
22 Mei, 66km gefietst. In totaal heb ik 1.029km gefietst i.p.v. 988km volgens de geplande route. Hier en daar wat omweggetjes, maar zoals vandaag ook een gedwongen wijziging van de route; door een man met de platte pet! Maar straks meer daarover..

‘El Cid’ heeft dus zijn doel bereikt, al is zijn zwaard ongebruikt gebleven. Zijn trouwe metgezel, die hem zonder morren in het zadel duldde, heeft het er ook bíjna zonder kleerscheuren van afgebracht. Ergens onderweg hoorde ik ineens iets tikken en tot mijn schrik zag ik dat een spaak, die al een tijdje loszat en die ik tussen de andere spaken had ge‘propt’ (zo van: die repareer ik later wel een keer), volledig om de achteras was gedraaid. Gelukkig had het geen blokkade veroorzaakt, maar nu draaide hij al tikkend met het wiel mee. Met veel moeite kon ik de boosdoener er met mijn ‘multitool’ uit wurmen. Het resultaat is waarschijnlijk níet meer herstelbaar!


De laatste drie dagen, na mijn mooie stop in Alcalá, waren minder interessant. Niet alleen begon ook ík stal te ruiken, het landschap werd bij het naderen van de (drukke) kuststreek meer bebouwd. Desondanks kan ik tot het vliegveld El Altet ten zuiden van Alicante nog lang over kleine landbouw weggetjes rijden, tussen de vele urbanizaties door.

Sinds het plaatsje Caudete, vrijwel op de grens tussen Castilla la Mancha en Valenciana zie ik voor het eerst weer palmbomen. Ik rijd in deze plaats langs een enorme arena, Plaza de Toros Las Arenas, waarvan de bouw met platte steentjes me doet denken aan veel architectuur in Teruel.

Over die grens tussen de beide autonome regio’s: het blijkt dat de ‘cierre perimetral’, de sluiting van de provinciegrenzen, al sinds 9 mei is opgeheven, dus heb ik van het oversteken van deze interne grens niets te vrezen. Ik zwaai naar de Guardia Civil, die vrolijk naar mij terugzwaait!

De zusterstad van Caudete, Villena, waar ik even pauzeer om wat te drinken op een bankje in een park, heeft een mooi muziek- en danstheater, gewijd aan de Spaanse componist Chapí (Roberto Chapí y Lorento; ik had nog nooit van hem gehoord..), die vele Zarzuela’s heeft gecomponeerd. Daar houd ik wel van dus ik ga hem opzoeken in Sp*t*f*. Mijn bankje staat naast een groot standbeeld van hem, dat wordt geflankeerd door twee composities, die twee van zijn stukken uitbeelden. ‘La Bruja’ spreekt me direct aan (ze ziet er niet direct hekserig uit, maar misschien zijn dat juist degenen voor wie je extra moet oppassen!).


Iets ten zuiden van Villena stuit ik op een ander bijzonder fenomeen: een vrijwel verlaten gehucht Santa Eulalia, met een paar oude fabrieksgebouwen, enkele in een soort ‘grote hofjes’ gebouwde huizen, een fraai klein kerkje en nog wat gebouwen, waarvan één met het opschrift ‘Casinete’, een gokpaleis(je). Het onkruid weelt er tierig, alsof het na een kernramp allengs is verlaten. Hier en daar rood-witte afsluit linten, maar gek geneg om de wild begroeide parkjes gespannen en niet om de bouwvallige bouwsels. Een vreemde, verlaten sfeer, terwijl ik hier en daar toch wat mensenstemmen hoor uit de enkele nog bewoonbare huizen.


G**gl* biedt dan natuurlijk uitkomst: het blijkt een voormalige industiële kolonie te zijn, opgericht aan het eind van de 19e eeuw, door een aantal graven, die in de ban waren van ‘utopisch socialisme’, zo lees ik op internet.


Er was een meelfabriek, een alcoholfabriek, oliemolens, een theater, inderdaad een casino en een mooi gebouw voor de graaf en zijn, naar het schijnt overspelige echtgenote.

De resten van een treinstationnetje zijn inmiddels afgebroken. In het midden staat nog steeds een mooie Ermita, die ook weer een oude geschiedenis kent. Afijn, je moet het zelf maar eens nalezen als je het leuk vindt. Sinds 1925 is verval ingetreden, versneld door de Spaanse burgeroorlog en wat ik nu tegenkom zijn dus de restanten van een ooit bloeiende kolonie, bijna enclave, met veel historie, die ook weer teruggaat naar een evenknie van El Cid, maar dan 200 jaar later, maar even heldhaftig. Zo blijf ik omringd door stoere ridders, die geen moeite hadden met ten strijde gaan.
Ík ben zo zoetjes aan wel toe aan een einde van mijn ‘tripje’ (waarbij het scherpe accent op ‘ik’ overigens geen nadruk wil leggen op een gelijkenis met voormelde heren).

