Het raadsel van 95,6 minus 8,3 is 95,8..

Rio Deva

Na mijn terugkeer naar Fuente Dé -met twee maal een ‘Ida’ in de kabelbaan; de baanmedewerker was niet bereid met de ‘heldhaftige’ (of beter: ‘jammerlijke’?) verklaring van mijn terugkeer mij het prijsvoordeel van een ‘Ida y Vuelta’ te gunnen; ‘soit’- verwierp ik direct het idee om terug te keren naar het hotel met de blèrende dreumes. Nee, ik wilde kijken of ik die dag grotendeels kon terugkeren naar het beginpunt van mijn ‘Anillo de los Picos’, in Poncebos, en vandaaruit toch nog Refugio Urriellu te bereiken..

Even een opfrisser

Met een totale geplande route van 95,6 km eindigde ik die dag op 87,3 km, de wandeling terug naar Fuente Dé niet meegerekend. Een ring met opening van 8,3 km.. Nu kwam het er op aan hoe snel ik naar Poncebos kon terugkeren, om de route in omgekeerde richting (in dit geval kloksgewijs) weer op te pakken, tijdens mijn laatste dag! Bij het verlaten van de gondel zag ik een ouder stel in een Nederlandse kampeerbus stappen. Landgenoten! Altijd bereid elkaar te helpen, toch? En ja hoor, in de roos; ik kon meerijden naar Potes, 23 km verderop in het dal. Zij kwamen uit Soesterberg en maakten een trip door Noord-Spanje. Moet ik met M ook een keer doen en dan ook in zo’n mooie, onopvallende bus: donkerblauw, zonder toeters of bellen; alsof je onderweg bent naar een werkklus (nou, die kwam er..!).

In Potes kwam ik, verd*md als het niet waar is, twee van de klimmers tegen die ik sprak in Cabaña Veronica en die mij adviseerden niet naar Urriellu af te dalen. Ook zij hadden kennelijk besloten -liftend- een omtrekkende beweging te maken. Zij gingen echter in Potes een hostal zoeken, maar dat vond ik nog te ver van mijn beginpunt. De bushalte bleek niet ver van de plek waar ik was afgezet en de bus stond al klaar om te vertrekken; over aansluitend vervoer gesproken!

Een authentieke Noord-Spaanse ‘Hórreo’, een oude (graan)schuur op poten, met platte stenen tegen de muizen

Weliswaar was de trip naar Panes, langs de Rio Deva, maar 28 km, maar hij deed er ruim een uur over, want over het hele traject langs de Deva waren enorme wegwerkzaamheden aan de gang, waarbij -alternerend, om de paar kilometer- de ene richting of de andere richting mocht doorrijden. Petje af voor de werklui die -onder het cementstof, aan de rand van de kloof- grote steunpilaren stonden te gieten, waarop een nieuw wegdek zou komen. De meesten met een Zuid-Amerikaans of een Afrikaans uiterlijk, voor zover zichtbaar onder helm en stofkapje. In Panes betrok ik hotel Covadonga, een prima hotel met dito restaurant.

Geen foto van de bustocht, dus maar een foto van een mooie bovist op de wandelroute
Hotel Covadonga, Panes

En vandaag probeer ik maar weer eens mijn ‘gouden’ duim uit, maar die blijkt dit keer van ijzer.. Het duurt bijna een uur voordat ik een lift krijg naar Arenas de Cabrales, waar ik twee weken geleden met de bus naartoe reisde. Vandaag komt de bus echter veel later, zodat ik maar weer een ‘auto-stop’ probeer. De Spanjaard vertelt dat de weg verderop is opgebroken (ook al) en dat we een omweg via de berg moeten maken; dat moet de bus ook, begrijp ik min of meer uit zijn rappe Spaans. Bovenop de berg, in een gehucht Alles, zegt hij niet verder te gaan, want hij heeft daar een afspraak.

Alles, Asturias, wat doe ik hier
Kan wel eens nodig zijn

Daar sta je dan, ‘in the middle of nowhere’. Hoewel al het verkeer hier langs moet, vanwege de opgebroken weg, is het dun bezaaid met de vervoersmiddelen (een paar tractoren..). Gelukkig heb ik aan het begin van de tocht een taxikaartje gefotografeerd en dat komt nu goed van pas. Met een kwartier wachten wordt ik na een lange rit keurig in Poncebos afgezet, bij de ‘funicular’, een kabelspoorweg van 5 km door een tunnel in de berg, naar Bulnes, het aanvankelijke eindpunt van mijn ringtocht in de Picos. De funicular bestaat sinds 2001; daarvoor was het alleen per karrespoor bereikbaar. Nú neem ik wél een retourtje voor de 400 m hoogtemeters die het treintje in 7 minuten aflegt.

Funicular Poncebos-Bulnes

Bulnes is een piepklein pitoresk, maar sinds 2001 flink toeristisch geworden gehucht; ik hoor van een lokale inwoner (één van de ca. 30!) dat men soms naar ‘die oude tijd’ terugverlangt, vanwege de vele rolkoffers die over het karrepad hotsen. Na een grote ‘cafe con leche’ ga ik op pad, met mijn volledige rugzak (waar ik mijzelf enige tijd later om vervl**k: had ik maar wat achter gelaten in het café; ik kom hier toch weer terug). Nu ja, volledig bepakt is wel zo consequent.

Bulnes

Ook nu is de lucht zonneklaar en het is ronduit warm. Ik ben er al achter gekomen dat heen-en-weer naar Refugio de Urriellu niet gaat lukken, maar ik heb mijn zinnen gezet op Refugio de la Terenosa, die halverweg de laatste geplande route ligt. Zo kan ik op tijd de kabelspoorweg terug nemen.

Al snel komt de kers op de taart van deze tocht in zicht, de Pico Urriellu, ook wel Naranjo de Bulnes genaamd. Een alleenstaande tand van 2.529 m hoogte, die op vrijwel alle internet pagina’s over de Picos prijkt. Rotsklimmers zijn er dol op. Ik kijk er met ontzag naar.

Pico Urriellu of Naranjo de Bulnes

Hoewel het minder leuk is een tochtje ‘vice versa’ af te leggen, geeft het toch voldoening als ik na twee uur de refugio halverwege bereik, na een flinke stijging over ruwe stenen en door een lieflijke, maar steile bergweide. Langs een groot deel van het onregelmatige pad hangen plastic sjerpen en hier en daar staan vlaggetjes in de grond geprikt: er wordt komend weekend een ‘corrido’, een ‘trailrun’ gehouden. Ik kom al een paar oefenaars tegen; vreselijk, springend over de stenen, die hier en daar nat zijn vanwege kabbelend water over het pad. Rara jongens / meisjes, die bergrenners, vooral als je er route afstanden van 50 of 75 km voor af moet leggen…

Refugio de la Terenosa
Nu één mét alcohol (2%!)

In Refugio de la Terenosa tracteer ik mijzelf op een échte Radler, met wel 2% alcohol. Ik leg me er bij neer dat ik het laatste, niet al te moeilijke stuk (vanaf deze kant) naar Refugio Urriellu niet meer kan volbrengen vandaag. Op weg naar boven kom ik vóór Terenosa nog een jong stel met twee rennende kinderen tegen, die uit Uriellu zijn vertrokken. De kinderen rennen heen en weer en lopen de route zo dus bijna dubbel.. Was niet moeilijk volgens hen.

Mijn apotheose? Ik keer voldaan terug in Bulnes en maak gebruik van het retourticket met de tunneltrein naar Poncebos. Een laatste lift (Nederlanders!) naar Arenas de Cabrales, waar ik mijn laatste hotel in de Picos heb geboekt (Hotel de la Rivera; vergeten een foto te nemen). Ik eet in de avondzon op het terras van een leuk restaurant een heerlijke ‘ragút de pitu con setas y hongos’ (de paddestoelen komen helaas niet uit deze regio, maar uit Burgos) en schrijf er mijn vorige blogbericht.

Foto ©️ James Naveso, internet

Als ik klaar ben en mij richting mijn hotel begeef, zie ik aan de andere kant van het pleintje twee bekende gezichten, T en A, uit München! Wat een enorme toeval en wat leuk om deze cirkel wel rond te maken. Zij vragen direct of ik mee ga eten en hoewel ik al een maaltijd op heb, ga ik natúúrlijk met hen mee, naar het sfeervol gelegen restaurant Casa Xurde, met de deuren wijd open naar het terras en een weiland met de bekende zachtbruine, gehoornde koeien. Ik houd het weliswaar bij (nog meer) wijn, terwijl zij andere lokale heerlijkheden bestellen. Een absolute aanrader.

Weerzien in restaurant Casa Xurde

Het is een enorm dierbaar weerzien en zij vertrouwen me toe -gemeend naar mijn idee- dat ze mij ook gemist hebben. Helaas komt het niet meer tot een spelletje ‘Qwirkle’, want dat ligt in hun hotel, ook in Arenas. Het is een prachtige afsluiting van een bijzonder mooie tocht, met gedurende negen dagen slechts één miezerige dag. Over een witte raaf gesproken..

De volgende dag nemen we nog samen de bus naar Llanes; zij daarna naar Bilbao, ik naar Santander

En het raadsel van de vreemde rekensom? Ondanks het feit dat ik 8,3 km van de ring niet heb kunnen volbrengen, heb ik zowel gisteren als vandaag natuurlijk wel twee kleine delen van de route dubbel afgelegd,  En daarom klopt mijn rekensom: 95,6 – 8,3 = 95,8 toch! Met een beetje creativiteit natuurlijk.. 😉

Blauw: gelopen route; zwart: gereden route (lift, bus, taxi)!

En jullie? Dank voor jullie belangstelling en reacties. Op naar een volgend avontuur! 😘

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Beter ten hele gekeerd…; over een goddelijke tocht, zonder apotheose

Het is wéér schitterend weer. Met slecht weer is een hoog alpiene tocht onmogelijk, dus ik tel mijn zegeningen. Bij regen: te glad; bij mist: geen zicht; bij onweer: kans op elektrocutie. Bij zon en helder weer? Kans op verbranding, dus ik smeer mij ruim in met beschermingsfactor 50. Ook de zonnebril is onmisbaar, want met de vele sneeuwvelden loop je zo sneeuwblindheid op. Ik heb ook genoeg water bij me in de platypus-drinkzak; de drinkslang met -tuit zit vastgeklikt aan de schouderband van mijn rugzak, zo voor het grijpen.

Helemaal op de top het bergstation van de kabelbaan

Ik ga vandaag van Fuente Dé naar Refugio Urriellu, aan de voet van de mythische Pico de Urriellu, ook wel de Naranjo de Bulnes genoemd. De refugio is de hoogste berghut die ik aandoe, op ca. 2000 m hoogte, dus ook wel een beetje mijn apotheose.. Dichter bij de goden kan ik op deze trip niet komen!

