Even een update van een aantal dagen onderweg. Ik heb er inmiddels 380km op zitten, in 7 dagen. Dat is geen bijzonder gemiddelde, maar de wind speelt me de laatste dagen behoorlijk parten. En ik ben inmiddels op 1100m hoogte en heb dus ook de nodige stijging en daling in de benen. Maar bovenal merk ik dat mijn eerste grote tocht in 2011 alweer 10 jaar geleden is; geen wonder dat de gemiddelde afstand per dag niet meer vergelijkbaar is. 😉
6 mei, Burgos-Hortigüela, 54km gefietst. Nog een dagje via verde. Zon met hier en daar een wolkje. Koud, maar extra handschoenen zijn niet nodig.
Wat ooit was..
In het begin van het gravelpad bij Burgos zijn er nog veel MTB-ers, hardlopers en wandelaars op en in de benen, maar na een kilometer of tien dunt het uit tot slechts deze ene persoon. Heerlijke koffie in een ‘cantina’ in een klein dorpje onderweg, die, niet verwonderlijk, wordt gerund door een Zuidamerikaanse dame; dit woord voor een bar zie je hier niet zoveel nl.
Een groot deel van het traject van de via verde gaat over grove gravel, wat helaas niet zo lekker fietst. Hier en daar neemt de natuur het pad weer over: mooi bloeiend koolzaad. De tegenwind werkt niet echt mee om soepel vooruit te komen.
Het hostal in Hortigüela is prachtig: een oude, bijna Engelse cottage, met binnenin veel krakend hout, zoals in een berghut. Heerlijk gegeten (nog nooit de artisjokken zo lekker!). De dame in de keuken maakt alles met veel liefde, vandaar!
Aan de rand van het dorp graast een schaapskudde; de herder kan nu rusten. Op de stompe kerktoren huizen drie families ooievaars met enorme nesten op de hoeken van de torentrans. Ooievaars op de kerk: dat zal voor dubbel zoveel nakomelingen in het dorp zorgen!
7 mei, Hortigüelo-Hontario del Pinar, 44km. Prachtig weer.
Het eerste deel wel over de drukke N234, maar de ‘schouder’ is veilig breed en Spanjaarden zijn zoals eerder opgemerkt zeer voorkomend tegenover fietsers: een flinke boog om je heen, hoewel dat niet echt nodig is. Volgens mijn geplande route zou ik de via verde vervolgen, maar die is hier nog niet klaar. Op een paar plekken probeer ik erop te komen, maar steeds stuit ik op weelderig struikgewas en een overwoekerd pad, zonder rails, dat wel.
Maar na een tijdje kan ik een onverharde weg kiezen, door mooi bosrijk landschap. Ik rijd langs grazende koeien, die soms lui op de weg liggen te herkauwen. Ergens stijgt het rulle pad (met kiezels) 10%, dus moet ik een stuk lopen. Hoort erbij..
Als ik het asfalt weer bereik is er een ander ‘hoogtepuntje’: de rechte weg daalt fors en is volledig leeg. Ik tik 52km/u aan, zonder iets te hoeven doen (maar alleen omdat het ‘veilig’ kan, M!). Ik fiets over een prachtig glooiende hoogvlakte, met allerlei soorten naaldbomen, waaronder de ‘sabinar’, die ik alleen van Spanje (met name Aliaga) ken. Pittig traject, maar zeer de moeite waard.
Het hostal in Hontario is wat smoezilig, net als de patron, maar de sfeer is gezellig. Als ik aan het eind van de middag aankom, zitten er alleen kerels in en aan de bar; tot mijn verbazing komen er ’s avonds alleen groepjes vrouwen borrelen (vrijdagavond, feestavond!). Ik vraag aan de patron wat hij gedaan heeft, wat hij kennelijk leuk vindt, want ik krijg een klap op mijn schouder (zonder mondkapje..). Zou het ‘t enorme haardvuur zijn dat hij heeft aangemaakt? De ‘filete de ternero’ smaakt er geweldig bij.
8 mei Hontario-El Burgo de Osma, 64km. Zon, in het begin windstil, maar later flinke wind (tégen).
Ik mopper de volgende morgen als ik op hem wacht, voor een ontbijt in de donkere gelagkamer; er is helemaal niemand en ik kan helaas de lichtschakelaar niet vinden. Een reeks knoppen lijkt meer op een alarminstallatie, dus kan ik daar maar beter vanaf blijven (of juist niet; ’t is maar hoe je het beziet..).
Gisteravond vroeg ik of ik om acht uur in de ochtend kon ontbijten; ‘Nee, negen uur’. Half negen? ‘Nee, óf om half 5, of om negen uur, como quieres’. Tsja, die grap snap ik niet, maar daar kom ik de volgende ochtend achter. Dus spreek ik negen uur af.
Als hij om half tien binnenkomt, met twee jonge knullen (uit Madrid, zo blijkt later), komt hij terug van een jachttrip met hen. Niets gevangen zegt één van de jongens, een aardige vent met krullen, die direct Engels tegen me begint te praten. Alleen een paar jonge reebokken (‘roe bock’ blijkbaar in het Engels), maar die waren te jong om te schieten. Dát verklaart dus ook de schedels, een paar geweien en een aantal nog niet geheel kaal gemacereerde onderkaken in de garage, waar mijn fiets staat geparkeerd! Niet heel fris in de neus..