Er is nog één stuk over, dat over een ruw pad moet worden afgelegd, meer een wandelpad en zo te zien geen sinecure, want er moet een flinke heuvel worden bedwongen. Het valt ook samen met een Santiago-route (één van de vele), getuige de sint Jacobus-schelpen (Jacobo, ook wel Tiago of Diego in het Spaans; vandaar San Tiago) op mijn Locus-kaart. Vanaf Orito, een dorpje vlakbij het stadje Montforte del Cid (!), valt het me ineens op dat ik veel wandelaars zie, niet direct het type dat nog vele honderden kilometers voor de boeg heeft, maar wel met wandelstok loopt over deze blauwe route met de gele pijl. Er zijn zelfs in het vrije veld enkele dranghekken geplaatst, met twee openingen: ‘entrada’ en ‘salida’, om de mensen‘menigte’ (‘meute’ klinkt zo onaardig, maar die associatie krijg ik wel als ik verwonderd de hekken op mijn weg naar de heuvel bekijk) uit elkaar te houden. En bij één van die hekken zit een jonge diender onder een parasol (om het hoofd koel te houden, bij zo’n enorm lokaal festijn, maar hij heeft wél een pet op). Juist als ik (per ongeluk) mijn fiets door de ‘salida’ heb gewurmd, komt hij me achterna met de mededeling dat het verboden is hier nu te fietsen. Ik leg uit dat ik net 982km heb gefietst om bij deze happening aanwezig te kunnen zijn en dat ik nog slechts een luttele 48 te gaan heb (dat wist ik op dat moment nog niet, maar dat is het voordeel van het schrijven achteraf..), maar de jonge heer is onvermurwbaar. Zelfs als ik afstap om lopend met de fiets verder te gaan, springt hij voor me met de mededeling dat de Policia Local ook dát verboden heeft. Ook nu weer moet ik denken aan de wereldfietser FvR, die in zijn boek over zijn tocht door Afrika (van Noord naar Zuid en nog een beetje horizontaal over de equator) schreef dat je niets te vrezen hebt voor wilde dieren of enge insecten; het zijn vooral de uniformen met strenge petten waar je vreselijk voor uit moest kijken. Wat heeft hij gelijk! En laat dit pad nu zo’n beetje de enige mogelijkheid zijn om die laatste heuvel te nemen.., of een omweg langs een dubbele snelweg, die ik niet aanlokkelijk vind.

Het is me niet gelukt om door te fietsen; met staart tussen de benen ben ik afgedropen. Geloof me, ik heb hem uitgescholden van jewelste, in het Nederlands dan, terwijl ik de terugtocht aanvaardde. Op zo’n moment is het beter niet al te goed Spaans te spreken…

Gevolg was dus dat ik die omweg langs de uitlaatgassen moest maken, maar het voordeel was wel dat het stijgingspercentage langs de razende snelwegen beduidend aangenamer was. En diep in mijn hart moest ik ook wel bekennen dat een fietser op een smal wandelpad met vele tegemoet komende wandelaars niet écht handig is, dus -al snakkend naar frisse lucht- gaf ik de jonge policía -zij het met tegenzin- toch wel gelijk.

En zo, na nog een foto te hebben gemaakt van de stoere Spaanse identiteit die je ook vaak als sticker achterop op auto’s van ANWB-leden treft, die dit land met de auto hebben bezocht (en die ook verwijst naar een drankje dat volgens mij niemand meer lekker vindt, buiten de mensen in het Verenigd Koninkrijk; maar díe inwoners houden van de vreemdste dingen, zoals het afscheiders betaamt..), fiets ik gemoedelijk de ‘Salidas’-oprit van het vliegveld op, even zigzaggend om de parkeerpaal waarvoor ik geen kaartje hoef te trekken.

‘El Cid’ heeft zijn doel bereikt en ‘Rocinante’ kan worden ingepakt. Ik meen met deze afsluiting niet voor ‘aap’ te staan en beaam zijn liefde voor ‘dos copas’. ‘Tres’ mag ook!

Ik dank wederom alle lezers, die de moeite namen om mijn epistels door te worstelen en dan ook met name diegenen die zo aardig waren om ook een reactie achter te laten. Want daar doet de ‘schrijver’ het natuurlijk ook een beetje voor…

Je hebt nog één kans om je enthousiasme te betuigen!
… 🤣 …