Maar dat hoef ik niet allemaal te lopen. Ik start op ca. 950 m hoogte en neem de kabelbaan die me naar 1850 m hoogte brengt. Het is een ‘paalloze’ baan, dat wil zeggen: alleen een dalstation en een bergstation; daartussen geen liftpalen, maar alleen een slaphangende ‘draad’ (die er -op het oog- voldoende dik uitziet). De gondel kan zo’n 20 personen vervoeren; een dame heeft kennelijk zóveel last van hoogtevrees, dat zij haar hoofd de hele rit van ca. 15 minuten in de jas van haar partner verbergt. Met zóveel hoogtevrees zou ik me helemáál niet in de bergen vertonen.

Fuente Dé (= parador en hotel) in de diepte
Beetje groen door het zonneglas van de gondel
Uitzicht bij het bergstation

Eenmaal boven waaieren de dagjesmensen uit, van uitkijkpunt, naar kleine rondwandeling of naar het restaurant, mét prachtig uitzicht. De échte ‘die hards’ gaan verder… met klimtouwen en helmen op! Nee, denk niet dat ik mij tot de goddelijken reken; dat is teveel eer voor een simpele laagland bewoner zoals ik en dan ook nog eens één die twee meter onder zeeniveau leeft (waarover straks -helaas- meer).

Iets glimmends op de kam

Desondanks ben ik samen met wat klimmers een van de weinigen die op weg gaat naar de refugio. De totale afstand is niet lang, ca 8 km en het stijgingspercentage is -op een klein stuk na- niet veel meer dan 10%; dat kleine stuk staat overigens met kleinere stippen op de kaart, maar het is maar een zeer beperkt deel van de route…

Onderweg vastgelegd door twee aardige ‘die hards’ (= klimmers)
..die vervolgens op weg gaan naar de wand (brrrr..)
Een alpenkraai (hoge schriele fluit) lonkt naar wat voedsel

Al snel zie ik op de eerste kam iets glimmends; dat moet Cabaña Veronica zijn, een refugio libre ongeveer halverwege de route, die op een metalen iglo lijkt. Ik had in mijn internet voorbereidingen al overwogen hier te bivakkeren, maar daar zou de tocht te kort voor worden, 4 km van de gondel. En gelukkig maar, want als ik er aankom is het een drukte van belang met rotsklimmers, die hier een soort ‘honk’ hebben gemaakt, alvorens in de wand te stappen. Eéntje staat in de piepkleine ruimte lekker eieren met spek te bakken op een klein gasfornuis! Er kunnen vier personen slapen; in nood wellicht zes. Buiten staat een picnic-tafel (goed vastgeschroefd), met een weergaloos uitzicht over alle pieken van het ‘macizo occidental en central’. Om er te komen moet ik eerst wel nog door enkele sneeuwvelden ploegen. Maar er is vóór mij goed ‘gespoord’.

‘De glanzende maancapsule’
Ik zet buiten, beschut in het hoekje, koffie
Het (volle) interieur van het klimmershonk; rechts achter de deur is een stapelbed met plaats voor vier personen

‘Fabelhaft’ uitzicht

Ik zet zelf buiten de capsule een heerlijke dubbele kop oploskoffie, waar ik later enige spijt van krijg. Maar op dat moment is het een goddelijk -alweer- genot; koekje erbij. Ik klets wat met de klimmers en vraag hen naar de resterende 4 km naar Refugio Urriellu. Zij raden mij beslist af naar Horcados Rojos af te dalen, dat is het kleine stippelstukje op mijn kaart; zonder ‘crampones’ (stijgijzers) zouden zij dat zelf niet overwegen, vanwege de ‘pendiente’ (daar heb je ‘m: de befaamde hellingsgraad) en de sneeuwvelden. Oei, dat is een domper; daar had ik helemaal niet op gerekend! Met slechts een paar kilometer van de laatste hut en nog eens 8 km naar het punt waar ik mijn ronde begonnen ben, moet ik de ‘anillo de los picos’ wellicht openbreken? Zoiets als de open ‘O’ die overal op straat werd geschilderd toen in Zeeland werd overwogen de Oosterschelde helemaal af te sluiten? (welke protesten wel effect hadden, want er kwam dus een open stormvloedkering). Maar nu zit ik niet te wachten op een breuk in de ring, want dan moet ik hele andere plannen maken..

Op weg naar de Horcados Rojos

Vóór ik koffie ging zetten liepen er twee, ogenschijnlijk ervaren, wandelaars voor mij en iets verderop nog een paar. Maar die zijn tijdens mijn koffiepauze doorgelopen, ook op weg naar de refugio. Als ik bij de laatste kam aankom, vanwaar het inderdaad behoorlijk steil naar beneden gaat -rotsen afgewisseld met sneeuw- zie ik een heel stuk dieper beneden een paar poppetjes afdalen, maar niet via de ‘officiële’ route, maar met een flinke omweg, die inderdaad minder steil lijkt, maar wel een heel groot sneeuwveld beslaat. Was ik maar samen met hen, of samen met T en A, dan hadden we kunnen overleggen en stukje bij beetje de variant-route kunnen verkennen. Maar in mijn eentje lijkt mij dit -mede gezien de woorden van de klimmers, die toch niet voor een kleintje vervaard zijn- geen verstandige optie. Ik probeer het een stukje, maar denk aan het thuisfront: niet doen!

Sneeuw in de variantroute

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele vanaf de goddelijke rots naar beneden gestort. Van je voetstuk vallen is één ding (want zo voel ik mij wel een beetje), maar het niet meer kunnen navertellen is toch een ander perspectief, dat niet lonkt. Ik keer dus om…

Ik zie nog wel iemand volgens de ‘normaal-route’ heel langzaam naar boven komen en kan hem -wachtend op zijn eindklim- nog even bevragen; hij haalt zijn schouders op en zegt dat het wel ging…., maar de andere kant op, naar beneden, dat had hij mogelijk ook niet gedaan en hij loopt -zonder er verder veel woorden aan vuil te maken- verder (dat is de échte ‘duro de matar’). Ik weet genoeg. Met wat zwaarder gemoed loop ik dezelfde route terug naar de kabelbaan, ondertussen mijn opties overdenkend (en dat zijn er niet veel). In deze gevallen zit er niets anders op dan teruggaan naar het dal en met een ruime boog ergens anders het massief weer binnen trekken. Ik vergeet van de weeromstuit die middag verder nog foto’s te maken, dus het is daardoor in de afronding van dit epistel een beetje een saai verhaal… Geen apotheose!

Maar… er komt toch nog een ‘happy ending’! (in de bergwoordelijke zin van deze -voor tweeërlei uitleg vatbare- uitdrukking). Zet je schrap. 😇

De vlak na Cabaña Veronica onderbroken route; verderop Refugio Urriellu en het vervolg
Detail van mijn twijfel, zal ik wel, zal ik niet?
Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Gang met de gieren

Hutwaardin Julia is bijzonder creatief

Ik beschrijf nu twee dagen aangezien ze zich enerzijds aan elkaar aaneen rijgen en niet altijd heel flitsend zijn (bijzondere gebeurtenissen blijven wel eens uit; nee, dan het bericht dat ik hierna ga plaatsen..) en anderzijds moet het blog natuurlijk behap- en beleesbaar blijven.

De groep met de Y**T*b*-gids

Startend vanuit Refugio Vegabaño ga ik voor de groep met de internet gids uit, maar als ik ergens even pauzeer, halen ze mij in. Even later loop ik achter hen, maar hun tempo is verrekte laag; de gids, met lange stok in de hand, een soort herdersstaf die bij het metier gebruikelijk is, stapt zeer rustig, onderwijl druk pratend tegen de groep achter hem. Waarschijnlijk is dat het beste met een groep met verschillende condities, maar zelfs ík, die niet al te snel loopt, zou er slaperig van worden. Na wat gekuch krijgen ze door dat ik er langs wil en dat lucht op: eigen tempo en lekker stil.

De lucht begint bijna saai te worden, maar het is wel lekker
Ik verwijder mij van de groep
Per abuis een foto van kleindochter N ingevoegd, óók druk stappend. Ik vind ‘m eigenlijk wel passen, dus laat hem gewoon staan; vereeuwigd als ‘hiker’-in-spé

Het doel van vandaag is het (ietwat toeristische) dorpje Posada de Valdeon, waar ik een hostal heb geboekt, hostal Corona. Ik vraag mij altijd af hoe dit soort etablissementen de afgelopen jaren door is gekomen, gegeven de naam; het lijkt me dat dat tussen 2019-2022 geen pretje is geweest..

Een soort varens spruiten lang uit de grond
Lieflijk paadje

De dame van het hostal kijkt me erg argwanend aan als ik binnenstap. Nu ben ik na een dagtocht van 11 km, met een stijging van 1320 m naar 1550 m en vervolgens een daling naar 925 m niet heel fris meer (hoewel dit beslist geen ‘hors catégorie’ was), maar haar blik roept bij mij de vraag op of ik iets verkeerds doe; ik verontschuldig mij voor mijn schoenen, maar die zijn na deze groene tocht eigenlijk tamelijk schoon. ‘No señor, no te preocupes’ (maak je geen zorgen), maar dat doe ik wel met die blik.

Posada de Valdeon
Tsja, die naam
Halverwege een wasje, kleur maakt niet uit
Het voordeel van af en toe een ‘luxe’ hostal

Ik eet ’s avonds in een uiterst eenvoudig restaurant, waar een volwassen Duits stel de slappe lach heeft over de kwaliteit van het eten en de bediening. Best wel irritant eigenlijk; ze gedragen zich als kleine kinderen. De chef doet zijn uiterste best en niet iedereen heeft een sterren-restaurant. Het eten is Spaans eenvoudig maar heerlijk (nu ben ik weliswaar geen fijnproever). Als ik na het eten weer naar het hostal ga, kijkt de dame me wederom zeer kritisch aan. Ik zal wel op een lokale boef lijken, is het enige dat ik kan bedenken (want ik heb me vóór het eten fris gedouched en ik heb schone kleren aangetrokken).

0%-tje voor het eten
De ondergaande zon snijdt een strakke lijn over de berg
Volgende morgen, Posada in de diepte

Ook ’s ochtends bij vertrek wéér die blik. Alsof ik haar hele huisraad in mijn rugzak heb gestopt. Dat is natuurlijk zo, maar hoe kan zij dat nou weten..?

