Laatste ronde, ter afsluiting

Zoon J prikkelt mij tot een laatste bericht over dit mooie rondje fietsen in de Sierra de Albarracín (en de Serranía de Cuenca, want daar fietste ik ook gedeeltelijk doorheen). De totaal gefietste afstand is een kleine 400km geworden, ongeveer 65km per dag. Dat is prima zo, een mooie richtlijn voor de volgende tocht én om rekening mee te houden voor het vinden van een slaapplaats (of ik moet de tent meenemen).

Dit is het uiteindelijke rondje geworden. Zoek de verschillen met het eerdere kaartje, zou ik bijna zeggen, maar de afwijkingen zijn wel duidelijk. De noordelijke lus van het oorspronkelijk geplande ‘achtje’ heb ik overgeslagen. Mijn route was nu: Camporrobles-Carboneras de Guadazaón-Uña-Moscardón-Cañete-Landete en weer terug naar de start.

Gisteren was nog een half dagje van 40km terug naar de auto, maar over een heel mooi ‘gravel’pad, wat ook een camino bleek te zijn. Geen wandelaars gezien overigens, of het moeten de zes grote herten zijn geweest die vóór mij in statige draf het pad overstaken. Het was opnieuw een prachtige, onbewolkte dag zonder noemenswaardige wind.

e-Rocinante hield zich prima op het ruwe terrein, maar zat na dit traject onder het okerkkeurige stof, dat ik er inmiddels met een lap heb afgehaald. Een douche was voor mij ook hard nodig…

De linker uitstekende punt op het kaartje hierbovenaan is Uña, bij de Rio Júcar, de inmiddels tot beekje gedegradeerde rivier waar ik langs fietste (op de terugweg met de auto passeerde ik hem nog een keer bij Cullera, waar hij in zee stroomt; hij zag er daar gelukkig redelijk normaal uit); de rechter uitstulping is de kleine omweg naar de Ojos del Rio Cabriel, welke rivier uiteindelijk in de Júcar stroomt (in 1982 een enorme overstroming veroorzakend vanwege de hevige ‘gota fria’ waardoor de stuwdam van het Embalse de Tous doorbrak).

Embalse de Tous, foto van internet

Dus.. laat het maar snel weer gaan regenen, maar wel een beetje gedoseerd!

e-Rocinante weer schoon voor de volgende tocht

Aju 👋

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Een ronde richting de afronding

Moorse Muralla in Cañete

Dinsdag 10 oktober, 46km gefietst.

En weer is het stralend, strakblauw, vrijwel zonder wind. In de vroege ochtend natuurlijk koud, maar al snel wordt het tussen de 25-30°. Vandaag niet zo veel gefietst, dat zit zo: de totale afstand, thuis uitgezet, blijkt toch wat te hoog gegrepen, dus moet ik de route verleggen. Bovendien zijn de overnachtingsplaatsen op (een voor mij) fietsbare afstand dun bezaaid. Ik moet dus wat improviseren, rekening houdend met de dagen die me resteren in dit korte uitstapje in het Spaanse binnenland. Landete ligt via de meest directe weg op 36km van Cañete, maar met wat kleinere weggetjes, mooier, stiller (maar ook meer stijgend en dalend) weet ik er nog een kleine 46 van te maken; een ‘rustdag’.. 😉

Bijzonder, die Canadese koeien die hier overal rondlopen..

Toen ik gistermiddag nog een rondje door Cañete liep, schrok ik bijna van een man die met grote zakken op een smal paadje vanaf de rivier naar boven sjokte. Maar een paar seconden later besefte ik dat de man wel héél erg stil stond, met die zware last op zijn rug. Een mooie ‘trompe-l’oeil’, want het was een plat metalen beeld, levensecht beschilderd, alsof de oude zo naar boven kwam strompelen. Een plaatje dat je overigens in het (levens-)echt overigens nog wel kan tegenkomen, inclusief een zwaar beladen ezeltje ernaast. Maar nu had ik me toch even laten foppen, net zoals bij het beeld dat ik erna tegenkwam…

Ik had het kunnen weten: waarom loop je met zo’n last dan ook náást het pad..
Waar zou zij naar kijken?

En zo waren er meer kunstwerken, waaronder een interactieve: twee mensen kunnen meedoen, maar er was niemand in de buurt; de muziek was daarom gestopt..

Onderweg passeer ik de rio Cabriel diverse keren; leuk om de oorsprong bezocht te hebben. Hij mondt uit in de rio Júcar, maar is dus kennelijk ook minder waterdragend dan normaal; haar ‘ogen’ moeten meer huilen..

Verder niet veel spectaculairs vandaag. Ik fiets nog wel langs een spectaculaire ruïne van wat eens een imposant kasteel moet zijn geweest, op een strategische plek gelegen, bovenop een individuele heuvel in het verder glooiende landschap.

Inclusief dubbele muren en een (gerestaureerde) kerk en diverse andere gebouwen / ruïnes. Op internet lees ik over Castillo de Moya, zetel van koning Alfonso VIII van Castillië die hier in zijn laatste dagen heerste aan het begin van de 13e eeuw. Wat moet men gezwoegd hebben om dit allemaal tijdens de bouw bovenop de heuvel te krijgen. Maar goed, daar had Alfonso ongetwijfeld z’n mensen voor, terwijl hij nóg een volle beker wijn klotsend aan zijn bebaarde mond zette.

Ik slaap in Landete in het recent en modern gerenoveerde Hotel-Restaurante Moya, een prima hotel, maar waar het verval echter nu al begint in te treden (verschillende dingen kapot of beschadigd, terwijl het simpel en snel hersteld kan worden). Ik onderdruk de neiging om de WC-rol houder, die op half zeven hangt zodat de rol eraf rolt, vast te schroeven; ik moet ervoor een imbussleutel pakken, die in het tasje onder het zadel van mijn fiets in de garage hangt; teveel moeite. De vakantieman van Max zou hier zijn lol op kunnen.. “Is het er schoon? Dat dan weer wel” (pats, stempel voldoende).

Morgen is de laatste dag, op weg naar de auto in Camporrobles, een kippeneindje. Het was een heerlijk kort weekje fietsen en de weergoden waren zeer goed gezind, hoewel dat eigenlijk te denken geeft. Ook nu weer mooie dingen gezien en ervaren, en vooral aardige mensen ontmoet tijdens mijn rondje door de Sierra de Albarracín.

Maar er is nog véél meer te ontdekken in dit inmense land. Wordt vast wel vervolgd dus..

🚴🏿‍♂️ ¡Hasta luego! 🚴🏿‍♀️

Geplaatst in Reisverslagen | 1 reactie

Een ronde naar de ogen van Cabriel

Maandag 9 oktober, 74km gefietst.

Mijn kamer met het prachtig uitzicht op de landerijen (zie vorig bericht) was die met het kleine, uitstekende balkon.

Het afscheid van Hostal casa de los Maestros (het was vroeger een smederij), was ronduit hartelijk. De patron, op het eerste gezicht een stoere bonk met lang krullend haar dat hij half in een buff had gestoken, is eigenlijk een verlegen, maar uiterst vriendelijke baas, met een zangerige stem. In het hostal liggen overal fossielen: ammonieten, foraminiferen, schelpen en zelfs de pootafdruk van een triceratops (maar die laatste is een kopie-afdruk, zegt hij beschaamd). Zijn vader had iets met geologie en als ik over Aliaga begin, begint hij te stralen. Hij somt allerlei bijzondere aardlagen op, voor zover ik het allemaal kan volgen. Dinosauriers hebben hier ook in kuddes rondgelopen. Ik besluit met hem op de foto te gaan, als aandenken aan een gastvrij verblijf.

Mijn volgende bestemming is Cañete, een mooi ommuurd vestingsstadje, gebouwd door Moslims in de 8e, maar vooral 9e en 10e eeuw, zo lees ik later op bordjes met uitleg. Cañete ligt op slechts 50km afstand van Moscardón, maar ik ben gegrepen door de ogen van Cabriel, die bijzonder mooi en turquoise blauw moeten zijn. Cabriel zelf is slank met mooie ronde vormen, dus daar wil ik wel 20km voor om rijden, nietwaar rooie K?

Het dorpje Moscardón met fraaie landerijen.

Het blijkt wel een pittige omweg, heen-en-terug 18km, heen vooral sterk dalend (lekker), wat betekent dat ik terug fors op de trappers moet staan en dat na een inspannend bezoek aan Cabriel.. De weg ernaartoe is recent geasfalteerd (en verbreed, zoals later blijkt als ik het dorpje El Vallecillo nader). El Vallecillo is een beetje sneu; er moet iets spelen: want op exáct 1km afstand van het gehucht houdt het nieuwe asfalt op (en ook de verbreding) en vervolgt het weggetje zijn oorspronkelijke smalle en zwaar herstelde (maar inmiddels versleten) wegdek naar het het miskende dorp. Óf zij moeten weldegelijk het oorspronkelijk karakter van hun plekje op waarde hebben geschat en de toegang bewust bij de lieflijke, maar vergane glorie hebben gehouden; dat kan natuurlijk ook..

De smalle oude en de brede nieuwe weg
In de verte, sneu of slim?, El Vallecillo.

Ik zal het nooit weten, want op 200m vóór het gehucht sla ik af naar Cabriel en haar turqoise ogen. Om er te komen moet ik nog 500m wandelen, en er zijn meer klanten; er staat zelfs een camper geparkeerd. Ik zet mijn fiets vast aan een boom, met het slot ook door de hengels vast de beide fietstassen vastgemaakt. Bij Cabriel zullen toch alleen maar nette mensen komen? Alleen mijn stuurtas en mijn bidon neem ik mee… ik zal wel dorstig worden.

Een afdaling van 500m is ‘rutsig’ op mijn gymschoenen; even opletten dat ik niet met letsel bij Cabriel aankom. Dan presteer ik niets meer. En eindelijk, daar is ze dan: Cabriel, de rio Cabriel, om precies te zijn en nu op zoek naar haar Ojos. Die zijn snel gevonden. Een bordje wijst de weg naar twee kleine poeltjes waar het water uit opborrelt. Dat ze turquoise zijn is niet goed te zien, want ze zijn gedeeltelijk overgroeid met planten.

Volgens de beschrijving ontstaat de rio Cabriel hogerop op de berg, met water dat deels ondergronds gaat en hier op twee plekken weer door moeder aarde wordt vrijgegeven. Dát is het bezoek aan de ogen, de ‘ojos de rio Cabriel’ zeker waard, dat moet je met me eens zijn..!? Iets verderop is ook een waterval(etje), de Cascada de Herrería, die natuurlijk de extra 200m lopen ook waard is. Zowaar stroomt behoorlijk wat water door de smalle spleet; het zou me geenszins verbaasd hebben als de stroom vrijwel droog had gestaan, na de eerdere ervaringen. Natuurlijk maak ik enkele foto’s.

Na dit verfrissende bezoek moet ik natuurlijk ook weer over dezelfde weg terug. En die gaat vnl. bergop. Deze 9km doe ik lekker in stand Touring (stand Sport of Turbo is na dit bezoek nog niet nodig). Heb ik al gezegd dat ik enigszins moet wennen aan het hoge gezoem van de electrische Bosch motor? Ik zet hem daarom regelmatig uit; het is meestal zó stil op de route (er is ook vrijwel geen wind), dat de electrische zoem toon licht storend is als de motor niet écht nodig is. Als het duwtje in de rug wel prettig is, neem ik het geluid voor lief. Bij wind, of in een drukke omgeving, zal het overigens nauwelijks opvallen, denk ik.

Prachtige herfstkleuren onderweg.

En zo nader ik mijn einddoel, op een uiterst relaxte wijze, want de laatste 30km tot Cañete daalt de weg door werkelijk prachtige kloven, met hoge uitstekende rotsen. Ik zie weer een aantal vale gieren, Buitres comun, en het is vooral mooi dat ik een gier van-en-naar een rotspunt zie vliegen, waar zijn partner met mooie turquoise ogen zit te wachten en uit te kijken (m’n hoofd is inmiddels op hol door het voorgaande). Mijn telefoon-foto’s zijn helaas niet scherp genoeg. Maar de taart op de dag is een troep van wel 50 gieren die ik vlak voor Cañete laag in de lucht zie cirkelen, waarschijnlijk op zoek naar het kadaver van een dier. Ik fotografeer ze in de lucht, maar iets verderop zit een viertal in het veld, vlak naast de weg. Vóórdat ik mijn telefoon uit de fietstas heb kunnen halen, vliegt het kwartet van schrik op… De laatste kon ik ‘schieten’, terwijl hij zijn vleugels uitslaat.

