijke meid is, overvalt ook haar het bekende gevoel ‘dat heb ik weer; nooit in het openbaar vervoer en als ik er een keer gebruik van maak…’. Wie overkomt dit niet!

Als ik bij Phoenix aankom en diverse vaders en zonen op het balkon in de zon zie staan, bierflesje in de hand, word ik verwelkomd door Thomas, een van Jan’s clubgenoten die ik ken. Ik kan zeggen dat ik een uiterst gezellige avond heb met zijn jaarclub, met de steeds aktueler wordende naam ‘Gulden’. Het middagprogramma (karten) moet ik missen, omdat ik nog onderweg ben, maar de borrel en het diner zijn bijzonder weldadig te noemen. Ik kan me niet meer goed herinneren hoeveel gangen (met idem zoveel glazen wijn) wij voorgeschoteld krijgen. Het diner wordt gelardeerd met ‘speeches’ van diverse vaders en enkele zonen.

Vanzelfsprekend kan ik mij tijdens mijn lange treinrit naar NL goed voorbereiden op een mooie tekst, die ik zelf kan uitspreken, maar eerlijk gezegd ben ik in de trein nog zo met fietsen bezig, dat ik dat volledig vergeet. Maar de praatjes die tijdens het diner worden gehouden, kunnen achteraf eenvoudig ingedeeld worden in de studentensteden, waar de respectieve vaders zelf gestudeerd hebben: er zijn de oud-Delftenaren, die zinnige woorden spreken over de mooie stad Delft, haar sociëteit (waarin zij zelf menig uur doorgebracht hebben, dus logisch dat zij er veel over weten) en de schitterende studies van hun zonen, maar vooral die van henzelf (vaak één en dezelfde overigens). Dan zijn er de Utrechters (volgens mij ‘mag’ je geen Utrechtenaren zeggen), die de interfacultaire banden huldigen, niet alleen die met Delft en Leiden, maar ook met Groningen, dat volgens mij ook een vertegenwoordiger heeft die avond, maar of deze gesproken heeft kan ik mij, alweer, niet herinneren. En dan heb je onmiskenbaar de Leidenaren (geen ‘Leienaren’!). Waarom onmiskenbaar? Ach, iedere rechtgeaarde (ex)student van Hare Majesteits Eerste zal het herkennen en beamen: Leidenaren zijn geweldige redenaren, met veel woorden… alleen gespeend van enige inhoud. Helaas, of misschien wel gelukkig, mag ik mij tot de laatste groep rekenen, want hoewel ik niets heb voorbereid en dus ook niet van plan ben het mes tegen mijn, alweer lege, glas te tikken (‘Politesse!’ is niet nodig), word ik overdonderd door een spontane prijs die mij die avond ten deel valt.

Drim, zelf bezitter van een fijn bijgeschoren, maar nog enigszins donzig baardje, roept mij uit tot de vader met de mooiste baard…! Dat is warempel niet zo moeilijk in een gezelschap van nette heren, die, afgezien van enige haargroei onder de neus bij een enkeling, allemaal fris en glad geschoren zijn! En in een gezelschap met slechts één clochard, die met wat tegenzin zijn pak en das heeft aangetrokken. Maar die ene baard maakt kennelijk zoveel indruk onder de jongens, dat even later een mooie spaanse wijn voor mijn neus staat, die overigens prompt door mijn disgenoten (zonder baard) soldaat wordt gemaakt…

Tsja, wat moet je dan als vader. Dan kan je niet op je stoel blijven zitten, iets van ‘dank je wel; had écht niet gehoeven’ mompelend. Dus dan sta je op, schraapt je keel (krabt in je baard, want dat voorrecht heb ik nu) en je gaat praten. Wat ik daar vertel, blijft vanzelfsprekend tussen de dikke muren van de sociëteit, maar ik kan jullie wel verklappen dat het natuurlijk weinig inhoud heeft. En zo kan ik dus de ‘dubieuze faam’ van ‘mijn’ stad in ere houden.
Ik weet overigens niet wie achter deze sluikse opzet zit (of is het echt gemeend Drim?), maar ik vrees de genadeloze hand van ene ‘Strike’.

Mijn (gewone) fiets staat op station Leiden in de fietsenstalling geparkeerd (sluiting 01:30), maar als ik om 02:30 op mijn horloge kijk, kan ik die natuurlijk wel vergeten. Ik ben dolblij dat de vader van ‘Lucky’ (de tweeëenheid van ‘Strike’, zoals er meer combinaties zijn in het studentenhuis van Jan: ‘Waro’ & ‘Daro’, ‘Paper’ & ‘Scissors’ en nog zo wat andere duo’s, die ik hier beter niet kan noemen), dat die vader dus mij thuis wil afzetten. Nogmaals dank Gerard!

Zaterdag heb ik een lekkere dag met Mieke en Daan en we gaan gedrieën naar de nieuwe ‘Pirates of the Caribean’ (3D), die ik iedereen van harte kan aanbevelen (als je van een beetje kolder-film houdt). Ik laad nog wat foto’s op mijn blog, maar voor een paar filmpjes heb ik geen tijd; komt later wel.

En dan is het alweer zondag. Weer afscheid van Mieke, Daan en de hond en in de trein, terug naar Lyon. Geen oponthoud dit keer. Ik blijf me verbazen over die treinen in Frankrijk, die Parijs aandoen, maar niet er doorheen rijden: de lichtstad is het middelpunt van de wereld, dus je stapt in of je stapt uit. Op weg naar het zuiden moet je dus op Gare du Nord uitstappen, de metro nemen naar Gare de Lyon en daar weer instappen. Blijft onhandig, maar het verloopt zonder probleem.

Teruggekeerd op de camping geniet ik weer van het uitzicht en van de ondergaande zon. De zon die in NL niet schijnt dit weekend, sterker, het is bijna herfstachtig te noemen! Het is heerlijk om even thuis te zijn, maar ik verheug me om weer op pad te gaan. De fiets roept, de kilometers wachten op me: ‘Allons-y’!

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Intermezzo 3

Kort berichtje om mee te delen dat ik drie dagen even op ‘excursie’ ben.. Dus even geen reisverslag van mij, …wat jullie natuurlijk niet moet weerhouden om gewoon leuke berichten te blijven sturen. A bientot!

Geplaatst in Reisverslagen | 6 reacties