Het begin van de nieuwe dag, op weg naar Fuente Dé (hotel geboekt!) gaat over een paadje dat niet heel overtuigend op de kaart staat. Dat is in werkelijkheid ook zo, want ik moet mij over een weiland, door braamstruiken en door een drekkige geul wurmen. Het kost wat tijd en schrammen, maar na een uurtje zit ik op het officiële PR-PNPE15 pad (geen idee wat die letters betekenen). En dan begint een lange tocht over een kale (geen bomen), maar ‘lush’ begroeide helling (bloeiende brem). Het pad stijgt licht, maar traverseert ook stukken horizontaal (‘skirting the mountain’ zou Brain Johnson, schrijver van informatieve Pyreneeën wandelboeken, zeggen; prachtig dat Engels). In de lucht hoor ik zowaar enkele leeuweriken zingen; dat geluid brengt mij linea recta terug naar mijn jeugd op Walcheren, als jochie van tien banjerend door de weilanden. Nu hoor je ze vrees ik nauwelijks meer, resultaat van ons jarenlange intensieve landbouw beleid: de insecten zijn vervangen door N². Hier dus niet.

Nog op te zoeken

Ik maak koffie bij een schuurtje, dat open is en drink mijn brouwsel buiten in de zon op. Plotseling strijkt er een schaduw over me heen en ik schrik werkelijk even. Het blijkt een gier te zijn, die niet al te hoog over me heen vliegt, vandaar die duidelijke schaduw. Een maatje van hem zweeft dichtbij op ooghoogte door het dal; altijd een sensatie; alsof je meevliegt. Het blijkt een flinke groep te zijn, die afwisselend hoog en laag over en langs mijn koffieplek vliegt. Prachtig hoe zij zonder beweging van de thermiek gebruik maken. Wij mogen meer hersens hebben (denk ik); zij hebben beslist meer bewegingsvrijheid.

Als dank voor mijn interesse in hun aanwezigheid, laten zij mij een prachtige grote penveer vinden, samen met twee kleinere borstveren. De kleine veren prik ik achterop in mijn pet; de grote pen hangt aan de zijkant van mijn rugzak. Diverse tegenliggers merken hem belangstellend op. Inmidddels is ‘ie helaas wat gehavend.

Resultaat van de gang met de gieren

Na 14 km bereik ik Fuente Dé, dat niet meer is dan een kabelbaanstation, met een hotel en een parador. De laatste is duur en wanstaltig groot; het hotel dat ik betrek is ook niet heel goedkoop, maar heeft nog enigszins de menselijke maat. De vriendelijke dame achter de balie staat er een beetje alleen voor: het hotel runnen en drie kinderen in toom houden; de kleinste, van een jaar of 2-3 begint bij alles wat hem niet zint te blèren. Zelfs in mijn kamer hoor ik het jochie het leven, zichzelf en zijn omgeving zuur maken. Moeder laat het allemaal maar gebeuren; ze komt handen tekort.

Begin van de avond..
..en ‘ochtends vroeg
Heerlijke kazen..
..en twee fantastische forellen, met spek!

En zo eindigen twee dagen zonder al teveel bijzonderheden. Voor mij zijn de gieren, die mijn gang volgden, het hoogtepunt. Maar de kazen en de forellen dingen gezamenlijk mee naar de tweede plaats. Het is maar wat je belangrijk vindt..

Op de graad het eindstation van de kabelbaan
Oppassen voor rondvliegende bloemen pluizen
Oude kabelbaan cabine
Parador Fuente Dé

Morgen een spannender dag..!

Vegabaño-Posada de Valdeon-Fuente Dé
Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

A walk in the woods*

* Titel met liefde ‘gepikt’ van het heerlijke boek van Bill Bryson, dat een must is voor liefhebbers van natuur en droge humor

De dag begint weer fantastisch, dat compenseert volledig de matige nacht. Geen last van muizen, want de deur zat stijf op slot. Er was wel een luchtgat in de refugio, maar dat zat hoog in de muur. Toch mijn zak met enige etenswaren maar aan de muur gehangen. Hij bleef onaangevreten (dat was in Zweden wel anders, HK).

Ontbijt met thee en krentenbollen

Het slapen met kleren aan (en incamuts op en handschoenen aan), maakte de temperatuur, die een aantal graden onder nul zakte, op zich aangenaam, maar het is steeds wennen aan de harde ondergrond, ondanks het slaapmatje. Met maar één nacht in een dergelijk onderkomen is er dus van wennen geen sprake. Ook Robert sliep minder goed dan andere nachten in zijn tent, zei hij.

Over de sluiting van de refugio libre is nagedacht. Ik heb er helaas geen foto van gemaakt, maar de ijzeren deur zit op het eerste gezicht op slot, althans, als je de deurklink probeert, gaat ie niet open. Maar ín de deur zit een klein ijzeren bovenluik, dat met een schuif is gesloten. Die kan je wél open maken. En als het kleine luik open is, kan je met je hand aan de bínnenkant van de deur de schuif, die de deur op slot houdt, openen. Daar komt geen hongerige beer mee binnen. En als je met de deur gesloten gaat slapen, kan er ’s nachts altijd nog een verdwaalde reiziger binnen komen, maar dat gebeurde nu niet (wel in de Pyreneeën).

Nog altijd was ik niet sneller..

Robert gaat de richting in waar wij gisteren vandaan kwamen. Ik vervolg de tocht naar Refugio Vegabaño, die met 3 à 4 uur -‘uitgeslapen’ en wel- niet veel problemen zal opleveren. Ik loop weliswaar weer in m’n eentje, maar de omstandigheden zijn weergaloos: een redelijk rustige daling, met na een uurtje continu zicht op het eindpunt. Dat weet ik natuurlijk niet uit mezelf, maar laat mij vertellen door twee Spanjaarden die ik tegenkom. Zij wijzen mij de refugio, in de verte, in de diepte, aan de rand van het bos.

De bossen zijn al zichtbaar
Lekkere ‘rutsch’ piste naar beneden

Maar eerst nog even een pittige afdaling, waarbij het steile pad is bezaaid met kleine steentjes. Voor je het weet lig je op je achterste, of erger, verzwik je je enkel. Oppassen dus. De wandelstokken geven hier extra balans.

Zoek de wandelaars die ik tegen kwam

Eenmaal in het bos wordt de route steeds lieflijker. Wel veel boomwortels om over te struikelen; de ‘enten’ grijpen je, als je niet oppast. Dat begrijpen natuurlijk alleen Tolkien-fans (zijn mooiste uitspraak -in mijn ogen-, die ik elders op dit blog ergens vermeld heb, is: “Little by little, one travels far”; de eenvoud van deze kleine zin en de wijsheid die er in beslagen ligt, herhaal ik regelmatig in gedachten, of hardop, als ik tot mijn verbazing verder gevorderd ben dan ik dacht. Maar genoeg gefilosofeer, ik moet nog wat meters maken door het krakende bos.

De wandelstok als ‘meetlat’
Deze boom lijkt leeg te lopen

De refugio waar ik aankom, Refugio Vegabaño, ligt aan de rand van het bos, uitkijkend op glooiende weiden waar dromerige koeien met bellen grazen. Een aantal schapen en een enkele geit maken het idyllische plaatje rond, maar dan vergeet ik nog de kippen te vermelden, die onders de picknick tafels scharrelen, op zoek naar kruimels die ik mors van mijn ‘huevos con morcilla’. Na de karige maaltijd gisteravond gaat een stevige lunch er wel in..

Nooit bloedworst met eieren gegeten..?

Eva (klein, tenger, rond de 70 denk ik), die ik vlak voor aankomst door het bos zag rennen (!), heeft haar eerste werkdag, omdat het deze zaterdag druk wordt. Zij was hier vorig jaar ook. Zij had zich niet hoeven haasten, want de hut is op dit middaguur nog maagdelijk stil.

Stilte voor de storm
Bóven de eettafels ook nog ruimte voor in totaal tien slapers, zie de trappen
Mijn slaapkamer met stapelbed drie hoog, totaal acht personen

Ik maak gebruik van de douche, die werkelijk uniek is: buiten, achter een gordijn, de doucheslang aan een boom gehangen (loeiheet!) en met uitzicht op het weiland. Je wil er níet onder vandaan komen.

Het uitzicht tijdens het douchen

Maar tijdens het eten zit de refugio batstensvol. Vnl. Spanjaarden, maar aan mijn tafel zitten ook twee jonge Belgen, Mandus en Ewout, uit Dendermonde. We hebben een zeer geanimeerd gesprek, dat vanzelfsprekend komt op het verschil tussen Belgen en Nederlanders. Míjn voorkeur gaat eerlijk gezegd uit naar onze zuiderburen.. (ja, I, mede door jou!).

Patrona Julia dekt de tafels
Volle bak

Nu is het dus Spaans praten en Vlaams ‘klappen’. Met een wijntje erbij gaat het allemaal veel makkelijker (maar of het verstaanbaarder wordt..?). Het eten is heerlijk. Er zit ook een groep onder leiding van een Spaanse gids, die ik zowaar in mijn voorbereidingen voor mijn tocht in een filmpje op Y**T*b* heb zien figureren. Als ik het hem vertel kijkt hij verbaasd; hij weet er niets van, maar vermoedt wel welke groep dat geweest kan zijn. Naarstig zoek ik op mijn telefoon naar die video (als ik de groep later nog een keer tegenkom), maar kan het vreemd genoeg niet meer vinden. Ik héb wat filmpjes afgestruind in de voorbereiding, om me op de route te orienteren, dus dat is ook weer niet verwonderlijk.

De groep van de video-gids bij vertrek de volgende ochtend

Verder niet veel bijzonderheden deze dag. Het was een aangename wandeling in de bossen (dan vind ik de Engelse variant toch beter klinken).

Van Vega Huerta naar Vegabaño
Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties

Rotsen en sneeuw

De paarden worden hoog opgeladen: lege benzinetanks en dito vaten butagas

Gisteravond heb ik met T&A overlegd hoe we de route van vandaag zullen aanpakken. We lopen gedrieën, want dat is toch veiliger, vanwege de sneeuwvelden die we tegen zullen komen. T&A willen helemaal naar Refugio Vegabaño lopen, wat een tocht van ca. 10 uur is, volgens het Duits / Spaanse stel waar we gisteren mee gegeten hebben. In mijn planning heb ik deze route in tweeën gedeeld, omdat ik dit wat te hooggegrepen vond; dus met een overnachting in Refugio de Vega Huerta, een vrije ‘hut’ (zonder faciliteiten), maar T&A hebben geen slaapspullen bij zich voor een dergelijke tussenstop. Aangezien het vooruitzicht om de gehele route met elkaar te doen toch wel lonkt, geef ik aan dat ik het zal proberen, maar dat ik in Vega Huerta uiteindelijk zal beslissen. Zij gaan akkoord.