In Cañete slaap ik in Hostal la Muralla, dat eigenlijk die middag sluit en pas óvermorgen weer open gaat. Maar voor een eenzame fietser maakt de vriendelijk uitbater wel een uitzondering. Na aankomst om drie uur kan ik zowaar ook nog een menu del dia bestellen (sopa de mariscos en merluza a la plancha, een lekkere witte wijn erbij) en voor vanavond een tortilla met wat groenten. Ik mag het opwarmen in de magnetron die in de gang staat, samen met mijn ontbijt voor morgen (gratis). Ik heb het hele hostal / restaurant voor mij alleen; er zijn geen andere gasten. Tijd voor een feestje?

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Rondje slaapplek zoeken

Zondag 8 oktober, 74km gefietst.

9 Oktober is blijkbaar een feestdag in de Comunidad Valenciana en het weekend eraan voorafgaand zijn overal veel mensen op de been. Zoveel dat ik voor vandaag nog geen slaapplek heb kunnen bemachtigen. Ik bel diverse hostals en pensions, maar overal krijg ik te horen ‘completo’.

Mijn standaard ontbijt

De route van vandaag gaat langs Calomarde, waar ik in 2015 logeerde in een leuk hostal / restaurant dat in het voormalige Ajuntament is gevestigd. Er is geen telefoonnummer vindbaar op internet (in 2015 kwam ik er op goed geluk langs), dus besluit ik mijn geluk nogmaals te beproeven; als het niet vindbaar is, zullen niet veel mensen daar een slaapplek reserveren, nietwaar? Het ligt op ca. 66km van Uña, dus helemaal comfortabel ga ik vandaag niet op weg.

Het eerste deel van de route van vandaag gaat wat kilometers over dezelfde route die ik gisteren fietste, dat is niet altijd te voorkomen. Maar op de plek waar ik gisteren naar het ‘beekje’ in de Júcar-vallei fietste, zie ik vanochtend drie mooie herten staan, kennelijk ook van de nieuwe situatie gebruik makend. Met de verrekijker zie ik een fiere man, met (maar) twee vrouwtjes (ook gepast fier natuurlijk, hoewel zij dat niet nodig hebben met zo’n wakende macho aan hun zijde..). Ik probeer nog een foto door mijn verrekijker te maken, maar dat lukt helaas niet. Daar moet je betere apparatuur voor hebben.

Er wil er altijd eentje bovenuit steken… dat moet je in NL niet willen..

Het is wederom prachtig weer, strak blauw en slechts een klein briesje. Wel de trui aan het eerste uur. Maar zeker op weg naar de Puerto de el Cubillo (1.617m) is de goddelijke hand in mijn rug welkom, vnl. standje eco, maar bij dit bord wordt het soms ook wel stand twee: touring.

De omgeving is prachtig, dichte pijnboom bossen, met in de vallei bij een rivier al geel kleurende populieren. Herfst is ook hier onmiskenbaar in aantocht. Bij de puerto de traditionele (fiere?) topfoto. Ik heb echter niets om over te waken.. 😆

Maar toch fiets ik niet heel gerust vandaag; het liefst fiets ik linea recta op de volgende overnachtingsplaats af, maar zonder reservering is dat lastig rechtlijnig (ook ondanks de vele bochten) te realiseren. Als ik na 66km het gehucht Calomarde binnen rijd, zie ik tot mijn lichte verbazing heel veel mensen op de been, de meesten in wandelkleding. En nog verrassender wordt het als ik bij het voormalige stadhuis drommen mensen zie die er in 2015 beslist niet waren; ik was toen vrijwel de enige in dit slapende gehucht, zonder stadhuis..

Je raad het al, ondanks het onvindbaar zijn op internet, hebben de lokalen de ‘hospedería’ in groten getale weten te vinden: ‘todo completo, caballero’! Ik word dus fier aangesproken, maar loop wel een blauwtje..

Tijd om internet nog eens te raadplegen; het grotere en toeristische dorp (stad?) Albarracín hier vlakbij, waar ik ook met M kort vertoefde, heeft ondanks de vele hotels en hostals geen enkele beschikbaarheid. Bizar, in deze tijd van het jaar, maar met de opwarming van de aarde warmt ook de vakantiestemming van de bevolking op, zo lijkt het.

Na lang zoeken vind ik een casa rural in Moscardón, op 14km afstand van Calomarde, zo dicteert Google maps mij. Dat is nog redelijk, hoewel ik na >60 km wat zadel-ongemak voel. Het is nog midden middag en de zon schijnt, dan is een extra klein uur geen onoverkomelijke opgave… denk ik nog.

De route die google voor mij heeft uitgestippeld gaat echter over een bospad (Locusmap geeft alleen een stippellijn aan), dat eerst nog redelijk begaanbaar is, maar overgaat in een keienpad met hockeybal-grote stenen. Oeff, dat is zelfs in standje ‘sport’ nauwelijks doenbaar. Het blijkt een prima wandelpad, maar voor fietsers is dit eigenlijk niet gemaakt. Ik zie ook een keurig wandelbord, dat mij vertelt dat ik er bijna ben.

Als ik bij Casa de los Maestros aankom, niet geheel fris meer en tamelijk bestoft, vraagt de patron veelzeggend of ik over de berg ben gekomen. Hij kent de omgeving blijkbaar en zegt dat ik mijn fiets niet in de hal, maar achterom moet rijden: een achterdeur bij de opslagruimte. e-Rocinante zal er geen wielomwenteling om geven. Hij staat onverstoorbaar op zijn standaard, wetende dat zijn batterij zorgzaam wordt opgeladen in de kamer van zijn berijder. Morgen weer een actieve dag!

Maar eerst even rust..

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Een rondje klimaatverandering ervaren

Zaterdag 7 oktober, 62km gefietst.

Brrrr… het is koud! Minder dan 5°, althans zo voelt het. Blij dat ik ondanks de prachtige weersvoorspelling toch een trui / softshell in de tas heb gestopt. De regenjas en regenschoentjes zullen waarschijnlijk écht overbodig zijn, maar dat windvrije laagje is beslist nodig. Mijn fietshandschoenen zijn, hoewel zonder vingers, ook welkom in de ochtendkou. Het duurt zeker een uur voordat de zon echt aan warmte wint, want hij is vanaf de start om negen uur al vol aanwezig.

Vertrokken vanuit Carboneras rijd ik over een heerlijk rustig kronkelend landweggetje, mezelf feliciterend met deze geplotte route. Nauwelijks schiet dit door mijn hoofd of een groep van een stuk of zes-zeven motorrijders komt mij tegemoet rijden. Keurig achter elkaar, met niet al te hoge snelheid, zodat ik me afvraag of dit een toeristische route is die bij meer mensen bekend is. Leuk, een beetje toevalstreffer wellicht.

Na een paar minuten verschijnen nog eens tussen de vijf of tien motorrijders, een enkeling met over de speakers luid een Spaanse routestem. En vervolgens om de zoveel tijd weer een groepje motormuizen. Verd*rie het moet niet gekker worden, temeer daar het wegdek slechter wordt, met diepe kuilen en stukken los gravel, waar de motoren driftig omheen manouvreren, sommigen staand op de trappers om de hobbels op te vangen. Er moet er niet één plotseling uit de bocht vliegen, want ze komen nu met tientallen tegelijk mij tegemoet. Enkelen in volle vaart om hun maatjes bij te houden die de routeplanner aan hebben staan.

Zelf moet ik ook goed opletten om niet in een ‘pothole’ te belanden, maar mijn snelheid komt hier niet boven de 15kmh. De lucht begint zowaar naar benzine te ruiken, verschrikkelijk! In een klein gehuchtje zie ik een paar motoren stilstaan en een paar van links aankomen, terwijl ik rechtsaf moet slaan. Dat is boffen, denk ik, zij komen dus ergens vandaan waar ik niet naar toe moet… Jippieee, ik ben van ze af. Wat begon als een leuke verrassing, was inmiddels een flinke ergernis geworden.

Ik probeer ‘hem’ nog steeds sneller af te zijn; ik zal echter wel nooit Lucky Luke worden…

Maar de stilte en de gelukzaligheid waren helaas van korte duur: even later kwamen mij wéér groepjes motoren tegemoet rijden. Dat groepje dat van links kwam was kennelijk verkeerd gereden en kwam terug bij de bikers die ik stil zag staan. Grrr.

Na een uur lawaai en stank was het echter voorlopig voorbij. Ik begon bij de eerste motoren nog de rijders te tellen, zomaar, voor de lol (ik tel graag tijdens het fietsen, een vreemde gewoonte). Maar na het zoveelste groepje was ik daar toch maar mee gestopt. Toch moeten het in dat uur minstens 150 motoren zijn geweest die ik tegenkwam. Een bizarre ervaring.

Het vervolg van de tocht was echter prachtig, met weer een ontmoeting met een grote groep schapen, dit keer zonder herder of honden; kennelijk geen wolven in deze regio. Ze stonden deels op de weg, maar maakten zich uit de voeten toen ik langsreed. Iets verderop een groepje mooie stevige paarden; twee stonden kop en kont langszij, zodat de staart van de een de vliegen bij de kop -sorry D: het hoofd- van de ander wegsloeg; en omgekeerd vanzelfsprekend. Heel efficient!

Rond lunchtijd vond ik een mooi poeltje in de beek langs de weg (google: Pozo Batanero), met een ‘voorde’ (M!) waar het verkeer door de beek kon rijden. Fiets op de standaard, koeltas tevoorschijn gehaald en heerlijk genoten van een stokbrood kaas, een tomaat en een pakje ‘batida de chocolate’ (overgebleven van de lunch met W en gezin).

Nauwelijks had ik mij geïnstalleerd op een platte steen, genietend van de libellen die elkaar over het (overigens diepgroene) water achterna zaten (het water leek behoorlijk geëutrofieerd, want er groeiden veel algen op de bodem; gevolg van de warme temparatuur of van menselijke afvalstoffen?), of er kwam verd*kk*me wéér een clubje van vier motorrijders aanzetten, die pontificaal tegenover mij, aan de andere kant van de beek halt hielden, met hun ronkende motoren aan. Het zal toch niet waar zijn.. is dit de voorhoede van de cohorten die gaan volgen?

Ik roep hard ‘Para, para. Para el motor, por favor’, maar pas na diverse keren herhalen boven het lawaai uit, met een keel-snij beweging om mijn wens (hopelijk) duidelijk te maken, zetten zij hun motoren gelukkig uit. Aaahh, weer rust. Voor de zekerheid bedank ik hen luid, want je weet maar nooit wat mijn handgebaar bij hen teweeg brengt.. Nog geen minuut later besluiten ze weer verder te rijden; geen idee wat hen hier deed stoppen. Wellicht hadden ze moeite met de stilte..?

Maar pas na het bereiken van de rio Júcar slaat de schrik me pas echt om het hart. De Júcar, die ik al diverse keren heb mogen bewonderen, op deze plek, maar ook bij Cuenca, welke stad door twee rivieren wordt omsloten (de Júcar en de weliswaar minder indrukwekkende Huécar), met diepe kloven aan weerszijde van deze stad bekend van de ‘hangende huizen’. De 500km lange rivier, die weliswaar niet meer de imposantheid heeft uit de prehistorie (waardoor de kloof ontstond), maar die zich toch behoorlijk woest tussen de hoge rotsen door perste. De hoge klippen, waar ik vandaag weer tientallen gieren ontwaarde, sommigen in formatie zwevend op de thermiek (even inzoomen op de foto), getuigen van de ooit woeste tijden.

Maar de eerste aanblik van vandaag was ronduit verontrustend. Niet alleen trof ik enkele weken geleden -met de wandelvrienden in de Pyreneeën- diverse stuwmeren half leeg aan (ook even foto toevoegen:)

..maar het beeld dat zich voor mij ontvouwde was schrikbarend: een vrijwel droge bedding, met in het midden een sullig stroompje dat zich door de droge kiezels wurmde. Een landrover, die de kans had waargenomen de uitgestrekte bedding op te rijden (zoiets als rolschaatsen op de snelweg, op een autoloze zondag in de zeventiger jaren), accentueerde het droeve beeld nog eens extra.