Mijn start is dus wat later dan gepland, maar de krullenbol verzekert mij dat de route door het ‘Parque Natural Cañón del Rio Lobos’, waar Hontario aan grenst, alleen bergafwaarts is. Nou dan was hij kennelijk in de auto, enthousiast met de patron op weg naar het jachtterrein, het eerste deel direct uit het dorp over een gravelweg omhoog vergeten!
Maar inderdaad, bij de rand van de ‘kloof’ aangekomen, zie ik een lieflijk landschap met grazige weiden en een ‘refugio libre’ waar ik ook best had willen overnachten. Overal koeien met klingelende bellen en enorme aantallen schapen in het dal. Ik maak foto’s, terwijl een oude auto bij me stopt en een man me in een haast onverstaanbaar dialect iets probeert duidelijk te maken. Het klinkt waarschuwend en ik vang de woorden schapen, honden en stoppen op. Hij herhaalt het in nog onduidelijker woorden en vraagt of ik het begrijp (dat laatste verstond ik!). Ik knik, denkend dat ik zijn verhaal even moet laten bezinken, dus de boer rijdt verder.
In de ‘kloof’ aangekomen (ik vind het eerlijk gezegd meer een bergalm) begrijp ik wat hij bedoelt, want er komt een drietal enorme witte ‘matalobos’ op mij afgerend. Oei, zulke diepe blaffen en harde grommen heb ik niet eerder meegemaakt, dus ik doe wat ik van een andere fietser heb geleerd: vrolijk fluiten en aardige woorden tegen deze honden spreken. En vooral niet hard wegfietsen! Volgens mij bedoelde de boer, die kennelijk zijn kudde even alleen liet om te eten of te rusten (of beide) dat ook: even inhouden of stoppen. Ik kan me altijd nog achter mijn fiets verschansen (wat wel lastig is, met drie ‘wolvendoders’, die het op mij gemunt hebben). Ook stenen gooien schijnt, volgens Frank van Rijn (de wereldfietser), te helpen, maar die ben ik vergeten op te rapen.
Langzaam rijd ik over de aarden weg langs de kudde, die zich uit de voeten maakt, richting de honden, wat voor hen kennelijk het teken is om in te houden. Als de kust veilig is maak ik terugkijkend een foto, maar de laatste hond is al zo ver weg, dat je zijn imposante postuur niet kan zien (ja-ja, visserslatijn hoor ik je denken..; maar je zal er maar bij zijn geweest!).
Nog enigszins trillend vervolg ik mijn weg door de mooie, bosrijke ‘cañon’, maar die naam mag het eigenlijk niet hebben, vind ik. Wel heel fraai!
Het tweede deel door de valei is ‘andere koek’. Nu gaat het ‘off-track’-pad langs de rivier en af en toe er doorheen. Niet dat er heel veel water stroomt, maar de grove keien zijn volslagen ongeschikt om over te rijden, dus dat wordt de fiets duwen. Natte voeten en Rocinante krijgt het zwaar te verduren. Verschillende wandelaars kijken verbaasd naar mijn verwoede pogingen om vooruit te komen, maar daar moet je gewoon even niet op letten. Ook op het droge is het pad duidelijk een wandelpad, of op zijn minst een ‘BTT’ (Spaans voor MTB).
Na een haakse bocht in het smalle pad langs en boven het riviertje, met een dun touwtje als ‘zekering’, besluit ik de route nog eens te bekijken. Drie kilometer afgelegd en nog negen te gaan; dat is gekkenwerk, wat die wandelaars waarschijnlijk al dachten, dus ik keer om. Tja, diezelfde kilometers weer terug, met nóg een keer twee ‘crossings’. Maar wat me nog te wachten stond, blijft me in ieder geval bespaard; dat is de (positieve) keerzijde.
De fiets ziet er niet uit: modder langs de banden, waardoor het fietsen enorme herrie maakt (gelukkig na een poosje ‘eraf geremd’). Een spaak verbogen en het spatbord los (dat zal R van M-fietsen heel dom van me vinden). Maar verder werkt alles nog! Weliswaar moet ik nu een omweg maken over een andere, eerder in mijn app geplotte route (voor het geval dat..), maar die gaat weer over asfalt, wat na al dat ploeteren als een verádeming voelt.
Moe en bezweet kom ik in El Burgo de Osma aan, een stadje met een mooi oud centrum (vnl. het plein). Mijn hostal ligt aan de rand en is knudde; wat wil je met de herrie van een Repsol station en garage ernaast. Ik eet op het mooie plein een heerlijke ‘hamburguesa’ en de rosé smaakt prima (maar ja, wat wil je: ik had na vandaag zelfs sherry lekker gevonden..).
Dit was nog in Hortigüela
Hi Frank
Wat een avontuur weer! Prachtig!!
Mooi foto’s en wat een mooie tocht.
Groetjes Roel
Ha Roel, dank. Ja, was weer een mooie ‘rust’dag hè.. 😇