Het weer is fantastisch, strakblauw, kristalfris. Dat weerhoudt T er niet van om in zijn T-shirt te starten (dus eigenlijk een TT-shirt, haha.. 🥱). Ik trek toch maar een jack aan, maar… wel in korte broek; dat dan weer wel. Zij hebben lange regenbroeken aan, wat natuurlijk veel verstandiger is met de komende sneeuwvelden. Dom, dom, Stoop; nu ja, even later trek ik ook mijn regenbroek aan, die -ondanks de wijde open te ritsen pijpen- niet over mijn schoenen passen. Striptease op de de route dus (zoals RP ook overkwam – en werd vastgelegd 😉).

Eerste kleine sneeuw’vlek’
T&A, uit München

Onderweg komen we diverse groepen gemzen (rebecos) tegen, die op veilige afstand blijven, maar niet zó schuw zijn als wanneer er op ze gejaagd wordt; in dit nationale park zal dat wel verboden zijn denk ik.

Ook vanaf grote hoogte worden we gade geslagen (“vreemde wezens, die tweebeners met grote zak op hun rug”)

Maar al snel blijkt dat waterdichte schoenen een ‘must’ zijn in dit terrein. T loopt voorop (de ‘sterkste’) en spoort in de sneeuw. A en ik hebben het voordeel van zijn sporen, hoewel hij ook sporen van zíjn voorgangers volgt. T’s schoenen zijn níet waterdicht; door het ‘schoppen’ in de sneeuw worden zijn sokken geleidelijk nat. Gelukkig heb ik daar geen last van. Ik sluit als ‘grijze wijze’ de rij, mijn plaats kennende (ja, (uit)lachen mag! 😇).

Ik volg op gepaste afstand
“A, even omkijken!”
Hier en daar is het lastig de route te vinden

Dat door de sneeuw de -sporadische- markeringen niet zichtbaar zijn en we niet voldoende op onze trackers kijken, zorgt ervoor dat we ergens verkeerd lopen; we zitten veel te hoog! We moeten dalen..

…en dan is het lekker als je vroeger van sleetje rijden hield: op je kont en -hup- naar beneden. Wel in de wetenschap dat er een veilig einde aan de ‘rutsch’ zit; bij een afgrond had ik deze bravour niet vertoond, ‘selbstverständlich’. A volgt, toch maar voorzichtig stappend!

Ondanks het feit dat het af en toe best spannend is (HK: ‘niet neutraal’), zijn de omstandigheden zó ideaal, dat we er echt plezier in hebben. Onze D-tour kost echter flink wat energie; we verspelen kostbare tijd, zeker voor de lange route naar Refugio Vegabaño..

En T&A lopen nèt iets sneller dan ik (tsja, de jeugd hè..), waardoor mijn reserves sneller dalen dan in mijn eentje het geval zou zijn. Dat is natuurlijk de reden dat ik de rij sluit, ik kan ze gewoon niet bij houden, laten we gewoon eerlijk zijn!

Af en toe wat klauterwerk…
…met niet al te fotogenieke pozes
Maar het uitzicht is ‘espectacular’

Na zeven uur banjeren door de sneeuw en over onregelmatige rotsen bereiken we de refugio libre. Ik ben OP! Ik overleg met T&A en moet eerlijk bekennen dat verder gaan voor mij niet verstandig is. Er staan nog zeker 3-4 uur voor het vervolg naar Refugio Vegabaño en ik ben bang dat ik fouten ga maken als ik verder ga. Er is een grens aan wat ik aankan en dat kan je maar beter onderkennen, hoe jammer ik het vind om afscheid te nemen van T&A. Ik voelde me in hun aanwezigheid absoluut beschermder. Ik bespeur in hun reactie ook enige teleurstelling; ik geloof dat A ook wel een beetje aan haar taks zit, maar zonder slaapzak en -matje is het niet fijn om hier te stoppen. En T had graag nog een spelletje ‘Qwirkle’ gespeeld, bekent hij me later per app (waarmee we onze foto’s uitwisselden). Ik krijg een gevoel dat vergelijkbaar is met het moment dat ik J en R, na een week samen stappen, uitzwaaide op de GR11, in de wetenschap dat ik alleen verder moest. Ach, sentimenteel worden hoort bij de leeftijd, toch?

Daar overheen / tussendoor (een ‘collado’)

Net op het moment dat wij afscheid nemen bij de refugio libre, komt uit de richting die T&A moeten vervolgen een ‘lone walker’, die ook halt houdt bij de refugio libre. Robert, uit Berlijn, houdt mij gezelschap in dit spartaanse onderkomen. Het is raar, maar de gesprekken die je voert op zo’n eenzame, maar -bijna- goddelijke plek gaan best diep. Er zijn weinig barrieres; we kennen elkaar niet, we zien elkaar hierna niet meer, dus waarom niet wat openheid (tot op zekere hoogte natuurlijk!). Het blijkt een leuke refugio-genoot, rustig en overdenkend. We mijmeren in de avondzon, die langzaam achter de bergen zakt.

Spartaans maar ‘gezellig’ 😆

Wat een tocht! Ik had hem niet willen missen. Morgen alleen verder naar Vegabaño… (‘snik’). Nu proberen wat te slapen op die stenen britsen. 🥴

Geplaatst in Reisverslagen | 9 reacties

Wandelen in de wolken

Een van de sporadische richting aanwijzers in de Picos

Ik heb de avond voor vertrek naar de tweede hut, Refugio Vegarredonda, met het Duitse jonge stel overlegd en advies ingewonnen bij de waard over de beste route. Er is een korte (ca. 8 km), die hoog blijft, maar gezien het weer zal het zicht nul zijn. En aangezien de markeringen op de hoge route erg slecht zijn, zoniet ontbreken volgens Nació, adviseert hij ons via de Lagos te lopen. Dat is weliswaar een langere tocht (ca. 16 km), maar volgens hem zullen we er even lang over doen, omdat je niet continu op je route-app hoeft te kijken of je wel ‘on-track’ bent. Dat is dan besloten.

Brilruitenwisser moet nog uitgevonden worden..

Ik vertrek voor het Duitse stel met de regenhoes alvast om de rugzak vastgemaakt. Dat blijkt niet onnodig; de lucht bestaat uit mist, die miezert (‘miezermist’; ik heb het weerman Peter Kuipers Munneke ooit op het journaal horen zeggen). En daar wordt je ook goed nat van! Maar alles is waterdicht; ook de nieuwe Meindl Antelao GTX-schoenen laten geen spatje vocht door. Alleen mijn bril beslaat continu, nou ja, er zijn ergere dingen.

Ik kom onderweg naar het Lago de la Ercina veel vee tegen; mooie zachtbruine koeien, die nog in het bezit zijn van hun hoorns (mogelijk nuttig bij een aanval?). Ik passeer ze respectvol, want ik heb geen zin in een winkelhaak in mijn broek. Er wordt luid geloeid en ik loei maar terug; ze verstaan me toch niet met mijn Nederlandse loei.

Moeder met kalfjes; altijd even oppassen..
…maar soms is moeder gewoon nieuwsgierig

Ik kom naast de vele koeien’flatsen’ opeens een hele andere drol tegen. Zou dat niet…?

Geen koe, geen hond, geen mens…??

Ooit ben ik in Canada met zoon J in de mist een grizzly moeder met jong tegen gekomen (“gaaf pa”, terwijl de adrenaline bij mij hoog in de keel zat). Die mist zal toch geen leidraad worden…

Zou ook Schotland kunnen zijn (zie je die staart uit het water steken..?)

De route is verder niet moeilijk; eerst ca. 7 km licht omlaag naar het meer, waar allemaal dagjesmensen foto’s komen maken van een meer in de mist. Bar Rosa Maria, aan de rand van het meer, zit barstensvol, maar de grote ‘cafe con leche’ is een welkome opwarming (nu beslaat de bril door de damp). Ik ga weer gauw verder, want vanaf het meer is het nog 9 km omhoog, maar het stijgingspercentage valt mee.

Mooi versierd bruggetje

Halverwege de tocht omhoog zit ik bij een ‘cabaña’ mijn in de vorige hut bestelde picnic te eten (de boerenhut zit helaas op slot, met een gigantisch hangslot), als het Duitse stel me inhaalt. Zij lopen dus ook dezelfde route, maar iets sneller, want zij hebben ook het twééde meer, Lago Enol, achter Lago de la Ercina, gerond en géén koffie gedronken. We praten wat en complimenteren de waard met de gemaakte lunch, want de dikke plakken ‘Queso Picón Bejes-Tresviso’, een lokale kaas met een beschermde naam en gerijpt in grotten, zijn goddelijk. Ik moet er een wiel van meenemen, hoewel ik mogelijk de treincoupé uitgejaagd zal worden: de geur is heel intens. De Duitsers lopen door, want ik heb nog een heerlijke boterham te gaan.

Spannend bos…
…met korst- en baardmos

De dag blijft in het midden houden tussen druilerig-mistig-bewolkt (kan ook in andere volgorde zijn) en na uiteindelijk 16,5 km (in ruim 7 uur) ben ik blij dat Vegarredonda in de mist opdoemt. 

Hier wordt de proviand en de brandstof met paarden uit het dal gesjouwd
“Agua sin garantia sanitaria”; gewoon drinken dus

Het is een gezellige hut en David en een jonge dame uit Barcelona die vloeiend Engels spreekt (vader reisde veel voor het werk; familie reisde mee) zorgen voor een  relaxte sfeer. De Duitsers, die Thomas en Anna blijken te heten en in München wonen, zitten al aan lekkere drankjes en spelen ‘Qwirkle’, een variant op Scrabble, maar dan met figuren en kleuren in plaats van letters. Ik speel mee en het is een razend leuk spel! Ga ik kopen.

Foto die Thomas en Anna me appten

We eten met z’n vijven; er is nog een Duits / Spaans stel binnengekomen (een Spanjaard die vloeiend Duits spreekt; het moet niet gekker worden..). We bestellen een fles wijn en het wordt een kakafonie van talen door elkaar, want Pablo springt natuurlijk van de Duitse hak (toepasselijk) op de Spaanse tak. Het eten is vurrukkuluk (het leven ook, met dank aan RC).

De comedor
Waar blijft míjn wijn…?
..ah nee.., hij lonkt naar Anna!

Kortom, een mistige dag, maar wel een genoegzame in de afsluiting. ‘Morgen soll’s schön sein’, zegt Thomas. En dat is maar goed ook, want dat wordt een pittige, met sneeuwvelden in het vooruitzicht.. We zullen gedrieën die tocht doen; wel zo ‘safe’ (‘sicher’ / ‘seguro’). 😊

Van Vega de Ario naar Vegarrendonda, via Lago de la Ercina
Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Canal del Trea, een zware dag!