Wat een confronterend schouwspel. Oprecht een ronde klimaatverandering ervaren. De hoge temperatuur in oktober, het gebrek aan water; er valt niets meer te ontkennen! Om nog meer van het schouwspel doordrongen te worden, besloot ik zelf ook naar de ‘rivier’ af te dalen. ‘Beek’ is een betere benaming op dit moment. De volgende foto’s zijn het trieste bewijs van wat ik een ‘ronde klimaatverandering ervaren’ heb genoemd.

NB: op het kaartje, met de rechter blauwe lijn in de bedding, staat mijn fiets (met Locus map op de telefoon) schijnbaar ín de rivier; in werkelijkheid stond hij minstens drie meter van de rand van het water geparkeerd. Links op het kaartje bekeek ik de beek nog een keer vanaf de hoge oever. Verschrikkelijk!

Toch wil ik dit bericht niet al te somber afsluiten. De schapen en paarden, het prachtige landschap met zijn machtige rotsen, waarboven de gieren bewegingsloos zweefden; er misten helaas herten op de weg, ondanks de talrijke waarschuwingsborden erlangs. Ik belandde in de middag in Uña, een gezellig plaatsje aan een (volgens mij gekrompen) lagune. Ik fietste er afgelopen jaren al twee keer langs, zonder te stoppen om de lagune te bewonderen (je kan hem vanaf de weg niet zien); hij blijkt voor een groot deel overgroeid door riet en gras… Nu overnacht ik in het gelijknamige hostal (La Laguna) en geniet weer van alle röring in het restaurant. Met luide TV (weer voetbal; ik heb het niet gevolgd).

Maar ik begin bijna te verlangen naar regen…

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Een rondje fietsen in de Sierra de Albaracín

Het is weer tijd om te fietsen. Twee weken geleden was het tijd om te lopen: met de wandelvrienden liep ik een rondje in de Pyreneeën, de Carros de Foc (aanrader, maar pittig en zeker niet makkelijk) en omdat het mooie weer in Spanje aanhoudt leek het me een goed idee om het seizoen af te sluiten met een weekje fietsen.

Een rondje Ibiza was eerst het idee, maar het ‘gedoe’ met de boot vanaf het vaste land (duur / tijdrovend) deed me anders besluiten. ‘Waarom het vaste land?’ hoor ik je denken; ‘je kan toch ook op het party eiland vliegen?’ Dat is natuurlijk zo, maar ik zou niet met mijn trouwe Rocinante (Koga) vanuit NL vliegen. Sinds kort mag ik mij de eigenaar van hele mooie Trek e-bike noemen, met heel veel dank aan M., die het debacle van de Chinese e-bike meewarig volgde en mij er uiteindelijk van verloste.

e-Rocinante, zoals ik haar (hem?) voorlopig noem

Een electrische hybride fiets (tussen een trekking fiets en een MTB in) is beslist geen overbodige luxe in Spanje, waar het heuveltje-op-heuveltje-af gaat (met colletjes tussen 1.600 en 1.700 m). Dat deed ik vroeger zonder ondersteuning, maar omdat ik er inmiddels een paar jaar bij geplust heb, is een duwtje in de rug ‘heuvel’-op beslist welkom. En ik kán ‘m natuurlijk ook uitzetten… 😉

Dus het werd geen Ibiza, maar een rondje binnenland. En aangezien mij op mijn eerdere tochten (in 2015: Valencia-Sevilla en in 2021: Bilbao-Alicante) de schoonheid van de Sierra de Albarracín was opgevallen, het gebied van oost naar west en van noord naar zuid doorkruisend, was de keuze om er nog eens naar toe te gaan snel gemaakt. Op twee uur rijden van de basis ook sneller en gemakkelijker bereikbaar.

Op de dag van aankomst in Spanje had ik nog een gezellige ontmoeting met neef W. en zijn gezin, toevallig die dag van Valencia naar Altea reizend. W., die jaren geleden al eens eerder met ons in Spanje was geweest, kon zich de omgeving nog goed herinneren (waarschijnlijk ook omdat hij destijds K. net had leren kennen en minder blij was toen bleek dat de terugreis naar NL een dag later dan gepland zou zijn; mijn fout! Dat betekende wel: een weerzien van W. met K. pas een dag later en zoon J. die een tentamen miste… oeps!).

Vandaag gepakt en bezakt, met de fiets achterin de auto, naar Camporrobles gereden, min of meer het dichtstbij zijnde punt in de vooraf op Locusmap geplande route (iets ten noorden van Utiel; zie kaartje bovenaan). Locus is nog steeds mijn favoriete hiking / biking app: eenvoudig routes te plannen en op te nemen, met mooie kaarten en handige functies; ik krijg er niets voor, maar ik maak graag reclame voor dit Outdoorwonder. Jammer voor Apple bezitters: het werkt niet op een Iphone…

Het weer is schitterend, bijna 30°C, voor oktober -zelfs in Spanje- best extreem. Maar voor mij geldt: tot 30° is lekker, tussen 30-35° is tamelijk warm om te fietsen, maar boven 35° is een ‘no-go’. Dat maakte ik in 2015 mee: temperatuur tegen de 40° in Andalusía, waardoor het niet verantwoord was door het binnenland van Granada naar Sevilla te fietsen en ik noodgedwongen naar Malaga, aan de koelere kust afzakte. Zelfs voor een warmteliefhebber zijn er grenzen!

Maar nu is het weer perfect. Strakblauw, nauwelijks wind, of het moet het briesje zijn dat ik zelf opwek. Ik heb zowaar een ‘pr-tje’ vandaag (zie blogbericht 22 mei 2011): op een heerlijke brede en slingerende afdaling klokt mijn schermpje op het stuur 60kmh, zónder duwtje in de rug. Ik heb natuurlijk een helm op, maar het wegdek is glad asfalt, het voor-uitzicht is prima en er zijn geen tegen- of meeliggers: dus gaan met die banaan, D.! 😁

Het landschap is heel wisselend, van vlak tot ‘heuvel’achtig. Bos, afgewisseld met landbouwgrond, waar de zonnebloemen droevig zwart staan te worden (ongetwijfeld de bedoeling als tussen-oogst om het land te verrijken). Ik kom een herder tegen, die met twee ezels, een ‘mata lobos’ en nog twee kleinere honden zijn kudde schapen bewaakt. De grote Spaanse mastiff komt, zodra hij mij ziet, zwaar en laag blaffend op mij af – de schapen rennen op zijn geluid direct de andere kant op-, maar op een fluitje van de ‘pastor’ houdt de ‘wolvendoder’ in en keert de rust in de kudde terug.

Ik zwaai naar de herder, hij beantwoordt dit met een opgeheven staf. De ezel, die vlak bij hem staat, begroet deze niet-alledaagse gebeurtenis met een schorre blaat. De kudde graast ondertussen -tijdelijk onverstoorbaar- door. Heerlijk, dit maak je alleen nog in Zuid Europa mee.

Na 63km kom ik aan in Carboneras de Guadazaón, waar het gezellige hostal Cabañas ⁦(39°54’13″N⁩ ⁦1°48’24″W⁩) mij welkom heet. Een soort wegrestaurant, annex hotel, annex samenscholings plek voor de lokale bewoners. Dat houdt in: veel lawaai, een brullende TV, waar nagenoeg niemand naar kijkt, 85% (dikke) lokale ‘hombres’, 10% (dikke) lokale echtgenotes en verder het restpercentage aan tussen de tafels zwervende kinderen, tikkertje spelend, zonder dat iemand er last van heeft of er iets van zegt (wat wil je: ze horen of zien het niet eens..). De patron tapt de ene na de andere ‘canja’ (‘rietje’, naar de vorm van de tuit van de biertap), koffie met of zonder ‘shotje’ en de gasten gooien de pinda- en zonnebloemschillen zonder scrupulus op de vloer van de bar. Het opgezette everzwijn naast de TV aanschouwt het tafreel meewarig, maar gelaten..

Als mijn ‘frasca’ rode wijn (ik heb een nieuw woord geleerd: de vierkante, glazen karaf) half leeg is en Atletico Bilbao met 3-0 wint van Almería en nadien de dames achter de bar een lied aanheffen, begeleid door geroffel met lege flessen op de toog, is het voor mij tijd om horizontaal te gaan. Ik ben tenslotte geen 25 meer.. 🥴

Morgen naar Uña, bekend terrein, aan het fraaie laguna de Uña. De weersvoorspelling? 25-30° strakblauw, geen wind. Lang leve de klimaatverandering (NB: dit is ironisch bedoeld).

(een verlaten station, uit de tijd van de Spaanse burgeroorlog, zoals er duizenden zijn in het Spaanse binnenland).

Ta logo!

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Epiloog: ‘El Cid’ heeft zijn doel bereikt

22 Mei, 66km gefietst. In totaal heb ik 1.029km gefietst i.p.v. 988km volgens de geplande route. Hier en daar wat omweggetjes, maar zoals vandaag ook een gedwongen wijziging van de route; door een man met de platte pet! Maar straks meer daarover..

‘El Cid’ heeft dus zijn doel bereikt, al is zijn zwaard ongebruikt gebleven. Zijn trouwe metgezel, die hem zonder morren in het zadel duldde, heeft het er ook bíjna zonder kleerscheuren van afgebracht. Ergens onderweg hoorde ik ineens iets tikken en tot mijn schrik zag ik dat een spaak, die al een tijdje loszat en die ik tussen de andere spaken had ge‘propt’ (zo van: die repareer ik later wel een keer), volledig om de achteras was gedraaid. Gelukkig had het geen blokkade veroorzaakt, maar nu draaide hij al tikkend met het wiel mee. Met veel moeite kon ik de boosdoener er met mijn ‘multitool’ uit wurmen. Het resultaat is waarschijnlijk níet meer herstelbaar!

De laatste drie dagen, na mijn mooie stop in Alcalá, waren minder interessant. Niet alleen begon ook ík stal te ruiken, het landschap werd bij het naderen van de (drukke) kuststreek meer bebouwd. Desondanks kan ik tot het vliegveld El Altet ten zuiden van Alicante nog lang over kleine landbouw weggetjes rijden, tussen de vele urbanizaties door.

Sinds het plaatsje Caudete, vrijwel op de grens tussen Castilla la Mancha en Valenciana zie ik voor het eerst weer palmbomen. Ik rijd in deze plaats langs een enorme arena, Plaza de Toros Las Arenas, waarvan de bouw met platte steentjes me doet denken aan veel architectuur in Teruel.

Over die grens tussen de beide autonome regio’s: het blijkt dat de ‘cierre perimetral’, de sluiting van de provinciegrenzen, al sinds 9 mei is opgeheven, dus heb ik van het oversteken van deze interne grens niets te vrezen. Ik zwaai naar de Guardia Civil, die vrolijk naar mij terugzwaait!

De zusterstad van Caudete, Villena, waar ik even pauzeer om wat te drinken op een bankje in een park, heeft een mooi muziek- en danstheater, gewijd aan de Spaanse componist Chapí (Roberto Chapí y Lorento; ik had nog nooit van hem gehoord..), die vele Zarzuela’s heeft gecomponeerd. Daar houd ik wel van dus ik ga hem opzoeken in Sp*t*f*. Mijn bankje staat naast een groot standbeeld van hem, dat wordt geflankeerd door twee composities, die twee van zijn stukken uitbeelden. ‘La Bruja’ spreekt me direct aan (ze ziet er niet direct hekserig uit, maar misschien zijn dat juist degenen voor wie je extra moet oppassen!).

Iets ten zuiden van Villena stuit ik op een ander bijzonder fenomeen: een vrijwel verlaten gehucht Santa Eulalia, met een paar oude fabrieksgebouwen, enkele in een soort ‘grote hofjes’ gebouwde huizen, een fraai klein kerkje en nog wat gebouwen, waarvan één met het opschrift ‘Casinete’, een gokpaleis(je). Het onkruid weelt er tierig, alsof het na een kernramp allengs is verlaten. Hier en daar rood-witte afsluit linten, maar gek geneg om de wild begroeide parkjes gespannen en niet om de bouwvallige bouwsels. Een vreemde, verlaten sfeer, terwijl ik hier en daar toch wat mensenstemmen hoor uit de enkele nog bewoonbare huizen.

G**gl* biedt dan natuurlijk uitkomst: het blijkt een voormalige industiële kolonie te zijn, opgericht aan het eind van de 19e eeuw, door een aantal graven, die in de ban waren van ‘utopisch socialisme’, zo lees ik op internet.

Er was een meelfabriek, een alcoholfabriek, oliemolens, een theater, inderdaad een casino en een mooi gebouw voor de graaf en zijn, naar het schijnt overspelige echtgenote.

