Het weerzien met Alec en Connor is zeer hartelijk, bijna vertrouwd, alsof we elkaar al jaren kennen. Zij zijn die middag al eerder in Tavascan aangekomen en logeren in hetzelfde hotel (ook de Ieren houden kennelijk van korting.. 😉 ).
Onderweg naar Tavascan kwamen zij Richard tegen, een Engelsman die hen waarschuwde voor een ‘weird man, with a tambourine’. Wow, zijn schaduw is hen al gepasseerd voordat ‘ie in beeld is… Alec en Conner hebben gisteren gekampeerd bij het verlaten dorp, met de vervallen huizen, waar ik vandaag ben langs gelopen en ik mr. T -zoals ik hem maar kortweg noem- tegenkwam. Maar ja, wie is er nou ‘weirder’, een Hollander met pet, baard en wilde haren en een vlaggetje op zijn rugzak, of een Portugees (want dat blijkt mr. T waarschijnlijk te zijn) met pet, baard en wilde haren en een tamboerijn in de hand; of een paar Ieren die met plezier bij een verlaten en vervallen dorp kamperen. Alles is relatief in de bergen…
Na een gezellig diner (met korting) besluiten we de volgende dag gedrieën verder te gaan naar Àreu, een zeer pittige tocht met die dag 1.800 m stijging en 1.600 m daling! Johnson trekt er in zijn gids ruim zes uur voor uit; wij rekenen voor dit traject van slechts 16 kilometer veiligheidshalve acht uur! Gelukkig is een groot deel van de klim in de ochtend aan de schaduwkant van de berg, tussen de bomen.
Wederom passeren we een vrijwel verlaten gehucht, Boldis Sobirà, met overigens nog in goede staat verkerende huizen. Bij een waterfonteintje rusten we even uit en -ik heb inmiddels de smaak te pakken (letterlijk en figuurlijk)- ga op koffie strooptocht uit. Ik loop wat verder een straatje in en sta vervolgens in dubio.. want iets verderop hoor ik geluiden uit een huis komen, maar wie zit er vlakbij dat huis op een muurtje… mr. T! Ach, wat maakt het uit ; ik groet de muzikant (die ik weliswaar nog geen toon heb horen rammelen), waarop hij een wat onsamenhangend verhaal afsteekt, dat hij uit Lissabon komt en wel vier rustdagen kan gebruiken… en of ik sigaretten heb (met nog een peukje in de mond). Nee, ik rook niet..
Ik klop vervolgens op de deur van het huis dat ik in het vizier heb en een dame kijkt wat argwanend naar mij en mr. T achter mij (wie is de ‘weirdest’..). Of ik ergens koffie kan kopen? (Nee). Of zij wellicht bereid is om drie koffie te maken (Drie?). Ja, voor mij en mijn medewandelaars die iets verderop zitten.. (Niet die meneer?). Euh, nee, die zit op het muurtje, ennuh.. Ik laat het er verder maar bij en loop terug om Alec en Connor te halen. We drinken een heerlijke kop koffie, buiten, met achter ons op het muurtje mr. T, die wat in zichzelf gekeerd lijkt. Een apart schouwspel, als ik het zelf van een afstandje zou bekijken. We bedanken de vriendelijke dame (die er het hare van zal denken..) en hopen dat ook zíj onder de suikerpot kijkt. Wij vervolgen onze tocht, als mr. T nog op het muurtje zijn (volgende?) sigaret zit te roken… met tamboerijn in de hand..
De tocht die soepel begon in de schaduw, in het bos, is inmiddels pittig vanwege de temperatuur en het stijgingspercentage. De Coll de Tudela (2.243 m) geeft zich niet zomaar gewonnen; op de kam zetten we puffend onze rugzakken neer om wat te lunchen. Kleding drijfnat; het briesje op de col is guur, dus snel wat aantrekken.
Op de col staat een auto; waar die vandaan komt, mag Joost weten, want we zien geen weg. Maar even later komt van de zijkant een andere aanrijden, wat bij mij de associatie oproept van een commercial op de Nederlandse televisie van een bergbeklimmer, die -door weer-en-wind- de top van een moeilijke berg bereikt, helemaal uitgeput, om vervolgens op de schouders te worden getikt door een Aziaat, die hem vraagt een foto van hem en zijn -welgeklede- gezin te nemen (RS weet jij nog welke reclame, ik niet; dat gebeurt me vaak met reclames… leuk! maar welk merk of product het was..?). De mensen die hier uit de auto stappen dragen een mandje.. Gesnapt.. paddenstoelenplukkers!
De afdaling vanaf de col gaat voorspoedig, vnl. door dennenbos waar de zon af en toe doorheen prikt. We zijn onderweg naat Àreu, waar een camping is, met cabanas. Het heeft een (onverwarmd) zwembad dat er aanlokkelijk uitziet. Het restaurant van de camping is voor het seizoen gesloten. De ‘mobile home’ is prima (voor een nacht); ik krijg de ‘kamer’ met tweepersoonsbed; Alec en Conner de kinderkamer met twee losse bedden. Alec, ‘six foot five (at least), steekt met zijn voeten ruim uit het bed.
Ik ga even een duik nemen, maar verder dan drie baantjes, snakkend naar adem, kom ik niet: het water is glaciaal koud! (ik ben niet zo stoer als P, die een bergmeertje aandurfde..). Maar de warme douche in de cabana doet wonderen.
Het blijkt een gehucht te zijn waar flink wat mensen op de been zijn. Misschien omdat het weekend is; veel mensen lijken elkaar echter te kennen. We lopen naar het enige restaurant(/hotel) in het gehucht, maar de deur naar de eetruimte blijft potdicht tot 20:30; ook geen drankje vooraf aan tafel. Buiten is het inmiddels fris geworden, dus we popelen om naar binnen te gaan. De ‘matrone’ is echter onverbiddelijk; deur blijft dicht.
O ja, wie hier natuurlijk ook rondloopt.. Mr. T! We groeten hem, maar hij houdt zelf afstand, wat we respecteren (en eigenlijk wel prima vinden). Het eten is uiteindelijk heerlijk en we lopen niet laat terug naar de camping. Maar laat genoeg om Mars boven de bergen te zien glinsteren. Prachtig!
Morgen naar Refugio de Baiau, een sardineblik’hotel’ op 2.500+ m hoogte.. Daar moeten we goed voor uitgerust zijn! Aye..
Waarschijnlijk kon je P horen gillen over het koude bergmeer.
Ohh, ik dacht dat het de wolven waren.. 😀