De etappe van vandaag is niet lang, slechts 7 km (eigenlijk 6, maar ik nam wat ‘buitenbochten’), maar zoals ik al schreef zal ik vandaag 1100 m stijgen. En het blijkt dat die 1,1 km stijging een afstand van 4 km overbrugt, dus met wat rekenwerk is dat een stijgingspercentage van… zo’n 25% als ik het wel heb. Ik houd me aanbevolen voor verbetering, want het kan zomaar zo zijn dat ik wartaal uitkraam. Waarom ik dit becijfer, is omdat ik op mijn fietstochten regelmatig verkeersborden met een helling van 5 of 10% tegenkom. En ik ben benieuwd welk stijgingspercentage ik vandaag heb ‘gedaan’. Volgens een Duits stel dat hier in refugio Vega de Ario naast me zit, terwijl ik dit opschrijf, was het traject soms tussen 30-35%. Voldoende om moe van te worden dus…

Maar ik moet dit bericht nu wel wat meer structuur geven en bij het begin beginnen. De route was technisch niet heel zwaar, op een aantal punten weliswaar met wat klim- en klauterwerk, maar heel ‘luchtig’ werd het niet. Maar qua inspanning was het echt een ‘buiten categorie’. In totaal heb ik zeven uur over deze 6-7 km gedaan, met daarin inbegrepen niet meer dan drie kwartier pauze. Nu had ik geen haast; het weer was prachtig, wederom strakblauw, met een heel licht briesje en de temperatuur was aangenaam warm. Zelfs de rugzak voelde goed gedurende de klim. Tijdens korte pauzes was het het natuurlijk wel prettig om de last even af te gooien en er tegenaan te gaan zitten en te genieten van het weidse uitzicht, op dit moment het ruige ‘Macizo Occidental’.

Op één van mijn rust momenten, op een schuine weide aan de voet van een verticale wand, had ik net mijn rugzak tegen een grote eenzame steen gelegd (en mijzelf er tegenaan), toen ik plotseling een steen hoorde vallen, maar slechts één klap. Achterom kijkend naar de steile wand, vroeg ik me af of er stenen naar beneden kwamen vallen, maar ook de volgende klap bleef bij één enkele en dat is niet direct het geluid van vallende, kletterende stenen die van een rotswand loskomen. Ik keek goed of ik een mens zag, wellicht een klimmer in de wand..? Maar niets wees op menselijke aanwezigheid. Ik zag wel een richel aan de vóet van de wand, maar ik kon niet zien wat zich daarachter bevond. Zou het een wild dier zijn..? Ik vertelde al dat er beren in de Picos leven en misschien was één ervan wat stenen aan het verplaatsen. Niet geheel op mijn gemak kauwde ik op mijn granenreep en na een paar slokken water besloot ik toch maar verder te gaan. Jammer voor de broodnodige stop, maar de ‘steenklappen’ bleven met enige regelmaat komen. Ik voelde me niet ‘senang’.

De schuine weide met de eenzame steen bij de steile wand

Eenmaal weer opgetuigd en de route langs de steile wand vervolgend, passeerde ik de steenrichel waar ik vanaf mijn ‘rustplek’ niet overheen kon kijken. Maar nu wel…. Een stuk of vier langhoorn geiten keken mij verstoord aan: ‘wat denk je wel, zomaar onze herkauw-rust verstoren?’. ‘En ons potje bokken ‘verstjeren’?’ ‘We waren net zover dat die ouwe grijze verslagen zou worden, maar nu is de wedstrijd onbeslist…!’ Met enige tegenzin maakte het groepje geiten zich uit de voeten, op zoek naar een andere vermaak plek. Ik barste spontaan in lachen uit (gevalletje spanning ontladen) en stelde me voor wat ik gedaan had als een echte bruine beer zijn ‘den’ uit was gekomen. Ik denk dat ik WC-papier nodig had gehad.. (bij me, check!).

Wie verstoort onze rust…

De rest van de dag bleef het fauna bestand bij een flink aantal zwartkoppen die luidkeels hun territorium verdedigden (heerlijk geluid: een merel op 78 toeren), wat vinken en in de lucht een aantal majestueus zwevende gieren, op zoek naar kleine geitjes (ik vond een pootrest onderweg).

Na de enorme klim kwam ik aan bij een zgn. ‘collado’, denkende dat ik het hoogste punt had bereikt, maar na deze bergkam gerond te hebben, bleek erachter nog een fikse klim te wachten. En deze illusie herhaalde zich nog twee keer! Om gek van te worden, maar ja, daarvoor ga je ook naar de Picos de Europa.

Komend van 550m hoogte
Refugio Vega de Ario, eindelijk..

De bloemen zijn in dit jaargetijde prachtig; van fel geel, tot diep blauw (trompetgentiaan!) en van paars naar lila schakeringen; ik moet de gemaakte foto’s allemaal nog met de app determineren. Dit is de eerste keer dat ik in dit jaargetijde in de hoge bergen loop; in de Alpen ligt doorgaans nog te veel sneeuw.

De aankomst in Refugio Vega de Ario was natuurlijk verlossend. Kleine hut, op een soort hoogvlakte / almweide, waar enkele ezels graasden. Nació, de waard vertelde dat die gebruikt worden om de voorraden naar boven te sjouwen (niet via Canal de Trea, maar een andere route). Goedkoper dan een helicopter! Op internet zag ik bij de voorbereiding een filmpje over de hut en het vervoer; heel traditioneel.

Het eten in de hut is fantastisch. De drank ook overigens.. na een paar ‘cervezas claras’ 0% smaakte de rioja prima. We zijn met vier personen, het Duitse stel en een Oostenrijkse jongen. Dus ik moet flink mijn Duits afstoffen. De slaapzaal met ca. 10 stapelbedden is dus niet al te druk. Toch maar oordoppen in doen. In het hoogseizoen zal het ’s nachts een kabaal zijn van jawelste!

Lees vooral punt 6. Variant op “No shitting on the toilet” 😁

En verder: de douche hier? Een watertankje dat de waard op verzoek opwarmt en vóór gebruik onder druk gepompt moet worden. Een slang met knijptuit geeft water, dat heerlijk warm was, overigens.

Was- en drinkplaats…?
..of toch maar niet!

De WC? Eén droog composttoilet, alleen voor ‘groot’. ‘Klein’ buiten doen, graag. Verder komt water uit een kraan buiten, drinkbaar, maar niet getest. Tsja, dit is het echte berghutten leven. Niets voor de goudsteigers, toch…?!

De route eerst Ruta del Cares, dan omhoog via Canal de Trea
Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Ruta del Cares, imposant en overweldigend

Als je de foto’s van de afgelopen dagen hebt bekeken, dan valt je met het beeld hierboven direct iets op. Je zal maar een ‘witte raaf’ zijn en op je eerste wandeldag getracteerd worden op een kristal heldere blauwe lucht, met daarin al vroeg die heerlijke warme ster die het leven in het algemeen en de wandeltocht door de Cares-kloof in het bijzonder, dito aangenaam maakt. De toppen die ik gisteren bij aankomst niet in volle omvang kon zien, steken nu imposant af tegen het volle groen beneden en het blauwer dan blauw erboven. Een overweldigend polaroid-plaatje.

De overnachting in Poncebos was aangenaam. Gisteravond was het volle bak met een groep van ca. 20 Fransen. Gelukkig kon ik mijn maaltijd iets eerder bestellen, want anders had het lang geduurd, met die groep ‘culinaire connaisseurs’. Mijn menu bestond uit asperges vooraf (!) en lokaal gevangen forel daarna. Heerlijk, ‘chapeau’ voor de kok (maar dat heb ik de Fransen niet horen zeggen).

Gisteravond had ik nog een eigen slaapkamer, weliswaar met de douche / toilet op de gang…; je kan maar beter geleidelijk aan het berghutten leven wennen, want vanavond wordt het een stapelbed!

De rivier de Cares heeft zich gedurende miljoenen jaren door het kalkgesteente ‘gevreten’, met een zeer diepe en op sommige plaatsen bijzonder smalle kloof. Imposanter is echter het werk dat arbeiders jaren geleden hebben gerealiseerd: een hoger gelegen tunnel- en kanaalsysteem waarmee het snelstromende water uiteindelijk naar turbines wordt geleid en -ongetwijfeld- oneindig veel energie opwekt.

Deze kant op..?

Het pad dat uit de rots werd gehouwen om het zware project te realiseren, is nu een enorme toeristische magneet. Gelukkig is het nog vroeg in het seizoen, maar het is op deze mooie dag al gezellig druk met dagjesmensen.

Bergbrem in bloei

Het pad is makkelijk en niet zwaar en het aantal hoogtemeters valt reuze mee (hoewel de eerste dag met rugzak altijd even wennen is). Ik doe het rustig aan; ik heb alle tijd. Ik leg de bijna 13 km af in vijf uur, maar daar zijn vele fotostops en enkele rustpauzes bij inbegrepen. Ik geniet van het mooie weer; garanties dat het aanhoudt zijn er helaas niet. Er zijn wel wat veegwolken in de lucht, die kunnen duiden op een weersverandering. Maar vandaag zijn de weersgod(inn)en me gunstig gezind.

Arco natural, hoef je niet voor naar de VS

Dat het drukke toeristische seizoen nog moet beginnen en er vandaag inderdaad veel dagjesmensen zijn, merk ik aan de albergue waar ik slaap. Volgens de waard, een jonge vent met een ‘cola de caballo’, die ijverig op een kleine gitaar, bijna een ukelele, probeert te spelen, ben ik de enige gast vanavond. Dat wordt gezellig en uitbundig feesten! Dit nadeel ‘heb’ natuurlijk wel zijn voordeel dat ik alleen slaap in kamer 1 met vier stapelbedden; ruime keuze waar ik kan gaan liggen. Ik kies het onderbed bij het raam, voor frisse lucht..

Albergue El Diablo de la Peña, de duivelsrots op de achtergrond

Hopelijk weet de kok vanavond voor één persoon nog iets imposants en overweldigend te maken. Lang zal het feest niet duren en 10 uur ‘hüttenruhe’ zal geen probleem worden. Morgen loop ik naar de Refugio de Ario, op 1630 m hoogte. Afhankelijk van het weer kies ik de ene of de andere route; ik ben er nog niet uit. De afstand is niet lang, slechts 7 km, maar ik stijg er één. Dan gaat het echte werk dus beginnen…

…maar nu even niet

Nog wat ‘random’ kiekjes:

Deze kanalen zorgen voor de ‘witte’ stroom
Allemaal mensenwerk!
‘Bright angel trail bridge’ in de Cares-canyon
Mijn uitzicht (zittend aan de Rio Cares, zie volgende foto)
Cain de Valdeon
Privé slaap’zaal’
Geplaatst in Reisverslagen | 11 reacties

Het avontuur kan beginnen!