De resten van een treinstationnetje zijn inmiddels afgebroken. In het midden staat nog steeds een mooie Ermita, die ook weer een oude geschiedenis kent. Afijn, je moet het zelf maar eens nalezen als je het leuk vindt. Sinds 1925 is verval ingetreden, versneld door de Spaanse burgeroorlog en wat ik nu tegenkom zijn dus de restanten van een ooit bloeiende kolonie, bijna enclave, met veel historie, die ook weer teruggaat naar een evenknie van El Cid, maar dan 200 jaar later, maar even heldhaftig. Zo blijf ik omringd door stoere ridders, die geen moeite hadden met ten strijde gaan.

Ík ben zo zoetjes aan wel toe aan een einde van mijn ‘tripje’ (waarbij het scherpe accent op ‘ik’ overigens geen nadruk wil leggen op een gelijkenis met voormelde heren).

Er is nog één stuk over, dat over een ruw pad moet worden afgelegd, meer een wandelpad en zo te zien geen sinecure, want er moet een flinke heuvel worden bedwongen. Het valt ook samen met een Santiago-route (één van de vele), getuige de sint Jacobus-schelpen (Jacobo, ook wel Tiago of Diego in het Spaans; vandaar San Tiago) op mijn Locus-kaart. Vanaf Orito, een dorpje vlakbij het stadje Montforte del Cid (!), valt het me ineens op dat ik veel wandelaars zie, niet direct het type dat nog vele honderden kilometers voor de boeg heeft, maar wel met wandelstok loopt over deze blauwe route met de gele pijl. Er zijn zelfs in het vrije veld enkele dranghekken geplaatst, met twee openingen: ‘entrada’ en ‘salida’, om de mensen‘menigte’ (‘meute’ klinkt zo onaardig, maar die associatie krijg ik wel als ik verwonderd de hekken op mijn weg naar de heuvel bekijk) uit elkaar te houden. En bij één van die hekken zit een jonge diender onder een parasol (om het hoofd koel te houden, bij zo’n enorm lokaal festijn, maar hij heeft wél een pet op). Juist als ik (per ongeluk) mijn fiets door de ‘salida’ heb gewurmd, komt hij me achterna met de mededeling dat het verboden is hier nu te fietsen. Ik leg uit dat ik net 982km heb gefietst om bij deze happening aanwezig te kunnen zijn en dat ik nog slechts een luttele 48 te gaan heb (dat wist ik op dat moment nog niet, maar dat is het voordeel van het schrijven achteraf..), maar de jonge heer is onvermurwbaar. Zelfs als ik afstap om lopend met de fiets verder te gaan, springt hij voor me met de mededeling dat de Policia Local ook dát verboden heeft. Ook nu weer moet ik denken aan de wereldfietser FvR, die in zijn boek over zijn tocht door Afrika (van Noord naar Zuid en nog een beetje horizontaal over de equator) schreef dat je niets te vrezen hebt voor wilde dieren of enge insecten; het zijn vooral de uniformen met strenge petten waar je vreselijk voor uit moest kijken. Wat heeft hij gelijk! En laat dit pad nu zo’n beetje de enige mogelijkheid zijn om die laatste heuvel te nemen.., of een omweg langs een dubbele snelweg, die ik niet aanlokkelijk vind.

Het is me niet gelukt om door te fietsen; met staart tussen de benen ben ik afgedropen. Geloof me, ik heb hem uitgescholden van jewelste, in het Nederlands dan, terwijl ik de terugtocht aanvaardde. Op zo’n moment is het beter niet al te goed Spaans te spreken…

Gevolg was dus dat ik die omweg langs de uitlaatgassen moest maken, maar het voordeel was wel dat het stijgingspercentage langs de razende snelwegen beduidend aangenamer was. En diep in mijn hart moest ik ook wel bekennen dat een fietser op een smal wandelpad met vele tegemoet komende wandelaars niet écht handig is, dus -al snakkend naar frisse lucht- gaf ik de jonge policía -zij het met tegenzin- toch wel gelijk.

En zo, na nog een foto te hebben gemaakt van de stoere Spaanse identiteit die je ook vaak als sticker achterop op auto’s van ANWB-leden treft, die dit land met de auto hebben bezocht (en die ook verwijst naar een drankje dat volgens mij niemand meer lekker vindt, buiten de mensen in het Verenigd Koninkrijk; maar díe inwoners houden van de vreemdste dingen, zoals het afscheiders betaamt..), fiets ik gemoedelijk de ‘Salidas’-oprit van het vliegveld op, even zigzaggend om de parkeerpaal waarvoor ik geen kaartje hoef te trekken.

‘El Cid’ heeft zijn doel bereikt en ‘Rocinante’ kan worden ingepakt. Ik meen met deze afsluiting niet voor ‘aap’ te staan en beaam zijn liefde voor ‘dos copas’. ‘Tres’ mag ook!

Ik dank wederom alle lezers, die de moeite namen om mijn epistels door te worstelen en dan ook met name diegenen die zo aardig waren om ook een reactie achter te laten. Want daar doet de ‘schrijver’ het natuurlijk ook een beetje voor…

Je hebt nog één kans om je enthousiasme te betuigen!

… 🤣 …

 

 

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

‘Rust’dag, voor de eind‘sprint’

Na een aantal dagen over de ‘Ruta de la Lana’ te hebben gereden -veel hard zand, wat gravel, maar bij kleine hellinkjes grotere stenen, omdat hier bij slecht weer meer waterbeweging is (is mijn wetenschappelijk uitgedokterde theorie, die ook wel eens nergens op kan slaan; maar die stenen zijn op dat soort plekken wel een feit..)- was ik wel toe aan een rustdag.

Bovendien begon het landschap, hoe mooi ook, een beetje eentonig te worden: heel veel wijnranken, afgewisseld met amandelbomen, graanvelden en olijfboomgaarden (eeuwenoud, dat wel); weer wijn, amandelen, graan en olijven, weer w-a-g-o. Zo begon ik het op de duur te noemen: áh, WAGO!

Je zal maar peregrino (pelgrim) zijn, op weg naar Santiago, met nog 900km te gaan.. Ooh, wago, wago, wagrrrrr… Maar ja, als pelgrim doe je aan contemplatie en zelfreflectie, dus dan kan dit landschap vast tot diepere inzichten leiden!

Ik kwam overigens in Orea twee pelgrims tegen, maar dat heb ik al geschreven geloof ik, aardige kerels, de ene liep gevaarlijk mank. Of hij de eindstreep zal halen…? Genoeg om te overdenken, tijdens het ‘hinkelen’.

In ieder geval was ík aan een rustdag toe en ik twijfelde tussen Casas de Ibáñez en Alcalá de Júcar. Na een beetje googelen, dacht ik dat de laatste wel iets leuker zou zijn, want liggend in een kloof. Maar een grotere stad als ‘CdI’ heeft wellicht meer te bieden. Ik koos toch voor het laatste: ‘AdJ’.

Wat een mazzel bij deze reflectie, want CdI was bepaald een oninteressante, saaie stad, waar ik na een koffie snel doorheen reed. Maar AdJ is écht een ‘pareltje’, dat ik iedereen kan aanbevelen!

De rivier de Júcar stelt mij toch al voor een raadsel, want in Cuenca stroomt deze langs de stad waar ik vertoefde, maar eerder, vlak bij de bron van de Taag, zag ik ook bordjes met Nacimiento del Río Júcar (die ik helaas links of rechts heb laten liggen). Het lijkt wel of de rivier mij achtervolgt. Ík zoek hem in ieder geval niet op..

Ook nu biedt internet uitkomst: 500km lange rivier, uitmondend in de Middellandse zee bij Cullera (weet je wel, M!). Een prachtige meanderende rivier (met veel S-bochten), die zich bij Alcalá door een zeer diepe kloof een weg baant.

Wat moet het hier in het Tertair of misschien wat eerder, maar in ieder geval na een flinke ijstijd, een geweld zijn geweest, want de rivier heeft diepe littekens in het landschap achtergelaten, waar ik nu met ontzag naar omhoog kijk. Horizontale aardlagen zijn doorsneden met grote gaten, waar de prehistorische stroom gekolkt heeft alsof het een feestje was. Wat nu van die partij over is, is een liefelijke rivier, die grotendeels is bedwongen door enkele ‘presas’, ofwel stuwen. De rivier stroomt deels vrij, deels via horizontale kanalen, voor de opwekking van elektriciteit (alweer Iberdrola!).

Maar laat ik nu over mijn ‘rustdag’ beginnen. Op een informatiebord in Alcalá zie ik een leuke wandelroute, de ‘Ruta el Batan’. Vanuit het dorp (vanzelfsprekend vanaf rivier-niveau) eerst fors stijgend naar de rand van de kloof, verder vervolgend over de bovenkant, om na het dorpje La Gila weer de diepte in te duiken en via de rivierbedding terug te keren naar Alcalá. Ongeveer 3,5 uur. Ik doe er uiteindelijk 5 uur over..

Dát lijkt me leuk voor mijn rustdag! De omgeving is zó wonderschoon, dat ik me niet kan voorstellen dat ik op mijn hostalkamer een nieuw epistel zit te schrijven, zonder iets te ondernemen. Eerst iets beleven.. en geloof me, ik heb het nodige beleefd!

Zoals gezegd begon de wandeling (dagrugzakje, slechte schoenen) met een imposante klim naar boven. Maar ik kón niet ophouden met het maken van foto’s van de mooie uitzichten. Ik stond net even stil om te fotograferen, of twee herten kruisten mijn pad. Deze keer raak! Camera was in de aanslag én ‘geschoten’! Als ‘hazen’ kozen ze snel en lenig het dito pad, springend over rotsen en struiken. Maar ik had ze vastgelegd! Zó vaak gezien; nooit op tijd.. nu wel!

Dat het niet altijd goed met ze afloopt zie je zo… (cliffhanger; spoiler als je snel doorscrollt).

De wandeling over de bovenrand was heel aangenaam. Leuke bloemrijke velden, een paar grotten (volgens mij door mensenhand gemaakt) en een koffie in een dorpje, waar de naam van dit deel mijn fietsroute zich manifesteerde.

Ik zag een herder met een grote kudde schapen, die zich -hij voorop- met verbazend grote snelheid naar het dorp spoedde. De ‘bezemwagen’ was een ‘burra’ (geen ‘burro’ zei de herder later), die de kudde op een drafje volgde. De herdershonden renden links en rechts om de de troep elkaar te houden. Ik was te laat om het plaatje van dichtbij vast te kunnen leggen, maar de spoed van de herder verraadde zijn doel: de kudde werd naar de kraal geleid, waar ik alsnog een praatje kon maken. Eén van de jonge herdershonden sprong enthousiast tegen me op; een oudere bleef op veilige afstand, continu naar de schapen kijkend. De herder ging koffie drinken!

In bar La China (?!) bestelde ik een ‘cafe con leche’ en ik schrok bijna van de schoonheid van de dame achter de bar… dat verwachtte ik niet in zo’n klein dorpje, met alleen maar oude mannen op het lommerrijke terras, waar net de herder ook was neergestreken. Inkt-zwarte ogen, gebruinde huid, vanzelfsprekend ravenzwart haar.. zo weggelopen uit een film van Pedro Almodóvar. Ik waande me even Javier Bardèm, die Penélope Cruz toesprak, maar landde met beide benen op de grond toen ook haar (vermoedelijke) echtgenoot ten tonele verscheen en haar afblafte dat ze in de keuken nodig was. Zo pijnlijk mooi kan het leven zijn.. Gelouterd vervolgde ik mijn wandeling.

Vlak voordat ik de bodem van de vallei bereikte, rook ik een intens penetrante lucht: dood en rot! Nog niet bewust van de volgende minuten vervolgde ik het pad, me afvragend wat die vreselijke geur zou kunnen veroorzaken. Enkele meters verderop stuitte ik op het volgende tafereel. En hier manifesteert zich in volle omvang de pandemie: zouden er in deze, toch wel toeristische omgeving meerdere toeristen op het wandelpad begeven, dan zou het nu volgende ongetwijfeld snel zijn weggeruimd.

Maar in deze toerist-loze tijd was het kennelijk niet eerder opgemerkt. Het dier lag nog redelijk onverteerd op het pad, omlijst met een eindeloos gezoem van vliegen, die zich aan het (lekkerste) binnenste van de arme stakker tegoed deden: een dode ree.