Met recht zijn de Picos imposante toppen, die in de aanloop van het gebergte al behoorlijk stijl uit de zee rijzen. De busreis naar Arenas is al een avontuur op zich; hoe Alsa het kostendekkend weet te houden, weet ik niet, maar in de 3,5 uur (met tussenstop in Llanes) zitten tijdens het eerste deel nog flink wat schoolkinderen in de bus (bijna oordoppen nodig; wat een ongelofelijk kabaal! 🥴), maar het grootste deel van de rit zit ik in m’n eentje in een gigantische bus, die zich over de smalste weggetjes wurmt, zó smal dat de bus regelmatig stapvoets tussen berghuisjes moet rijden, met aan de ene kant een centimeter van een dakgoot verwijderd en aan de andere kant, ik schat, 1,5 cm van een muur. Op één punt reed de bus eerst frontaal richting de muur van een huis, om vervolgens, met wat heen en weer steken, diezelfde muur te ronden. Tegenliggers moeten zich bergen, want de bus heeft haast; en als een onfortuinlijke mobilist ons tegemoet rijdt, wordt deze onverbiddelijk de berm in ge’hola’d. Gelukkig maar dat ik hier op dit moment niet op de fiets zit, want zoals ik al eens eerder heb vermeld: openbaar vervoer is dan je ergste vijand. Maar nú trek ik, in mijn Alsa-capsule, even aan het langste eind! …maar ik heb toch maar even mijn heupgordel omgedaan.

Dit was een breed stuk weg waar de bus zeker 70km/h reed

Weer een leuk opvallend detail, althans dat vind ik: het staat hier vol met eucalyptus bomen (“boeie”, hoor ik Jan 30 jaar geleden zeggen..), maar er zou zo maar ineens een koala de weg op kunnen kruipen (arm beest, dat direct door de bus tot australische ‘tortilla’ wordt gepromoveerd). Gelukkig blijft het bij fraaie roofvogels; een wouw, een buizerd, en nog iets onbestemds, wat ik niet kon onderscheiden. En ondanks zijn laagvliegen moet de chauffeur hierin toch zijn meerderen erkennen.

Maar dat de nationale busonderneming, met grotendeels één passagier aan boord, over een afstand van 64km, vele piepkleine dorpjes aandoet via nauwelijks begaanbare bergwegen, verdient natuurlijk een internationale pluim. Ik neem daarom plechtig mijn oude FJ-pet af, omdat ik zonder Alsa waarschijnlijk een hele dure taxi had moeten nemen. Met een trots “que carretera, è?” zet de buschauffeur me af in Arenas, vanwaaraf ik nog 6km moet lopen naar Poncebos, waar ik een hostal heb geboekt. Aangezien er geen wandelpad is en lopen over de weg geen wandelen is, steek ik m’n duim in de lucht. Bij de eerste auto is het raak, een stel uit Vigo, Galicië, neemt me de laatste kilometers mee en zet me bij het hostal in de imposante kloof af.

Zonder een wezenlijke stap te hebben gezet, is het avontuur in elk geval begonnen…

…maar eerst even culinair bijkomen!

Geplaatst in Reisverslagen | 9 reacties

De eerste ‘etappe’: lekker lang zitten.

Vroeg op, om op tijd de bus te halen; M brengt me naar de halte. Op dit tijdstip komen bij het restaurant tegenover de bushalte veel auto’s en werkbusjes -allemaal met mannen- om daar te ontbijten; meestal met een chupito erbij… om zeven uur in de ochtend!

M wil me uitzwaaien, maar -aparteling dat ik ben- zeg ik dat ik wel alleen wacht op de bus. Als het ‘lobo-virus’ eenmaal is geactiveerd, vertoon ik helaas dat soort onaangepaste gedrag…

In een uur rijdt de Alsa bus me linea recta naar het station in Alicante (en evt. door naar het vliegveld; om te onthouden!), prima verbinding. Daar heb ik uitgebreid de tijd voor een kop koffie in de simpele (= golfplaat overkapping) stationshal. Hier valt me iets anders op: van en naar de trein lopen vnl. vrouwen (en af een toe een gezinnetje). Zitten de meeste mannen nog aan de chupito, voordat zij naar het werk gaan?

Koffie, zónder chupito

De trein vertrekt keurig op tijd. Alvorens te ‘boarden’ gaat alle baggage door een scanner. Oei, zou ik mijn rugzak helemaal moeten omkeren, vanwege het kleine gastankje dat ik vervoer? Dat zou me wel eens veel instaptijd kunnen gaan kosten, hoewel ik gelukkig -risicomijdend- ruim op tijd naar het platform loop.

De man achter het scan-apparaat schijnt er niet veel zin in, of een zware nacht achter de rug, te hebben; hij kijkt in ieder geval niet naar het beeldscherm als de rugzak met zwaar explosief materiaal zijn neus passeert. Dat is voor mij een voordeel, maar voor al die mensen die erop vertrouwen veilig in de trein te kunnen stappen toch een beetje een deceptie, kan ik mij voorstellen. Gelukkig ben ik niet van plan mijzelf in het fraaie Atocha, het centrale station van Madrid, te detoneren. Van al het mooie van dit station zie ik overigens niets: ik kom er onder grond aan en vertrek er op dezelfde wijze; ik doe het dus met een plaatje van internet – en jullie dus ook).

Madrid Atocha, waar geen bom ontplofte (©️ nh-hotels)

Tot Madrid is het een redelijke AVE, met ca. 210km/h is het niet de snelste Alta Velocidad Española, maar het schiet lekker op. Het uitzicht is overigens een ‘tikkie’ saai: een lichtglooiende hoogvlakte met vnl. gemaaide en gerooide velden; er wordt op dit moment ogenschijnlijk weinig verbouwd, wat mij verbaast; wanneer staan de velden dan wel vol met licht wuivende graanpluimen en je toelachende zonnebloemen? Zeker niet in de zomer, want dan is het hier 40, zoniet tegen de 50° C.

Na Madrid verwordt de AVE een regionaal boemeltje, want op de meeste stukken rijdt de trein niet harder dan 80-90km/h, volgens het scherm aan het eind van de coupé, waar ik overigens heel comfortabel zit, in m’n eentje aan een ‘viertje’, met een tafel in het midden. Vanaf Alicante zaten eerst nog twee Renfe-personeelsleden -buiten dienst- tegenover mij druk te praten, maar al snel werden deze door een dienstdoende collega gesommeerd naar een ‘tweetje-zonder-tafel’ te verkassen, wat voor mij beslist niet had gehoeven overigens, maar kennelijk is dat een Renfe-regel: geen interactie met de Renfe-klanten.

Maar ondanks de boemelsnelheid komt de trein exact op tijd aan in Santander. Het laatste stuk was ronduit prachtig: groene kloven, afgewisseld met sappige weiden en kleine dorpjes, met on-Spaanse huizen (voor zover ík die ken, natuurlijk). Helaas is het moeilijk foto’s maken vanuit de rijdende trein en bovendien zit ik niet altijd aan de goede kant.

Na 7,5 uur, zonder overstappen, met afgewisseld de bromstem van Maarten van Rossem in mijn oor, en het aanstekelijke boek van Gail Honeyman (Eleanor Oliphant, zowel grappig als intriest) in het oog, was de eerste etappe oprecht lekker lang zitten.

Santander is geen stad om in één oogopslag verliefd op te worden. De binnenstad is vrij modern en weinig oogstrelend, een resultante van de grote brand die hier in 1941 heeft gewoed, volgens Google, en die in twee dagen het hele historische deel van de stad wegvaagde. Daarvoor, in 1893, was al eerder een deel verwoest door de Santanderese versie van het Leidse kruitschip, waarbij het Biskajer schip de ‘Cabo Machichaco‘ in het dok van Santander, geladen met 51 ton dynamiet in het ruim en vaten met zwavelzuur op het dek, eerst in de hens vloog en daarna, toen er inmiddels ruim voldoende mensen op de kade naar de brand stonden te kijken, explodeerde.. Al deze gezellige historische anekdotes hebben echter een stad gecreëerd met gebouwen die niet oud, noch modern zijn, kortom, niet direct om verliefd op te worden.

Anders is het schiereiland La Magdalena (tip van Spaansesteden.nl), waar ik na een korte rit met de stadsbus op zondagochtend aankom. Met uitgestrekte stranden in de aanrit rijkt het schiereiland fier in de Cantabrische zee, met bovenop de rots een nog fierder stadspaleis, gebouwd in opdracht van de stad als cadeautje voor Koning Alfonso de dertiende en Koningin Victoria, dat volgens de beschrijving op een plaquette ook dienst deed als decor voor de Spaanse Netflix-serie Gran Hotel (M!).

Mooier plaatje van internet, dat ik niet kon maken

Als ik na een uurtje rondlopen op het schiereiland (met nog een klein zeeleeuwenpark en een buiten expositie over avonturier Vital Alsar, een jongere Spaanse evenknie van Thor Heyerdahl; interessant om over te lezen!) weer terugloop, komen inmiddels drommen mensen op deze zondagmiddag naar het openlucht museum, mogelijk na eerst de mis gevolgd te hebben in de Cathedraal van Santander, die ik om die reden vanochtend niet van binnen kon bezoeken.

Cathedral de Santander

Ik sluit mijn bericht uit Santander af met nog wat plaatjes. Het was leuk om bezocht te hebben, maar ik verlang eerlijkgezegd meer naar de groene omgeving van de stad, op weg naar de Picos. Morgen neem ik de bus naar Llanes en daar stap ik over op de bus naar Arenas de Cabrales. Om vandaaruit nog een uurtje (in) te lopen naar Poncebos en vanuit Hostal Poncebos (43°15’43″N 4°49’52″W) de volgende dag het ruige Parque Nacional de los Picos de Europa te betreden. ‘Lekker lang zitten’ is er dan niet meer bij! 😄

Geplaatst in Reisverslagen | 6 reacties

De Toppen van Europa

Parc Nacional de los Picos de Europa (foto ViaTioga)

De top van Europa? Joost Klein had er kunnen staan, op (of in) de top van Europa. Het liedje was aanstekelijk genoeg om te kunnen winnen, ware het niet dat onze nationale trots voortijdig ‘geblesseerd’ raakte, waardoor de top voor hem onbereikbaar bleef.

Ik ga hem wel proberen te bereiken, de top van Europa. Niet één, maar meerdere: de toppen van Europa, de Picos de Europa (spreek overdreven uit: ‘Ééoeropa’), het ruige Noord-Spaanse gebergte dat deze naam kreeg van Spaanse zeevaarders, die -terugkerend uit de west- deze hoge bergen als eerste zagen bij het bereiken van hun thuisland (volgens Wikipedia althans).