Wát zou dit exemplaar zó hebben opgeschrikt, dat hij jammerlijk van de rots was gevallen, terwijl zijn broertjes (of zusjes), die ik die ochtend nog zo gracieus over alle obstakels had zien springen, een dergelijk lot bespaard waren gebleven? Ik zal het nooit weten, maar het tafereel was, met samengeknepen neus, enkele foto’s waard. Ik hoop dat ik jullie niet al te zeer shockeer, maar ook dit is -mijns inziens- het leven!

De rest van de wandeling terug naar Alcalá was onberoerd door extreme ervaringen, maar voor een rustdag vond ik dit al opwindend genoeg. De kloof had me oprecht gegrepen! Op de kaart zag ik dat het weggetje door de kloof verder ging naar de ‘Tranco del Lobo’, dus na een korte pauze besloot ik toch nog even de fiets te pakken om dit nog onontdekte deel van de kloof te bekijken. Een verademing om even zonder baggage te fietsen, afgezien van mijn stuurtas. Het bleef bij een kilomertje of 16 heen en terug; ik heb het einde van de kloof niet bereikt. Dan blijft er altijd een reden om hier terug te keren, wat ik zeker zal doen met M!

De rustdag, die niet echt een rustdag was, was absoluut méér dan de moeite waard en zal ik niet licht vergeten. Had ik Casas de Ibáñez gekozen…?!

Ieder voordeel ‘heb’ natuurlijk ook zijn keerzijde: morgen moet ik ook weer uit deze kloof zien te geraken. Was de aankomst zwaar in de vingers, vanwege het vele remmen; het vertrek uit dit paradijs zal een fors beslag op de benen vergen. Maar daar heb ik dan ook een rustdag voor genoten! 😉

Op naar de eind‘sprint’, nog 170km te gaan. Vamanos!

 

 

 

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Varia: een foto update

16 Mei. Ik heb inmiddels 731km in de benen, van de (formeel volgens de geplande route) 988km. Bijna driekwart dus. Het schiet dus aardig op!

Even wat varia, met foto’s. Zonder ‘bijzonder’ verhaal; wel steeds een korte toelichting. moet ook kunnen toch?

Ik kom mooie rotsformaties tegen, die me sinds mijn Spaanse geologie avontuur 40 jaar (!) geleden nog steeds interesseren. Ik zie aardlagen die ik me kan herinneren van mijn Aliaga-tijd: paars gesteente met eronder een wit-grijze laag, die makkelijk afbrokkelt en ook een gele band. De wit-grijze laag voelt vettig aan. Gips kan ik mij herinneren; ‘Utrillas-formatie’ noemde de (toen nog) Leidse geologie-docent het volgens mij, naar de plaats vlakbij Aliaga, waar deze aardlagen door hem waren bestudeerd. Omdat ik het niet meer zeker weet, app ik de telefonische hulplijn: AvY in Oslo (!). Hoewel het ook voor haar lang geleden is (maar minder lang dan voor mij 😉), beaamt zij dat het een fluviatiel gesteente is, Mioceen tussen 23 en 5 miljoen jaar geleden.

Ik kom ook een soort karstgesteente tegen met grote stenen kolommen. In 2015 bezocht ik Ciudad Encantada al eens en in 2019 nog een keer met M, zeer de moeite waard. Maar een derde bezoek laat ik oorbij gaan.

Onderweg kom ik een informatiebord tegen, met uitgestalde gesteenten ter illustratie. Lees maar:

En richting Cuenca (je weet wel, van de ‘hangende huizen’), fiets ik langs een bezienswaardigheid in één van de bochten van een kronkelweg, hoog boven de rivier de Júcar. Er staan wat auto’s van passanten en er is zowaar een toeristische kraam, met allerlei leuke spullen, die ik toch niet kan meenemen..

Het blijkt een mooi rotsbalkon te zijn, eigenlijk een raam in de rots: het ‘Ventana del Diablo’. Als ik er doorheen kijk voel ik het in mijn buik, vooral als ik óver de rand een foto maak. Nooit helemaal van hoogtevrees afgekomen; het zal wel nut hebben. Diep beneden zie ik klimmers langs staaldraad klimmen en een wiebelbrug van lijnen oversteken. Terwijl ik naar de klimmers sta te kijken, komt er net een stel met helm en gordels naast mij in het ‘raam’ staan; ik vraag of het ‘difícil’ is, die – ik weet het Spaanse  woord niet, dus eindig met het woord ‘klettersteig’. Een gezonnebrilde blonde dame met een paardenstaart, in een ultra-strak klimmerspakje begint direct Duits tegen me te praten en zegt dat het een makkie is. Ja, Duitsers zie je ook overal…

In Cuenca zelf was dit mijn uitzicht uit het doucheraampje: pal kijkend op het dure parador van de stad. En de lucht klaarde fraai roze die avond.

Maar zoals jullie van mij weten vind ik de beestjes ook leuk. Ik kwam ergens onderweg een jong vogeltje tegen, midden op de weg, klaar om doodgereden te worden. Dat kon ik niet laten gebeuren! Hij liet zich oppakken en fotograferen (wie weet wat voor vogeltje het is, mag het zeggen). Gezien zijn gefladder vermoed ik dat zijn vleugels niet gebroken waren. Ik zette hem met wat kruimels brood en water in een weggegooide dop van een drinkfles (soms is zwerfafval nuttig) aan de kant van de weg, tussen het groen. Nu maar hopen dat hij het redt en hij geluk heeft gehad met de ‘barmhartige’ Hollander die langs reed..

Wie iets minder had gezwijnd, was dit familielid dat ik zag liggen. Ik zag eerst niet wat het was, het leek wel de vacht van een beer. Maar toen ik hem met mijn fietsschoen voorzichtig omkeerde, bléék het ook een beer te zijn, maar dan van de zwijnenfamilie. Waarschijnlijk ook aangereden; voer voor de gieren, maar volgens mij hadden die hem niet nog opgemerkt.

In een dorpje dit exemplaar: ‘O, mariposa, es muerte’, merkte een dame op die langsliep en zich afvroeg wat ik fotografeerde. Ze leek niet onder de indruk, maar zo’n groot exemplaar heb ik in Europa nog niet eerder gezien..

En natuurlijk mooie bloemen. Veel koolzaad, een veld klaprozen, zie je die nog wel eens in NL?

Verder natuurlijk leuke borden onderweg. Of ik bij de 10% daling niet harder dan 60 wil rijden; vooruit ik hield het bij 54km/u deze keer. Natuurlijk met aandacht en niet inhalen!

Dit bord blijft me verbazen. Zou de jeugd nog begrijpen wat hiermee bedoeld wordt? Wordt het niet tijd om het vervangen door een Apple of Samsung, of een gestilleerd poppetje dat een selfie neemt? Geen uitzicht zonder jezelf erop! (hè, B? 😁)

Mijn ‘koelkast’ onderweg: twee ijsblokken, die ik iedere overnachting laat invriezen, zorgen voor koude melk tijdens de lunch! Het jaartal? Wie wat bewaart…

En weer passeer ik een ‘colletje’, dit keer van 1200m hoogte. Maar ik had er 50m bij op kunnen tellen als de toegang van de toren open was geweest (ik denk een brand-uitkijktoren).

Zo, dat was het voor deze keer. En El Cid reisde verder in de Middeleeuwen. Het kaartje ernaast is overigens uit het boekje over de Ruta de la Lana: de ‘trashumancia’, ofwel de oude veetrek-routes. Ik heb vandaag weer zo’n ‘off-track’ gedaan, heel mooi, maar ook héél vermoeiend: continu oppassen voor kuilen en nèt iets te puntige stenen..

Maar Rocinante leeft nog en staat nu in de garage van een ‘gezellig’ truckershotel langs de N-III..

Geplaatst in Reisverslagen | 3 reacties

Topdag, met herdershond

14 mei, 50km gefietst. Ik had vandaag letterlijk en figuurlijk een topdag. En dat eigenlijk bij toeval, omdat ik van mijn eigen route afweek.

Gisteren arriveerde ik in Orea, een dorpje vrijwel op de grens van Castilla La Mancha met Aragon én met een groot gebouw van de Guardia Civil aan de rand van het dorp. Oei, daar moet ik morgen langs, want mijn geplande traject gaat even door Aragon, om vervolgens weer in Castilla te duiken. Twee grenzen dus, die ik formeel niet mag passeren. Niet dat ik tot nu toe enige aandacht kreeg van passerende dienders, maar toch..

In pension Alto Tajo (oud, maar prima en met een vriendelijk dame achter de bar) kijk ik nog eens naar de kaart. Het pension ligt net buiten het dorp aan een kleine weg die het bos induikt. Niet de route die ik zou moeten volgen… maar wel een interessant weggetje, dat volgens de kaart zelfs een kortere doorsteek door Aragon betekent, maar duidelijk minder ‘exposed’.

De dame van het pension waarschuwt mij wel dat het een steile weg is: de bergen zijn wel 1900m hoog. Ik ben nu op 1500m en hoop dat de weg niet over de top gaat. Ik neem de gok en vertrek, uitgezwaaid door de vriendelijke patrona.

Het is behoorlijk koud: twee truien, mijn regen/windjack, trainingsbroek over de fietsbroek en dubbele handschoenen. Maar het is droog en ik heb zowaar een briesje in de rug. Dat helpt beslist bij het stijgen!

Het landschap is prachtig: dennen, afgewisseld met loofbomen, weides grenzend aan woeste rotsen. Ook nu weer een aantal herten; het wordt bijna gewoon. Door de geleidelijke stijging krijg ik het lekker warm, te warm zelfs, maar nu iets uittrekken is geen optie.

Ik passeer een camping, met enkele blokhutten. Iets verderop is een herberg. Duidelijk bedoeld voor de vele wandelaars die hier normaal zullen komen: het stikt van de wandelroutes, aan de vele wandel-wegwijzers te zien. Maar nu even niet; alles is dicht. Ik neem wat foto’s, want dit lijkt me een plek om nog eens met M terug te komen: de Sierra de Albarracín. Net heb ik mijn camera weer als routeplanner op mijn stuur geïnstalleerd, of ik zie een grote herdershond tussen de bomen door op me af komen. O jee, als dat maar goed gaat… Hij (maar het kan evengoed een zij zijn) rent en is duidelijk al even onderweg, aan zijn gehijg te zien. Maar hij komt wel op me af!

Terwijl ik inmiddels rustig de weg vervolg, volgt de hond mij op een gepaste afstand. Ik weet nog steeds niet wat hij in de zin heeft, dus ik stop toch maar even. En terwijl hij naar mij toe komt, zie ik dat hij een ketting als halsband draagt; dat is een goed teken! Waarschijnlijk geen valse straathond. En terwijl ik ook nu de hond vriendelijk toe spreek, legt hij eerst zijn poten en vervolgens zijn kop op mijn been. Ik aai hem. Hij is heel onderdanig, dus ik heb eigenlijk niets te vrezen, maar als ik weer opstap, blijft hij mij volgen. Wat nu? Ik roep tweemaal ‘Venga’, maar realiseer me even later dat dat ‘komop’ betekent; meer een uitroep om te volgen dus. Geen wonder dat hij niet weggaat. Op het Spaanse ‘wegwezen’ kan ik niet zo snel komen (moet ik toch écht paraat hebben!), dus ik roep een aantal keer ‘ksss’ en maak een zwaaibeweging met mijn arm. Gelukkig is er even een afdaling, dus kan ik mij snel uit de wielen maken en in mijn spiegeltje zie ik dat hij inhoudt.

Maar zoals je al zult verwachten, komt er na een afdalinkje altijd weer een heuvelop en prompt hangt het beest weer in mijn wielzog. Weer ‘ksss, kssss’ en armgezwaai, maar even schiet door mijn hoofd of ik hem niet mee zal nemen. Het lijkt me een geval van ‘uit de auto gezet’, maar niet lang geleden, want hij ziet er gezond uit en ‘voelde’ redelijk schoon. M zou het vast leuk vinden…!?

Maar met nog ruim 400km te gaan, met in Spanje doorgaans niet hond-vriendelijke horeca, laat staan logementen, zet ik dat idee maar weer snel uit mijn hoofd. Na weer een afdaling, langer dit keer, zie ik hem niet meer. Die heeft opgegeven denk ik; gelukkig.

Het zal ongeveer drie kilometer verder zijn dat ik hem tot mijn schrik weer in m’n spiegeltje zie, maar nu draai ik om en ga hem ‘ksss-end’ en zwaaiend tegemoet. Nu begrijpt hij dat het menens is en druipt af.

Ik heb vandaag nog talloze keren achterom gekeken, vrezend dat ik hem weer doodleuk achter me zou zien, maar het bos uit en een iets drukkere weg op heeft hij waarschijnlijk niet aangedurfd. Ik stel overigens wel mijn zelfgemaakte-koffie-pauze een tijdje uit; je weet maar nooit! De herdershond blijft door mijn hoofd spelen; zou het een losgebroken kooihond zijn? Ik ben huiverig me negatief over mijn gastheren in dit land uit te laten, maar feit is wel dat honden doorgaans in abominabele omstandigheden als waakhond aan de ketting liggen of opgesloten zitten. Geen wonder dat er wel eens één de vrijheid zoekt! Was hij een teken…

Na mijn koffiepauze in de zon bij een (gesloten) refugio (balen als je in noodweer een schuilplaats zoekt…; nergens een verstopte sleutel te bekennen), kunnen er inmiddels wat kleren uit. De lucht is strakblauw en op deze hoogte moet ik oppassen niet te verbranden; smeren dus.

De weg vervolgt door prachtig landschap, met schitterende vergezichten. Ik passeer mijn, tot nu toe, hoogste punt, de Puerto de El Portillo, op 1790m hoogte. Net geen 1900.. Wat ben ik blij dat ik deze doorsteek heb genomen! Bijkomend voordeel is dat ik qua afstand in kilometers weer op mijn geplande traject zit, want ik had inmiddels hier en daar wat extra kilometers gemaakt, door fout of extra heen en weer te rijden. Dat maakt de berekening voor de rest van de route makkelijker.

Ik lunch bij de Taag. In 2015 ben ik hier ook in de buurt geweest, bij de ‘Nacimiento del Tajo’ (7,5km oostwaarts) en ben ik over deze ‘majestieuze’ rivier gesprongen: daar nog geen 50cm breed, in Lissabon minstens een kilometer. Waar ik nú lunch heeft de weg een bruggetje van een paar meter nodig. Een mooie schapenstal, met een stenen bankje en tafeltje ervoor, is een uitstekende plek om lekker een uurtje in de zon te vertoeven. Net de Alpen; ik mis mijn wandelmaatje HK oprecht!

Terwijl ik mijn stokbrood-kaas-tomaat opeet, valt de inhoud van de tomaat op de grond. Prompt komt een brutale kleine hagedis zich aan dit lekkers tegoed doen! Zijn grotere broertjes of zusjes durven niet zo dichtbij te komen en zijn eigenlijk alleen bezig elkaar weg te jagen. Brutaaltje heeft een (kleine) aangegroeide tweede staart. Jij moet oppassen.. een derde zal je niet meer krijgen!

Na dit heerlijke lunch-intermezzo gaan er weer wat laagjes uit. Nog nèt niet alleen in T-shirt, maar in vergelijking met alle vorige dagen beslist een topdag! Naar de letter en naar de geest. En wéér een nieuw PR-tje vandaag (vrij naar QdV): 54km/h schoon aan de haak; niets voor hoeven doen!).

Morgen weer een (mooie) dag.

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Herten verjagen hersenspinsels

12 Mei, Maranchón-Molina de Aragón, 56km gefietst.

Ik sliep vannacht in het oeroude Casa Rural ‘La Amistad’, met verschillende kamers, maar ik ben de enige gast. De dame die ik bel om binnen te komen vertelt mij dat zij al oud is en de sleuteloverdracht heeft uitbesteed aan een familielid: ik krijg het nummer van Maribel.. Als ik haar bel hoor ik een rap relaas, waar ik niets van versta. Maar nadat ik heb uitgelegd dat mijn Spaans ‘poco-poco’ is, bindt ze in en vertelt mij vervolgens in prima verstaanbaar Castellano dat haar man de sleutel komt brengen.

Oké, even wachten dus, geen probleem, het was gistermiddag zonnig. Na slechts een paar minuten komt een baas in werkkleding (stof, verf, mondmasker voor meerdere doeleinden) mij de sleutel brengen en legt uit dat ik het hele huis voor mij alleen heb.

De onttbijtkamer beneden is volledig gedekt met ca. 20 plaatsen, verdeeld over enkele tafels. Overal ligt een oploskoffiezakje, een suikerzakje, een glas en bestek. Geen borden vreemd genoeg. En op alle tafels staat een pot Nesquick, een pot oploskoffie (mocht je meer willen dan dat ene zakje) en een doosje manzanilla-thee. Een visioen van hotel l’ Enclos van (inmiddels wijlen) mevrouw Kamoen in Gembes doemt op, vanwege de grote gelijkenis. 😁 De ontbijtzaal die wacht op enorme aantallen toeristen, die… waarschijnlijk nooit (meer) zullen komen. Melancholie, maar ook een warm gevoel!

De man van de sleutel vertelt me dat ik die morgenochtend in de brievenbus aan de gevel moet gooien, evenals het geld voor de overnachting… met ontbijt. Dat voor twintig euro het ontbijt bestaat uit bovengenoemde, en een zak los verpakte croissants, die ik in een kastje in de keuken vind, maakt het allemaal niet minder spannend. Want wát zie ik ook in de keuken? Een wasmachine! Een deel van mijn kleding is inmiddels dringend aan een opfrisbeurt toe, dus vraag ik de man naar het winkeltje waar ik -het dorp binnenfietsend- langs reed, maar waar op de deur stond: ‘cerrado por obras’ (gesloten i.v.m. werkzaamheden). Ik wil graag wat wasmiddel en andere boodschappen kopen. En nu komt de aap uit de spreekwoordelijke mouw: híj is de eigenaar van het winkeltje en ik moet gewoon even aanbellen, dan doet hij voor me open. Prachtig toch!

Ik krijg naast mijn boodschappen een enorme fles wasmiddel mee, die ik in de keuken kan laten staan. Wat een vriendelijkheid! Geen wonder dat het casa rural deze naam draagt.

Alle kleding, zwart, geel, goen, rood en lichtblauw gaat op het 40° synthetische programma in de machine, maar dat is deze (zelfde) kleding al sinds 2011 gewend (schrijf ik op met enig schaamrood op m’n kaken..).

Het huis is onverwarmd, maar op mijn kamer staat een electrische verrijdbare kachel. Zoöok op de kamer naast mij, dus sjouw ik ook dat apparaat naar mijn honk. Een waslijntje opgehangen en de twee kachels doen hun werk onder de lijn. Die kachels waren overigens beslist nodig, omdat het zonder gewoon ‘stervens’koud was in het huis..

Dus vannochtend vertrok ik voldaan uit Maranchón, het Spaanse ‘Gembes’, maar wel met trainingsbroek en handschoenen, want het is nog geen 5° en zwaarbewolkt. De eerste kilometers zwoeg ik een berg op, eerst onder, maar later ín de wolken. Op zo’n moment flitst door mijn hoofd waar ik in hemelsnaam mee bezig ben. Het is af en toe zwaar en dit jaar bepaald minder ‘onbevangen’ dan tijdens de andere tochten. De mensen die ik ontmoet zijn duidelijk voorzichtiger door de pandemie. De spontaniteit die ik van andere jaren ken, is minder aanwezig; begrijpelijk natuurlijk. Deels door de mondmaskers en de spatschermen, die ik overal tegenkom, maar ook omdat ikzelf minder geneigd ben om contact te zoeken. Ik ben per slot van rekening in feite een ‘indringer’, die vrolijk rondfietst, terwijl de bewoners van de ene provincie de andere niet mogen bezoeken. Een aantal keer vroeg een bareigenaar mij ook hoe ik dit deed… ‘Food for thought’, maar ik breng wel geld in zijn ondernemerslaatje, denk ik ook..

Dit soort gedachten spelen door mijn hoofd, terwijl ik omhoog ploeter in de mist, totdat… plots een enorm hert mijn pad kruist, een paar meter voor me. Ik hoor zijn hoeven duidelijk over het asfalt klikken. Een ‘wauw’ ervaring waar ik blij van word. Maar dat is nog niet alles; deze morgen zie ik zéven herten. Na die eerste een tweetal dat wegspringt, later een drietal tussen de bomen langs de weg en als laatste nog een solo exemplaar, dat zich uit de hoeven maakt.

Die jongens uit Madrid waren gewoon in de verkeerde tijd, op de verkeerde plaats, maar ik ben blij dat het in mijn geval bij schieten ‘met de ogen’ blijft. De camera tevoorschijn halen heeft geen zin; ze zijn allang verdwenen. Zou het de mist en bewolking zijn, waardoor ze zich dichter langs de weg durven begeven? Later die dag wordt het zonniger; het landschap blijft bosrijk, maar geen hert laat zich meer zien..

Met zeven trofeeën én later vandaag een flink windje in mijn rug zijn alle hersenspinsels van vanochtend als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik zoef het laatste deel van de route grotendeels uit het mooie Parc Natural de Alto Tajo, richting Molina de Aragon, op de grens van weer een nieuwe provincie die ik, als toerist, zal overschrijden. Ik tel mijn zegeningen, vooral als ik met rugwind langs een jong (nog groen) graanveld rijd: golvend als een zee en in de verte lijkt die beweging in het gewas alsof er duizenden muizen door het veld woelen, een gekrioel van jewelste. Jammer voor de wouw, havik, wespendief (ik kan ze in de lucht niet onderschijden), die overvliegt: het is slechts een optisch hersenspinsel..

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 6 reacties

Voorwaarts: “El Cid” maakt kilometers!

Even een update van een aantal dagen onderweg. Ik heb er inmiddels 380km op zitten, in 7 dagen. Dat is geen bijzonder gemiddelde, maar de wind speelt me de laatste dagen behoorlijk parten. En ik ben inmiddels op 1100m hoogte en heb dus ook de nodige stijging en daling in de benen. Maar bovenal merk ik dat mijn eerste grote tocht in 2011 alweer 10 jaar geleden is; geen wonder dat de gemiddelde afstand per dag niet meer vergelijkbaar is. 😉

6 mei, Burgos-Hortigüela, 54km gefietst. Nog een dagje via verde. Zon met hier en daar een wolkje. Koud, maar extra handschoenen zijn niet nodig.

In het begin van het gravelpad bij Burgos zijn er nog veel MTB-ers, hardlopers en wandelaars op en in de benen, maar na een kilometer of tien dunt het uit tot slechts deze ene persoon. Heerlijke koffie in een ‘cantina’ in een klein dorpje onderweg, die, niet verwonderlijk, wordt gerund door een Zuidamerikaanse dame; dit woord voor een bar zie je hier niet zoveel nl.

Een groot deel van het traject van de via verde gaat over grove gravel, wat helaas niet zo lekker fietst. Hier en daar neemt de natuur het pad weer over: mooi bloeiend koolzaad. De tegenwind werkt niet echt mee om soepel vooruit te komen.

Het hostal in Hortigüela is prachtig: een oude, bijna Engelse cottage, met binnenin veel krakend hout, zoals in een berghut. Heerlijk gegeten (nog nooit de artisjokken zo lekker!). De dame in de keuken maakt alles met veel liefde, vandaar!

Aan de rand van het dorp graast een schaapskudde; de herder kan nu rusten. Op de stompe kerktoren huizen drie families ooievaars met enorme nesten op de hoeken van de torentrans. Ooievaars op de kerk: dat zal voor dubbel zoveel nakomelingen in het dorp zorgen!

7 mei, Hortigüelo-Hontario del Pinar, 44km. Prachtig weer.

Het eerste deel wel over de drukke N234, maar de ‘schouder’ is veilig breed en Spanjaarden zijn zoals eerder opgemerkt zeer voorkomend tegenover fietsers: een flinke boog om je heen, hoewel dat niet echt nodig is. Volgens mijn geplande route zou ik de via verde vervolgen, maar die is hier nog niet klaar. Op een paar plekken probeer ik erop te komen, maar steeds stuit ik op weelderig struikgewas en een overwoekerd pad, zonder rails, dat wel.

Maar na een tijdje kan ik een onverharde weg kiezen, door mooi bosrijk landschap. Ik rijd langs grazende koeien, die soms lui op de weg liggen te herkauwen. Ergens stijgt het rulle pad (met kiezels) 10%, dus moet ik een stuk lopen. Hoort erbij..