En niet zingend, hoewel ik voorzichtig wel een deuntje in m’n hoofd zal neuriën, want meer kan ik de buitenwereld niet aan doen. Van de weeromstuit zullen mens en dier op het geluid van mijn gezang het gebergte op een drafje verlaten en dat is nu ook weer niet mijn bedoeling.

Nee, wandelend ga ik de Picos, onderdeel van de Cordillera Cantábrica, bezoeken, met in mijn rugzak mijn kleine wandeltentje, voor het geval in een hut geen slaapplek voorhanden is, maar ook voor het geval een etappe te zwaar is, of ik hem moet onderbreken omdat het weer plotseling omslaat, wat in dit deel van Spanje  -aan de golf van Biskaje- geen uitzondering is. 

Maar mijn slaapzak en -matje komen waarschijnlijk ook van pas in één van de verschillende Refugios Libres in de bergen, noodonderkomens waar je vrij kan overnachten, als er tenminste plaats is en de 2-4 harde slaapbanken niet reeds bezet zijn; wie het eerst komt.. Maar ook dan biedt de tent mogelijk uitkomst. Mijn wandelstokken zijn tevens de tentstokken; dat scheelt weer gewicht…

Nu ik het daar toch over heb; het lukt me helaas wéér niet om het gewicht van de rugzak onder tien kilo te houden. Met drinkwater erbij (dat hard nodig in dit karstgebergte, waar drinkwater schaars is en het water dát voorhanden is, waarschijnlijk is vervuild door de kudden koeien, paarden en geiten die er rondlopen) zit ik op 13 kilo. Veel drinken maakt dus lichter!

Zónder water 12 kilo schoon aan de haak ..

Wat is het plan? Zaterdag brengt M mij naar Benissa, waar ik de (directe) busverbinding neem naar Alicante Estación de Tren. Vandaaruit neem ik de (directe) treinverbinding -via Madrid- naar de noordelijke havenstad Santander, de hoofdstad van de autonome regio Cantabrië. In Santander blijf ik twee nachten om gedurende de dag de stad te verkennen en maandag reis ik met de bus (helaas niet direct: met een tussenstop in Llanes, kustplaats in Asturië) naar Arenas de Cabrales. Met nog een uurtje wandelen naar Poncebos, één van de drie belangrijkste toegangspoorten naar het nationale park, begint de tocht in Hostal Poncebos, aan het begin (of aan het eind; het is maar hoe je het bekijkt) van de indrukwekkende Rio Cares-kloof.

Vandaaruit hoop ik in ca. 12 dagen een ronde te lopen, die bekend staat als de Anillo Extrem (één van de Anillos de los Picos) en die het westelijke en het centrale massief (macizo) van de Picos verbindt. Het oostelijke deel laat ik ‘rechts’ liggen..

M blijft met moeder J lekker twee weken genieten van het mooie weer aan de Spaanse oostkust. Bezoekje aan de markt, lekker ‘menú de mediodía’ en ginrummy in de avond.. Ik word zeker niet gemist!

En nu maar hopen dat de Spaanse weergoden mij in het noorden ook gunstig gezind zijn.

Reis je virtueel met me mee? Dan vertel ik je ook over de Cantabrische bruine beren en de wolven die er schijnen rond te lopen…

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Laatste ronde, ter afsluiting

Zoon J prikkelt mij tot een laatste bericht over dit mooie rondje fietsen in de Sierra de Albarracín (en de Serranía de Cuenca, want daar fietste ik ook gedeeltelijk doorheen). De totaal gefietste afstand is een kleine 400km geworden, ongeveer 65km per dag. Dat is prima zo, een mooie richtlijn voor de volgende tocht én om rekening mee te houden voor het vinden van een slaapplaats (of ik moet de tent meenemen).

Dit is het uiteindelijke rondje geworden. Zoek de verschillen met het eerdere kaartje, zou ik bijna zeggen, maar de afwijkingen zijn wel duidelijk. De noordelijke lus van het oorspronkelijk geplande ‘achtje’ heb ik overgeslagen. Mijn route was nu: Camporrobles-Carboneras de Guadazaón-Uña-Moscardón-Cañete-Landete en weer terug naar de start.

Gisteren was nog een half dagje van 40km terug naar de auto, maar over een heel mooi ‘gravel’pad, wat ook een camino bleek te zijn. Geen wandelaars gezien overigens, of het moeten de zes grote herten zijn geweest die vóór mij in statige draf het pad overstaken. Het was opnieuw een prachtige, onbewolkte dag zonder noemenswaardige wind.

e-Rocinante hield zich prima op het ruwe terrein, maar zat na dit traject onder het okerkkeurige stof, dat ik er inmiddels met een lap heb afgehaald. Een douche was voor mij ook hard nodig…

De linker uitstekende punt op het kaartje hierbovenaan is Uña, bij de Rio Júcar, de inmiddels tot beekje gedegradeerde rivier waar ik langs fietste (op de terugweg met de auto passeerde ik hem nog een keer bij Cullera, waar hij in zee stroomt; hij zag er daar gelukkig redelijk normaal uit); de rechter uitstulping is de kleine omweg naar de Ojos del Rio Cabriel, welke rivier uiteindelijk in de Júcar stroomt (in 1982 een enorme overstroming veroorzakend vanwege de hevige ‘gota fria’ waardoor de stuwdam van het Embalse de Tous doorbrak).

Embalse de Tous, foto van internet

Dus.. laat het maar snel weer gaan regenen, maar wel een beetje gedoseerd!

e-Rocinante weer schoon voor de volgende tocht

Aju 👋

Geplaatst in Reisverslagen | Plaats een reactie

Een ronde richting de afronding

Moorse Muralla in Cañete

Dinsdag 10 oktober, 46km gefietst.

En weer is het stralend, strakblauw, vrijwel zonder wind. In de vroege ochtend natuurlijk koud, maar al snel wordt het tussen de 25-30°. Vandaag niet zo veel gefietst, dat zit zo: de totale afstand, thuis uitgezet, blijkt toch wat te hoog gegrepen, dus moet ik de route verleggen. Bovendien zijn de overnachtingsplaatsen op (een voor mij) fietsbare afstand dun bezaaid. Ik moet dus wat improviseren, rekening houdend met de dagen die me resteren in dit korte uitstapje in het Spaanse binnenland. Landete ligt via de meest directe weg op 36km van Cañete, maar met wat kleinere weggetjes, mooier, stiller (maar ook meer stijgend en dalend) weet ik er nog een kleine 46 van te maken; een ‘rustdag’.. 😉

Bijzonder, die Canadese koeien die hier overal rondlopen..

Toen ik gistermiddag nog een rondje door Cañete liep, schrok ik bijna van een man die met grote zakken op een smal paadje vanaf de rivier naar boven sjokte. Maar een paar seconden later besefte ik dat de man wel héél erg stil stond, met die zware last op zijn rug. Een mooie ‘trompe-l’oeil’, want het was een plat metalen beeld, levensecht beschilderd, alsof de oude zo naar boven kwam strompelen. Een plaatje dat je overigens in het (levens-)echt overigens nog wel kan tegenkomen, inclusief een zwaar beladen ezeltje ernaast. Maar nu had ik me toch even laten foppen, net zoals bij het beeld dat ik erna tegenkwam…

Ik had het kunnen weten: waarom loop je met zo’n last dan ook náást het pad..
Waar zou zij naar kijken?

En zo waren er meer kunstwerken, waaronder een interactieve: twee mensen kunnen meedoen, maar er was niemand in de buurt; de muziek was daarom gestopt..

Onderweg passeer ik de rio Cabriel diverse keren; leuk om de oorsprong bezocht te hebben. Hij mondt uit in de rio Júcar, maar is dus kennelijk ook minder waterdragend dan normaal; haar ‘ogen’ moeten meer huilen..

Verder niet veel spectaculairs vandaag. Ik fiets nog wel langs een spectaculaire ruïne van wat eens een imposant kasteel moet zijn geweest, op een strategische plek gelegen, bovenop een individuele heuvel in het verder glooiende landschap.

Inclusief dubbele muren en een (gerestaureerde) kerk en diverse andere gebouwen / ruïnes. Op internet lees ik over Castillo de Moya, zetel van koning Alfonso VIII van Castillië die hier in zijn laatste dagen heerste aan het begin van de 13e eeuw. Wat moet men gezwoegd hebben om dit allemaal tijdens de bouw bovenop de heuvel te krijgen. Maar goed, daar had Alfonso ongetwijfeld z’n mensen voor, terwijl hij nóg een volle beker wijn klotsend aan zijn bebaarde mond zette.

Ik slaap in Landete in het recent en modern gerenoveerde Hotel-Restaurante Moya, een prima hotel, maar waar het verval echter nu al begint in te treden (verschillende dingen kapot of beschadigd, terwijl het simpel en snel hersteld kan worden). Ik onderdruk de neiging om de WC-rol houder, die op half zeven hangt zodat de rol eraf rolt, vast te schroeven; ik moet ervoor een imbussleutel pakken, die in het tasje onder het zadel van mijn fiets in de garage hangt; teveel moeite. De vakantieman van Max zou hier zijn lol op kunnen.. “Is het er schoon? Dat dan weer wel” (pats, stempel voldoende).

Morgen is de laatste dag, op weg naar de auto in Camporrobles, een kippeneindje. Het was een heerlijk kort weekje fietsen en de weergoden waren zeer goed gezind, hoewel dat eigenlijk te denken geeft. Ook nu weer mooie dingen gezien en ervaren, en vooral aardige mensen ontmoet tijdens mijn rondje door de Sierra de Albarracín.

Maar er is nog véél meer te ontdekken in dit inmense land. Wordt vast wel vervolgd dus..

🚴🏿‍♂️ ¡Hasta luego! 🚴🏿‍♀️

Geplaatst in Reisverslagen | 1 reactie

Een ronde naar de ogen van Cabriel

Maandag 9 oktober, 74km gefietst.

Mijn kamer met het prachtig uitzicht op de landerijen (zie vorig bericht) was die met het kleine, uitstekende balkon.

Het afscheid van Hostal casa de los Maestros (het was vroeger een smederij), was ronduit hartelijk. De patron, op het eerste gezicht een stoere bonk met lang krullend haar dat hij half in een buff had gestoken, is eigenlijk een verlegen, maar uiterst vriendelijke baas, met een zangerige stem. In het hostal liggen overal fossielen: ammonieten, foraminiferen, schelpen en zelfs de pootafdruk van een triceratops (maar die laatste is een kopie-afdruk, zegt hij beschaamd). Zijn vader had iets met geologie en als ik over Aliaga begin, begint hij te stralen. Hij somt allerlei bijzondere aardlagen op, voor zover ik het allemaal kan volgen. Dinosauriers hebben hier ook in kuddes rondgelopen. Ik besluit met hem op de foto te gaan, als aandenken aan een gastvrij verblijf.

Mijn volgende bestemming is Cañete, een mooi ommuurd vestingsstadje, gebouwd door Moslims in de 8e, maar vooral 9e en 10e eeuw, zo lees ik later op bordjes met uitleg. Cañete ligt op slechts 50km afstand van Moscardón, maar ik ben gegrepen door de ogen van Cabriel, die bijzonder mooi en turquoise blauw moeten zijn. Cabriel zelf is slank met mooie ronde vormen, dus daar wil ik wel 20km voor om rijden, nietwaar rooie K?

Het dorpje Moscardón met fraaie landerijen.

Het blijkt wel een pittige omweg, heen-en-terug 18km, heen vooral sterk dalend (lekker), wat betekent dat ik terug fors op de trappers moet staan en dat na een inspannend bezoek aan Cabriel.. De weg ernaartoe is recent geasfalteerd (en verbreed, zoals later blijkt als ik het dorpje El Vallecillo nader). El Vallecillo is een beetje sneu; er moet iets spelen: want op exáct 1km afstand van het gehucht houdt het nieuwe asfalt op (en ook de verbreding) en vervolgt het weggetje zijn oorspronkelijke smalle en zwaar herstelde (maar inmiddels versleten) wegdek naar het het miskende dorp. Óf zij moeten weldegelijk het oorspronkelijk karakter van hun plekje op waarde hebben geschat en de toegang bewust bij de lieflijke, maar vergane glorie hebben gehouden; dat kan natuurlijk ook..

De smalle oude en de brede nieuwe weg
In de verte, sneu of slim?, El Vallecillo.

Ik zal het nooit weten, want op 200m vóór het gehucht sla ik af naar Cabriel en haar turqoise ogen. Om er te komen moet ik nog 500m wandelen, en er zijn meer klanten; er staat zelfs een camper geparkeerd. Ik zet mijn fiets vast aan een boom, met het slot ook door de hengels vast de beide fietstassen vastgemaakt. Bij Cabriel zullen toch alleen maar nette mensen komen? Alleen mijn stuurtas en mijn bidon neem ik mee… ik zal wel dorstig worden.

Een afdaling van 500m is ‘rutsig’ op mijn gymschoenen; even opletten dat ik niet met letsel bij Cabriel aankom. Dan presteer ik niets meer. En eindelijk, daar is ze dan: Cabriel, de rio Cabriel, om precies te zijn en nu op zoek naar haar Ojos. Die zijn snel gevonden. Een bordje wijst de weg naar twee kleine poeltjes waar het water uit opborrelt. Dat ze turquoise zijn is niet goed te zien, want ze zijn gedeeltelijk overgroeid met planten.

Volgens de beschrijving ontstaat de rio Cabriel hogerop op de berg, met water dat deels ondergronds gaat en hier op twee plekken weer door moeder aarde wordt vrijgegeven. Dát is het bezoek aan de ogen, de ‘ojos de rio Cabriel’ zeker waard, dat moet je met me eens zijn..!? Iets verderop is ook een waterval(etje), de Cascada de Herrería, die natuurlijk de extra 200m lopen ook waard is. Zowaar stroomt behoorlijk wat water door de smalle spleet; het zou me geenszins verbaasd hebben als de stroom vrijwel droog had gestaan, na de eerdere ervaringen. Natuurlijk maak ik enkele foto’s.

Na dit verfrissende bezoek moet ik natuurlijk ook weer over dezelfde weg terug. En die gaat vnl. bergop. Deze 9km doe ik lekker in stand Touring (stand Sport of Turbo is na dit bezoek nog niet nodig). Heb ik al gezegd dat ik enigszins moet wennen aan het hoge gezoem van de electrische Bosch motor? Ik zet hem daarom regelmatig uit; het is meestal zó stil op de route (er is ook vrijwel geen wind), dat de electrische zoem toon licht storend is als de motor niet écht nodig is. Als het duwtje in de rug wel prettig is, neem ik het geluid voor lief. Bij wind, of in een drukke omgeving, zal het overigens nauwelijks opvallen, denk ik.

Prachtige herfstkleuren onderweg.

En zo nader ik mijn einddoel, op een uiterst relaxte wijze, want de laatste 30km tot Cañete daalt de weg door werkelijk prachtige kloven, met hoge uitstekende rotsen. Ik zie weer een aantal vale gieren, Buitres comun, en het is vooral mooi dat ik een gier van-en-naar een rotspunt zie vliegen, waar zijn partner met mooie turquoise ogen zit te wachten en uit te kijken (m’n hoofd is inmiddels op hol door het voorgaande). Mijn telefoon-foto’s zijn helaas niet scherp genoeg. Maar de taart op de dag is een troep van wel 50 gieren die ik vlak voor Cañete laag in de lucht zie cirkelen, waarschijnlijk op zoek naar het kadaver van een dier. Ik fotografeer ze in de lucht, maar iets verderop zit een viertal in het veld, vlak naast de weg. Vóórdat ik mijn telefoon uit de fietstas heb kunnen halen, vliegt het kwartet van schrik op… De laatste kon ik ‘schieten’, terwijl hij zijn vleugels uitslaat.

In Cañete slaap ik in Hostal la Muralla, dat eigenlijk die middag sluit en pas óvermorgen weer open gaat. Maar voor een eenzame fietser maakt de vriendelijk uitbater wel een uitzondering. Na aankomst om drie uur kan ik zowaar ook nog een menu del dia bestellen (sopa de mariscos en merluza a la plancha, een lekkere witte wijn erbij) en voor vanavond een tortilla met wat groenten. Ik mag het opwarmen in de magnetron die in de gang staat, samen met mijn ontbijt voor morgen (gratis). Ik heb het hele hostal / restaurant voor mij alleen; er zijn geen andere gasten. Tijd voor een feestje?

Geplaatst in Reisverslagen | Plaats een reactie

Rondje slaapplek zoeken

Zondag 8 oktober, 74km gefietst.

9 Oktober is blijkbaar een feestdag in de Comunidad Valenciana en het weekend eraan voorafgaand zijn overal veel mensen op de been. Zoveel dat ik voor vandaag nog geen slaapplek heb kunnen bemachtigen. Ik bel diverse hostals en pensions, maar overal krijg ik te horen ‘completo’.

Mijn standaard ontbijt

De route van vandaag gaat langs Calomarde, waar ik in 2015 logeerde in een leuk hostal / restaurant dat in het voormalige Ajuntament is gevestigd. Er is geen telefoonnummer vindbaar op internet (in 2015 kwam ik er op goed geluk langs), dus besluit ik mijn geluk nogmaals te beproeven; als het niet vindbaar is, zullen niet veel mensen daar een slaapplek reserveren, nietwaar? Het ligt op ca. 66km van Uña, dus helemaal comfortabel ga ik vandaag niet op weg.

Het eerste deel van de route van vandaag gaat wat kilometers over dezelfde route die ik gisteren fietste, dat is niet altijd te voorkomen. Maar op de plek waar ik gisteren naar het ‘beekje’ in de Júcar-vallei fietste, zie ik vanochtend drie mooie herten staan, kennelijk ook van de nieuwe situatie gebruik makend. Met de verrekijker zie ik een fiere man, met (maar) twee vrouwtjes (ook gepast fier natuurlijk, hoewel zij dat niet nodig hebben met zo’n wakende macho aan hun zijde..). Ik probeer nog een foto door mijn verrekijker te maken, maar dat lukt helaas niet. Daar moet je betere apparatuur voor hebben.

Er wil er altijd eentje bovenuit steken… dat moet je in NL niet willen..

Het is wederom prachtig weer, strak blauw en slechts een klein briesje. Wel de trui aan het eerste uur. Maar zeker op weg naar de Puerto de el Cubillo (1.617m) is de goddelijke hand in mijn rug welkom, vnl. standje eco, maar bij dit bord wordt het soms ook wel stand twee: touring.

De omgeving is prachtig, dichte pijnboom bossen, met in de vallei bij een rivier al geel kleurende populieren. Herfst is ook hier onmiskenbaar in aantocht. Bij de puerto de traditionele (fiere?) topfoto. Ik heb echter niets om over te waken.. 😆

Maar toch fiets ik niet heel gerust vandaag; het liefst fiets ik linea recta op de volgende overnachtingsplaats af, maar zonder reservering is dat lastig rechtlijnig (ook ondanks de vele bochten) te realiseren. Als ik na 66km het gehucht Calomarde binnen rijd, zie ik tot mijn lichte verbazing heel veel mensen op de been, de meesten in wandelkleding. En nog verrassender wordt het als ik bij het voormalige stadhuis drommen mensen zie die er in 2015 beslist niet waren; ik was toen vrijwel de enige in dit slapende gehucht, zonder stadhuis..

Je raad het al, ondanks het onvindbaar zijn op internet, hebben de lokalen de ‘hospedería’ in groten getale weten te vinden: ‘todo completo, caballero’! Ik word dus fier aangesproken, maar loop wel een blauwtje..

Tijd om internet nog eens te raadplegen; het grotere en toeristische dorp (stad?) Albarracín hier vlakbij, waar ik ook met M kort vertoefde, heeft ondanks de vele hotels en hostals geen enkele beschikbaarheid. Bizar, in deze tijd van het jaar, maar met de opwarming van de aarde warmt ook de vakantiestemming van de bevolking op, zo lijkt het.

Na lang zoeken vind ik een casa rural in Moscardón, op 14km afstand van Calomarde, zo dicteert Google maps mij. Dat is nog redelijk, hoewel ik na >60 km wat zadel-ongemak voel. Het is nog midden middag en de zon schijnt, dan is een extra klein uur geen onoverkomelijke opgave… denk ik nog.

De route die google voor mij heeft uitgestippeld gaat echter over een bospad (Locusmap geeft alleen een stippellijn aan), dat eerst nog redelijk begaanbaar is, maar overgaat in een keienpad met hockeybal-grote stenen. Oeff, dat is zelfs in standje ‘sport’ nauwelijks doenbaar. Het blijkt een prima wandelpad, maar voor fietsers is dit eigenlijk niet gemaakt. Ik zie ook een keurig wandelbord, dat mij vertelt dat ik er bijna ben.

Als ik bij Casa de los Maestros aankom, niet geheel fris meer en tamelijk bestoft, vraagt de patron veelzeggend of ik over de berg ben gekomen. Hij kent de omgeving blijkbaar en zegt dat ik mijn fiets niet in de hal, maar achterom moet rijden: een achterdeur bij de opslagruimte. e-Rocinante zal er geen wielomwenteling om geven. Hij staat onverstoorbaar op zijn standaard, wetende dat zijn batterij zorgzaam wordt opgeladen in de kamer van zijn berijder. Morgen weer een actieve dag!

Maar eerst even rust..

Geplaatst in Reisverslagen | Plaats een reactie