Als ik het asfalt weer bereik is er een ander ‘hoogtepuntje’: de rechte weg daalt fors en is volledig leeg. Ik tik 52km/u aan, zonder iets te hoeven doen (maar alleen omdat het ‘veilig’ kan, M!). Ik fiets over een prachtig glooiende hoogvlakte, met allerlei soorten naaldbomen, waaronder de ‘sabinar’, die ik alleen van Spanje (met name Aliaga) ken. Pittig traject, maar zeer de moeite waard.

Het hostal in Hontario is wat smoezilig, net als de patron, maar de sfeer is gezellig. Als ik aan het eind van de middag aankom, zitten er alleen kerels in en aan de bar; tot mijn verbazing komen er ’s avonds alleen groepjes vrouwen borrelen (vrijdagavond, feestavond!). Ik vraag aan de patron wat hij gedaan heeft, wat hij kennelijk leuk vindt, want ik krijg een klap op mijn schouder (zonder mondkapje..). Zou het ‘t enorme haardvuur zijn dat hij heeft aangemaakt? De ‘filete de ternero’ smaakt er geweldig bij.

8 mei Hontario-El Burgo de Osma, 64km. Zon, in het begin windstil, maar later flinke wind (tégen).

Ik mopper de volgende morgen als ik op hem wacht, voor een ontbijt in de donkere gelagkamer; er is helemaal niemand en ik kan helaas de lichtschakelaar niet vinden. Een reeks knoppen lijkt meer op een alarminstallatie, dus kan ik daar maar beter vanaf blijven (of juist niet; ’t is maar hoe je het beziet..).

Gisteravond vroeg ik of ik om acht uur in de ochtend kon ontbijten; ‘Nee, negen uur’. Half negen? ‘Nee, óf om half 5, of om negen uur, como quieres’. Tsja, die grap snap ik niet, maar daar kom ik de volgende ochtend achter. Dus spreek ik negen uur af.

Als hij om half tien binnenkomt, met twee jonge knullen (uit Madrid, zo blijkt later), komt hij terug van een jachttrip met hen. Niets gevangen zegt één van de jongens, een aardige vent met krullen, die direct Engels tegen me begint te praten. Alleen een paar jonge reebokken (‘roe bock’ blijkbaar in het Engels), maar die waren te jong om te schieten. Dát verklaart dus ook de schedels, een paar geweien en een aantal nog niet geheel kaal gemacereerde onderkaken in de garage, waar mijn fiets staat geparkeerd! Niet heel fris in de neus..

Mijn start is dus wat later dan gepland, maar de krullenbol verzekert mij dat de route door het ‘Parque Natural Cañón del Rio Lobos’, waar Hontario aan grenst, alleen bergafwaarts is. Nou dan was hij kennelijk in de auto, enthousiast met de patron op weg naar het jachtterrein, het eerste deel direct uit het dorp over een gravelweg omhoog vergeten!

Maar inderdaad, bij de rand van de ‘kloof’ aangekomen, zie ik een lieflijk landschap met grazige weiden en een ‘refugio libre’ waar ik ook best had willen overnachten. Overal koeien met klingelende bellen en enorme aantallen schapen in het dal. Ik maak foto’s, terwijl een oude auto bij me stopt en een man me in een haast onverstaanbaar dialect iets probeert duidelijk te maken. Het klinkt waarschuwend en ik vang de woorden schapen, honden en stoppen op. Hij herhaalt het in nog onduidelijker woorden en vraagt of ik het begrijp (dat laatste verstond ik!). Ik knik, denkend dat ik zijn verhaal even moet laten bezinken, dus de boer rijdt verder.

In de ‘kloof’ aangekomen (ik vind het eerlijk gezegd meer een bergalm) begrijp ik wat hij bedoelt, want er komt een drietal enorme witte ‘matalobos’ op mij afgerend. Oei, zulke diepe blaffen en harde grommen heb ik niet eerder meegemaakt, dus ik doe wat ik van een andere fietser heb geleerd: vrolijk fluiten en aardige woorden tegen deze honden spreken. En vooral niet hard wegfietsen! Volgens mij bedoelde de boer, die kennelijk zijn kudde even alleen liet om te eten of te rusten (of beide) dat ook: even inhouden of stoppen. Ik kan me altijd nog achter mijn fiets verschansen (wat wel lastig is, met drie ‘wolvendoders’, die het op mij gemunt hebben). Ook stenen gooien schijnt, volgens Frank van Rijn (de wereldfietser), te helpen, maar die ben ik vergeten op te rapen.

Langzaam rijd ik over de aarden weg langs de kudde, die zich uit de voeten maakt, richting de honden, wat voor hen kennelijk het teken is om in te houden. Als de kust veilig is maak ik terugkijkend een foto, maar de laatste hond is al zo ver weg, dat je zijn imposante postuur niet kan zien (ja-ja, visserslatijn hoor ik je denken..; maar je zal er maar bij zijn geweest!).

Nog enigszins trillend vervolg ik mijn weg door de mooie, bosrijke ‘cañon’, maar die naam mag het eigenlijk niet hebben, vind ik. Wel heel fraai!

Het tweede deel door de valei is ‘andere koek’. Nu gaat het ‘off-track’-pad langs de rivier en af en toe er doorheen. Niet dat er heel veel water stroomt, maar de grove keien zijn volslagen ongeschikt om over te rijden, dus dat wordt de fiets duwen. Natte voeten en Rocinante krijgt het zwaar te verduren. Verschillende wandelaars kijken verbaasd naar mijn verwoede pogingen om vooruit te komen, maar daar moet je gewoon even niet op letten. Ook op het droge is het pad duidelijk een wandelpad, of op zijn minst een ‘BTT’ (Spaans voor MTB).

Na een haakse bocht in het smalle pad langs en boven het riviertje, met een dun touwtje als ‘zekering’, besluit ik de route nog eens te bekijken. Drie kilometer afgelegd en nog negen te gaan; dat is gekkenwerk, wat die wandelaars waarschijnlijk al dachten, dus ik keer om. Tja, diezelfde kilometers weer terug, met nóg een keer twee ‘crossings’. Maar wat me nog te wachten stond, blijft me in ieder geval bespaard; dat is de (positieve) keerzijde.

De fiets ziet er niet uit: modder langs de banden, waardoor het fietsen enorme herrie maakt (gelukkig na een poosje ‘eraf geremd’). Een spaak verbogen en het spatbord los (dat zal R van M-fietsen heel dom van me vinden). Maar verder werkt alles nog! Weliswaar moet ik nu een omweg maken over een andere, eerder in mijn app geplotte route (voor het geval dat..), maar die gaat weer over asfalt, wat na al dat ploeteren als een verádeming voelt.

Moe en bezweet kom ik in El Burgo de Osma aan, een stadje met een mooi oud centrum (vnl. het plein). Mijn hostal ligt aan de rand en is knudde; wat wil je met de herrie van een Repsol station en garage ernaast. Ik eet op het mooie plein een heerlijke ‘hamburguesa’ en de rosé smaakt prima (maar ja, wat wil je: ik had na vandaag zelfs sherry lekker gevonden..).

 

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Burgos – beeldenstad

Mijn inspirator is gauw gevonden; je loopt er niet snel ongemerkt langs. El Cid Campeador voert de ‘Burgalezen’ (?) strijdlustig aan op het plaza Mío Cid, waaruit overduidelijk blijkt dat de inwoners van Burgos deze onverschrokken ridder in het hart hebben gesloten. Zonder hem zouden ze hier nu wellicht naar de moskee gaan..

In plaats daarvan staat er een enorme kathedraal in Burgos, Unesco werelderfgoed, waar ik vrijwel naast overnacht. Op mijn vrije dag wil ik dit kolossale godshuis graag bezoeken, maar vanwege ‘jeweetwel’ is toeristisch bezoek helaas niet toegestaan. Voor een schietgebedje is een ‘klein’ deel wel geopend.

Na wat luieren op mijn kamer (tijd ‘over’ nu het heilige deel van de dag ingeperkt is), wandel ik over het Plaza Major richting het kerkdeel dat open is en waar ik zo naar binnen mag lopen. Ik maak binnen een foto, maar merk te laat het bordje: ‘Fotos – Videos NO’ op. Nou ja, Hij zal toch geen bezwaar hebben als ik Zijn huis op aarde in mijn Samsung S9 bij me draag? De eerste stap naar ‘in het hart’ dragen, nietwaar..?

Wat nu te doen? Ik loop terug over het mooie Plaza Major (álle pleinen in Spanje zijn mooi), waar een enorme draaimolen staat en maak een foto voor Rtje&J. Op het plein ook een beeld van een man op een bankje, waar je zo naast gaat zitten om een praatje te maken. Eerder viel me al een messing beeld van een kastanje brandend vrouwtje op en naast het terras van mijn hostal staat een krantlezende man tegen de stenen pilaar van de arcade geleund. Je zou hem zo naar het laatste nieuws vragen…

Lopend door de stad maak ik foto’s van de vele beelden in het oude centrum. Voor mij is Burgos dus een beeldenstad, met het enorme ‘estatua’ van el Campeador als trots pronkstuk (leuk hoe het Spaans veel woorden uit het Engels heeft ‘geleend’ en als die met een ‘s’ beginnen, er een ‘e’ voor is gezet; ’t is maar dat je het weet.. 😁).

Maar ik wil toch wel wat andere dingen zien. Bij de kathedraal zie ik een grote ‘I’ en een vriendelijke dame geeft me een briefje waar op staat wat wel open is en wat niet. Een Monasterio (maar ik heb mijn portie geloof gehad), de ruïnes van het Castillo op de heuvel én.. het Museum van de menselijke evolutie! Zij vraagt mij waar ik vandaan kom (zoals altijd in een toeristenbureau; voor de statistieken), maar even twijfel ik.. ze zal het toch niet doorgeven aan de guardia civil? Een staaltje van ‘zoals de waard is…’, dus geef ik het toch maar braaf door.

Het museum, dát is een aardige tegenhanger van het kerkbezoek in de ochtend! En zowel Castillo en museum zijn op woensdagmiddag gratis; ook dat is een natuurlijk koren op de molen voor een Hollander.

De ruïnes van het kasteel uit de 9e eeuw (met veel latere toevoegingen en hergebouwde delen na wéér de zoveelste oorlog) is strategisch gelegen boven de stad, met een fantastisch uitzicht. Vanaf hier is de enorme schaal van de kathedraal te zien (gebouwd met het geld van de armen, denk ik erbij, maar dat heb ik geloof ik al eens eerder geschreven; niet in herhalingen vervallen!). Ik ben de enige bezoeker en kan dus rustig alle windrichtingen bekijken. Een rond gat, in de ruïne, is volgens het informatiebordje een stenen waterput van méér dan 60m diep, met er tegenaan een zestal (steeds dieper) spiraalvormige trappen voor het onderhoud van de put. Ongelofelijk dat men zoiets in een tijd puur met handwerk heeft kunnen maken. Kleine raampjes naar de putschacht zorgden voor een beetje licht in het ‘trappenhuis’. Van levensbelang, deze watervoorziening, als zich weer eens een vijandelijk beleg voordeed (lees maar na:).

Later die middag bezoek ik het museum en begrijp dat het onderwerp vnl. is opgehangen aan belangrijke opgravingen in de buurt: in de Sierra de Atapuerca: toen een mijnbouw spoorlijntje in een kloof in de berg werd aangelegd, stuitte men op oude grotten, waar grote hoeveelheden menselijke (maar ook veel prehistorische dierlijke) botten zijn gevonden. Van Homo neanderthalensis, Homo heidelbergensis, Homo sapiens, maar ook van een tot dan toe nog onbekende soort, die men Homo antecessor heeft genoemd. Heel boeiend en ik overweeg er naar toe te fietsen, want dat spoorlijntje is nu ook een soort via verde. Maar helaas ligt het teveel uit de route en ik vermoed dat ik ook niet zomaar wordt toegelaten.

Ik ga er zeker meer over lezen! Over de ‘Sima de los huesos’ (een soort bottenput), de ‘Sima de elefante’ (wat later een prehistorische rhinoceros bleek te zijn); het is enorm grottensysteem, dat miljoenen jaren achtereenvolgend is bezocht en bewoond door verschillende soorten en hoe dieper men groef, hoe meer er tevoorschijn kwam. Niet verwonderlijk dat men rond deze vondsten een groot museum heeft gebouwd, met ook een belangrijke bijdrage over Darwin’s evolutie theorie. Fantastisch, ik geniet! Ik ben maar eerlijk: veel interessanter dan een kathedraal…

Ik struin nog wat door de stad om wat beelden te fotograferen en eindig op het terras van mijn hostal. Glas wijn gaat goed smaken. Als ik terugloop naar mijn kamer zie ik dat de verlichting in de gang een dubbele functie heeft; gelukkig zie ik de letters zelf (nog) niet dubbel, maar de onderste rij had ik niet foutloos..

Enorm toeval (of niet?): die avond zie ik op een landelijk TV-kanaal een documentaire over de Atapuerca-site! Met gedeeltelijk filmpjes van de opgravers, die ik ook in het musuem heb gezien. Ik droom die nacht over holenberen en behaarde mannen met knotsen…

Morgen nog één foto van El Cid, ik krijg hem helaas niet op mijn fiets geprojecteerd.., dan maar erboven (sorry HK)!

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Een dagje flink doortrappen op…  de Via Verde!

Verbaasde ik me er in het vorige bericht nog over dat de Via Verde vanaf Trespaderne zich nog in erbarmelijke staat bevond.. Enkele kilometers verderop, na mijn overnachting in Oña (prima hostal: La Muralla, met ernaast gelegen restaurant El Cazador), ligt een fraaie loper van fijne gravel, die tot aan de einder rijkt. Nog niet ontgonnen met gezellige terrasjes in opgeknapte, voormalige smalspoorstationnetjes, maar dat komt nog wel (post-corona, want er rijdt of loopt geen kip).

Nu staan bij die oude gebouwtjes waarschuwingsbordjes: instortingsgevaar! Niet dat dat echt noodzakelijk is, want dat is overduidelijk als je even bij zo’n oude ruïne blijft staan: boompjes groeien door het ingestorte dak en alles binnenin ligt in puin; grafiti rondom. Zonde eigenlijk, ook dit is belangrijk cultureel erfgoed, uit de tijd dat Spanje nog groot was in de mijnbouw en ijzererts- (en andere mineralen-) winning. Ongelofelijk, om de ca. honderd, tweehonderd meter staat er wel een stenen constructie; hier en daar oude putten waar kolen in werden opgeslagen en restanten van watertanks. De stoom moet in tijden van weleer flink de lucht in zijn geblazen. Ik verbeeld me dat ik een verre stoomfluit hoor..

Dat moet mijn vermoeidheid zijn, want het ganse traject heb ik wind tegen. Nu is dat in combinatie met de stralende zon natuurlijk vele malen beter dan de wind in de rug… in de stromende regen, maar het feit dat ik (alweer) vele kilometers lang stijg (weliswaar max. 2%) en verwoed tegen de koele bries in trap, doet me af en toe verzuchten: hoe ver nog. Een bekend, passend lied van Boudewijn de Groot klinkt in mijn hoofd, afgewisseld met Sympathy for the devil van de Stones, vooral het gedeelte na ca. 5 min. speeltijd.. whoewhoeeee). 😉

Omdat er dus geen gezellige uitspanningen zijn, noch aanlokkelijke terrasjes met ijsreclameparasols, zet ik zelf maar koffie op een ‘Area de descansa’, bestaande uit een paar picknick banken, een glijbaantje en een afvalbak, omzoomd door twee juveniele boompjes. Onkruid weelt tierig rondom alle constructies. Mijn brander (van de Fjällräven Classic; HK,B&N!) snort erop los, beschut door twee tassen, en binnen ‘no time’ zit ik aan een oplosmokka, met een ‘chocolatechip cookie’ (nou vooruit twee dan). Ook mijn lunch is weer zelf gemaakt, op een zelfde soort plek, 30 kilometer verderop. Niet heel gezellig, maar ook dit soort dagen zitten in een solo reis gepland. Je neemt het zoals het komt!

Wie me wel (kort) vergezellen zijn de vele vogels, die verschrikt opvliegen als mijn banden krakend over de steentjes mijn aankomst verraden. Mooi gekleurde, saai gevederde; ik herken ze niet allemaal, helaas. Ik spot de veldleeuwerik, patrijzen, gorsen (welke?), bijeneters (mooi! Prrrrup prrrup in de lucht), maar vooral hoor ik een aantal dat zich niet laat zien: nachtegalen (heel veel!), een paar wielewalen, spechten.. Afijn, ik zal jullie verder niet vermoeien met een te grote opsomming. Ik raad beginnende vogelaars van harte de leuke podcast: ‘de vogelspotcast’ aan (tip van zoon J). Leuk!

De via verde loopt bijna tot Burgos. Het laatste stukje traject loopt langs een saai industrieterrein (met onmiskenbaar een varkensslachterij; oei, wat een stank!) en een buitenwijk. Het verkeer is heel rustig en de zon schijnt nog steeds. Onderweg heb ik al een reservering gemaakt in Hostal RiMboMbin (spannend die letterweergave.. een ramp om vaak te moeten typen 🤓), met een heerlijk verwarmd terras en een kamer met koelkastje (met een lichtje.. D!). Ik blijf hier twee nachten; de boog hoeft niet altijd gespannen te staan… (wat El Cid zal beamen!).

Morgen de stad verkennen en op zoek naar mijn inspirator…

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Fluitje van een Eurocent

Zo stijf als een plank. Zo voel ik me na de eerste fietsdag van gisteren, maar wát was het een mooie etappe. Bij vertrek uit Bilbao, langs de rivier de Nervión, later de Ría de Bilbao, die in het estuarium uitmondt, over keurige fietspaden waar half Bilbao liep te joggen en te wandelen en gezellig te praten (allen met mondmasker!), fietste ik langs de erfenis uit het verleden: vervallen scheepsdokken, fabrieksgebouwen en andere herinneringen uit de tijd dat de stad groot is geworden door de metaalindustrie. Troosteloos, maar wel belangrijk cultureel erfgoed.

Het eerste stuk ging soepel langs een riviertje, maar de vele cascades en een enkele stuw verraadden onmiskenbaar enige stijging in het landschap. Het begon bewolkt, maar na een uurtje kwam de zon er toch regelmatig door. Korte fietsbroek en trui voldeden. Het ging lekker. Kop koffie onderweg, later, op een gezellig pleintje in Artziniega met veel lokalen, mijn eigen lunch. Vaste prik: stokbrood, kaas, tomaat en melk… zo verraadt de Hollander zichzelf 😉.

Maar toen! Een kilometer of wat later splitste de weg zich in een deel vlak rechtdoorgaand en een deel stijgend omhoog. Helaas, dacht ik even, Locus map, mijn routeplanner, wees me richting het laatste. Maar vooruit, eens moeten de benen aan het werk. Nou, dát hebben ze geweten… Niet dat het stijgingspercentage zo bijzonder groot was; mijn stijgingskompas aan het stuur gaf zo’n 4% aan. Maar dat zonder onderbreking over een afstand van 13km.. Achter iedere bocht… kwam een volgende bocht.. en nog een.. en nog zo’n 100 stuks, waarbij ik me elke keer afvroeg: zou het nu even vlak worden, of misschien zelfs even dalen?

Gelukkig was de weg uitermate rustig; de zondag na de feestdag 1 mei. Waarmee ik niet wil suggereren dat de meeste mensen hun roes lagen uit te slapen, want als een Spanjaard zijn schoonmoeder moet bezoeken, dan doet ie dat, zonder morren (je zou eens verstek laten gaan, dán zwaait er wat..). En zoals ik wel vaker heb ondervonden: de auto’s díe me passeerden gingen vrijwel allemaal de andere kant op. Misschien dat het tegenovergestelde me doorgaans niet opvalt, maar in dit geval voldeed de realiteit weer aan eerdere ervaringen. Houden zo!

Langs de route steile kliffen en prachtige, puntvormige rotsen, die elk ogenblik naar beneden dreigden te vallen. Maar nu even niet! Toen de weg eindelijk aan de top was aangekomen, resteerde alleen een tunnel door het laatste stukje berg, om aan de andere kant te komen. Mijn Locus wees me naar een pad rónd de berg, maar borden met ‘doodlopende weg’ en betonnen blokken dwars op het vergane wegdek, leken me niet uitnodigend om deze D-tour te maken. Dus de tunnel in. Hoofdlamp op, lichten aan, maar de schamele lampen in de tunnel waren al voldoende voor míjn zicht. Nu maar hopen dat voormelde ervaring nog steeds bleef opgaan, en zowaar: zonder ander verkeer verliet ik na een kleine kilometer de tunnel en kon ik aan de afdaling beginnen. Heerlijk, even de spieren welverdiende rust geven. Een kleine 10km verder wachtte een lekkere douche op me, in Quincoces de Yuso, in een hotelletje naast een mooie Romaanse brug.

En vandaag werd ik wakker, probeerde op te staan, maar kwam met moeite mijn bed uit. Oei, maar natuurlijk ook foei, dat ik op mijn leeftijd denk zonder probleem ongetraind aan een tocht te kunnen beginnen… Dat laat zich onverwijld gelden! Maar geen onvertogen woord: hup, op de fiets en vanzelf wordt het lijf wel weer soepel. Het is koud hier in de bergen. Handschoenen met vingers aan ónder die zónder vingers. Trui en windjack zijn beslist nodig; die benen houden zich bewegend wel warm. Ook m’n tenen voelen na een tijdje tamelijk koud. Ik heb niet van die gelikte overschoentjes, waar de Spanjaarden mee fietsen. Ik kom veel renners tegen, met mondkapje, en even zovelen halen mij fluitend in. Als fietsers onder elkaar wordt er gegroet en gezwaaid. Weer haalt een Guardia Civil mij in; ik let op of ik remlichten zie oplichten, maar er wordt niet naar mij omgekeken. Uit voorzorg heb ik ook een mondmasker op, weliswaar onder m’n neus, want anders beslaat mijn zonnebril en natuurlijk heb ik mijn (verplichte) fietshelm op. Ik laat niets aan het toeval over. Even bedenk ik dat ik een vlaggetje van Atletico zou moeten kopen, want dan kan er geen twijfel over bestaan dat ik een lokaal ben; er wordt hier nl. uitbundig gevlagd voor deze voetbalclub met verticale rood-witte strepen.

In NL heb ik een markering in Locus gemaakt, waar een ‘via verde’ zou beginnen. In een bar vraag ik aan de eigenaar (met tonronde buik) of deze klaar is, want op google earth zag ik nog bielzen liggen (en dat rijdt minder soepel..). “Si señor, claro. Esta listo”. Als ik aankom op de plek waar volgens mijn kaart het voormalige spoorlijntje te bereiken is, zie ik dat inderdaad de rails is verwijderd, maar het tracé bestaat uit vuistdikke grijze stenen, waar je zelfs wandelend niet heel comfortabel overheen gaat. Ik vrees dat de barman de plek nog nooit heeft bezocht, wat niet verwonderlijk is, gezien zijn postuur.

Toch maar de gewone weg. Maar een paar kilometer verderop is er nog een toegang en zowaar, hier bestaat het wegdek uit harde gravel! Zou hij toch een fervente fietser zijn? Ik fiets een paar honderd meter over het pad en passeer een eerste tunneltje, zonder verlichting (altijd spannend, met opvliegend gespuis..), maar als ik uit de tunnel kom, zie ik dit:

Ongelofelijk, dan heb je als provincie een dikke ‘cash’genererende toeritische attractie in je achtertuin en dan benut je die niet, zelfs niet met goedkoop Europees geld..?! Ik snap er niets van; Spanje is een kei in het aanleggen van infrastructuur, dus ook het platplaveien van wat voormalige spoorbruggetjes moet een fluitje van een eurocent zijn. Nou, misschien zit het in de pen.

Teruggekeerd naar de gewone weg (N232) fiets ik langs een steile rotswand, waarboven een grote groep gieren zweeft; mijn eerste op deze tocht, een majestueus gezicht, vooral als ze ook lager langs de wand vliegen. Na slechts 47km kom ik aan in Oña, waar ik voldaan aan een menu media del día schuif (om 15:30, het kan nog nèt). Vanavond alleen een salade! Oña is een mooi middeleeuws dorpje, met een enorm Benedictijner, later katholiek klooster, het monasterio San Salvador, gesticht in de 11e eeuw, volgens de bekende zoekpagina. Recent heeft het nog als psychiatrisch hospitaal gediend. Helaas is het gesloten voor bezichtiging.

Morgen op naar Burgos! Een kruispunt van Santiago-routes, maar die ga ik niet volgen. Ik ga verder naar het zuiden, in de geest van El Cid ook al heeft hij nogal wat bloed aan zijn zwaard. Mijn zakmes zal ik niet voor veel meer nodig hebben, dan om een appeltje te schillen. Maar mijn ‘paard’ heeft er in ieder geval zin in.

Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties