Epiloog: ‘El Cid’ heeft zijn doel bereikt

22 Mei, 66km gefietst. In totaal heb ik 1.029km gefietst i.p.v. 988km volgens de geplande route. Hier en daar wat omweggetjes, maar zoals vandaag ook een gedwongen wijziging van de route; door een man met de platte pet! Maar straks meer daarover..

‘El Cid’ heeft dus zijn doel bereikt, al is zijn zwaard ongebruikt gebleven. Zijn trouwe metgezel, die hem zonder morren in het zadel duldde, heeft het er ook bíjna zonder kleerscheuren van afgebracht. Ergens onderweg hoorde ik ineens iets tikken en tot mijn schrik zag ik dat een spaak, die al een tijdje loszat en die ik tussen de andere spaken had ge‘propt’ (zo van: die repareer ik later wel een keer), volledig om de achteras was gedraaid. Gelukkig had het geen blokkade veroorzaakt, maar nu draaide hij al tikkend met het wiel mee. Met veel moeite kon ik de boosdoener er met mijn ‘multitool’ uit wurmen. Het resultaat is waarschijnlijk níet meer herstelbaar!

De laatste drie dagen, na mijn mooie stop in Alcalá, waren minder interessant. Niet alleen begon ook ík stal te ruiken, het landschap werd bij het naderen van de (drukke) kuststreek meer bebouwd. Desondanks kan ik tot het vliegveld El Altet ten zuiden van Alicante nog lang over kleine landbouw weggetjes rijden, tussen de vele urbanizaties door.

Sinds het plaatsje Caudete, vrijwel op de grens tussen Castilla la Mancha en Valenciana zie ik voor het eerst weer palmbomen. Ik rijd in deze plaats langs een enorme arena, Plaza de Toros Las Arenas, waarvan de bouw met platte steentjes me doet denken aan veel architectuur in Teruel.

Over die grens tussen de beide autonome regio’s: het blijkt dat de ‘cierre perimetral’, de sluiting van de provinciegrenzen, al sinds 9 mei is opgeheven, dus heb ik van het oversteken van deze interne grens niets te vrezen. Ik zwaai naar de Guardia Civil, die vrolijk naar mij terugzwaait!

De zusterstad van Caudete, Villena, waar ik even pauzeer om wat te drinken op een bankje in een park, heeft een mooi muziek- en danstheater, gewijd aan de Spaanse componist Chapí (Roberto Chapí y Lorento; ik had nog nooit van hem gehoord..), die vele Zarzuela’s heeft gecomponeerd. Daar houd ik wel van dus ik ga hem opzoeken in Sp*t*f*. Mijn bankje staat naast een groot standbeeld van hem, dat wordt geflankeerd door twee composities, die twee van zijn stukken uitbeelden. ‘La Bruja’ spreekt me direct aan (ze ziet er niet direct hekserig uit, maar misschien zijn dat juist degenen voor wie je extra moet oppassen!).

Iets ten zuiden van Villena stuit ik op een ander bijzonder fenomeen: een vrijwel verlaten gehucht Santa Eulalia, met een paar oude fabrieksgebouwen, enkele in een soort ‘grote hofjes’ gebouwde huizen, een fraai klein kerkje en nog wat gebouwen, waarvan één met het opschrift ‘Casinete’, een gokpaleis(je). Het onkruid weelt er tierig, alsof het na een kernramp allengs is verlaten. Hier en daar rood-witte afsluit linten, maar gek geneg om de wild begroeide parkjes gespannen en niet om de bouwvallige bouwsels. Een vreemde, verlaten sfeer, terwijl ik hier en daar toch wat mensenstemmen hoor uit de enkele nog bewoonbare huizen.

G**gl* biedt dan natuurlijk uitkomst: het blijkt een voormalige industiële kolonie te zijn, opgericht aan het eind van de 19e eeuw, door een aantal graven, die in de ban waren van ‘utopisch socialisme’, zo lees ik op internet.

Er was een meelfabriek, een alcoholfabriek, oliemolens, een theater, inderdaad een casino en een mooi gebouw voor de graaf en zijn, naar het schijnt overspelige echtgenote.

De resten van een treinstationnetje zijn inmiddels afgebroken. In het midden staat nog steeds een mooie Ermita, die ook weer een oude geschiedenis kent. Afijn, je moet het zelf maar eens nalezen als je het leuk vindt. Sinds 1925 is verval ingetreden, versneld door de Spaanse burgeroorlog en wat ik nu tegenkom zijn dus de restanten van een ooit bloeiende kolonie, bijna enclave, met veel historie, die ook weer teruggaat naar een evenknie van El Cid, maar dan 200 jaar later, maar even heldhaftig. Zo blijf ik omringd door stoere ridders, die geen moeite hadden met ten strijde gaan.

Ík ben zo zoetjes aan wel toe aan een einde van mijn ‘tripje’ (waarbij het scherpe accent op ‘ik’ overigens geen nadruk wil leggen op een gelijkenis met voormelde heren).

Er is nog één stuk over, dat over een ruw pad moet worden afgelegd, meer een wandelpad en zo te zien geen sinecure, want er moet een flinke heuvel worden bedwongen. Het valt ook samen met een Santiago-route (één van de vele), getuige de sint Jacobus-schelpen (Jacobo, ook wel Tiago of Diego in het Spaans; vandaar San Tiago) op mijn Locus-kaart. Vanaf Orito, een dorpje vlakbij het stadje Montforte del Cid (!), valt het me ineens op dat ik veel wandelaars zie, niet direct het type dat nog vele honderden kilometers voor de boeg heeft, maar wel met wandelstok loopt over deze blauwe route met de gele pijl. Er zijn zelfs in het vrije veld enkele dranghekken geplaatst, met twee openingen: ‘entrada’ en ‘salida’, om de mensen‘menigte’ (‘meute’ klinkt zo onaardig, maar die associatie krijg ik wel als ik verwonderd de hekken op mijn weg naar de heuvel bekijk) uit elkaar te houden. En bij één van die hekken zit een jonge diender onder een parasol (om het hoofd koel te houden, bij zo’n enorm lokaal festijn, maar hij heeft wél een pet op). Juist als ik (per ongeluk) mijn fiets door de ‘salida’ heb gewurmd, komt hij me achterna met de mededeling dat het verboden is hier nu te fietsen. Ik leg uit dat ik net 982km heb gefietst om bij deze happening aanwezig te kunnen zijn en dat ik nog slechts een luttele 48 te gaan heb (dat wist ik op dat moment nog niet, maar dat is het voordeel van het schrijven achteraf..), maar de jonge heer is onvermurwbaar. Zelfs als ik afstap om lopend met de fiets verder te gaan, springt hij voor me met de mededeling dat de Policia Local ook dát verboden heeft. Ook nu weer moet ik denken aan de wereldfietser FvR, die in zijn boek over zijn tocht door Afrika (van Noord naar Zuid en nog een beetje horizontaal over de equator) schreef dat je niets te vrezen hebt voor wilde dieren of enge insecten; het zijn vooral de uniformen met strenge petten waar je vreselijk voor uit moest kijken. Wat heeft hij gelijk! En laat dit pad nu zo’n beetje de enige mogelijkheid zijn om die laatste heuvel te nemen.., of een omweg langs een dubbele snelweg, die ik niet aanlokkelijk vind.

Het is me niet gelukt om door te fietsen; met staart tussen de benen ben ik afgedropen. Geloof me, ik heb hem uitgescholden van jewelste, in het Nederlands dan, terwijl ik de terugtocht aanvaardde. Op zo’n moment is het beter niet al te goed Spaans te spreken…

Gevolg was dus dat ik die omweg langs de uitlaatgassen moest maken, maar het voordeel was wel dat het stijgingspercentage langs de razende snelwegen beduidend aangenamer was. En diep in mijn hart moest ik ook wel bekennen dat een fietser op een smal wandelpad met vele tegemoet komende wandelaars niet écht handig is, dus -al snakkend naar frisse lucht- gaf ik de jonge policía -zij het met tegenzin- toch wel gelijk.

En zo, na nog een foto te hebben gemaakt van de stoere Spaanse identiteit die je ook vaak als sticker achterop op auto’s van ANWB-leden treft, die dit land met de auto hebben bezocht (en die ook verwijst naar een drankje dat volgens mij niemand meer lekker vindt, buiten de mensen in het Verenigd Koninkrijk; maar díe inwoners houden van de vreemdste dingen, zoals het afscheiders betaamt..), fiets ik gemoedelijk de ‘Salidas’-oprit van het vliegveld op, even zigzaggend om de parkeerpaal waarvoor ik geen kaartje hoef te trekken.

‘El Cid’ heeft zijn doel bereikt en ‘Rocinante’ kan worden ingepakt. Ik meen met deze afsluiting niet voor ‘aap’ te staan en beaam zijn liefde voor ‘dos copas’. ‘Tres’ mag ook!

Ik dank wederom alle lezers, die de moeite namen om mijn epistels door te worstelen en dan ook met name diegenen die zo aardig waren om ook een reactie achter te laten. Want daar doet de ‘schrijver’ het natuurlijk ook een beetje voor…

Je hebt nog één kans om je enthousiasme te betuigen!

… 🤣 …

 

 

 

 

 

Advertentie
Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

‘Rust’dag, voor de eind‘sprint’

Na een aantal dagen over de ‘Ruta de la Lana’ te hebben gereden -veel hard zand, wat gravel, maar bij kleine hellinkjes grotere stenen, omdat hier bij slecht weer meer waterbeweging is (is mijn wetenschappelijk uitgedokterde theorie, die ook wel eens nergens op kan slaan; maar die stenen zijn op dat soort plekken wel een feit..)- was ik wel toe aan een rustdag.

Bovendien begon het landschap, hoe mooi ook, een beetje eentonig te worden: heel veel wijnranken, afgewisseld met amandelbomen, graanvelden en olijfboomgaarden (eeuwenoud, dat wel); weer wijn, amandelen, graan en olijven, weer w-a-g-o. Zo begon ik het op de duur te noemen: áh, WAGO!

Je zal maar peregrino (pelgrim) zijn, op weg naar Santiago, met nog 900km te gaan.. Ooh, wago, wago, wagrrrrr… Maar ja, als pelgrim doe je aan contemplatie en zelfreflectie, dus dan kan dit landschap vast tot diepere inzichten leiden!

Ik kwam overigens in Orea twee pelgrims tegen, maar dat heb ik al geschreven geloof ik, aardige kerels, de ene liep gevaarlijk mank. Of hij de eindstreep zal halen…? Genoeg om te overdenken, tijdens het ‘hinkelen’.

In ieder geval was ík aan een rustdag toe en ik twijfelde tussen Casas de Ibáñez en Alcalá de Júcar. Na een beetje googelen, dacht ik dat de laatste wel iets leuker zou zijn, want liggend in een kloof. Maar een grotere stad als ‘CdI’ heeft wellicht meer te bieden. Ik koos toch voor het laatste: ‘AdJ’.

Wat een mazzel bij deze reflectie, want CdI was bepaald een oninteressante, saaie stad, waar ik na een koffie snel doorheen reed. Maar AdJ is écht een ‘pareltje’, dat ik iedereen kan aanbevelen!

De rivier de Júcar stelt mij toch al voor een raadsel, want in Cuenca stroomt deze langs de stad waar ik vertoefde, maar eerder, vlak bij de bron van de Taag, zag ik ook bordjes met Nacimiento del Río Júcar (die ik helaas links of rechts heb laten liggen). Het lijkt wel of de rivier mij achtervolgt. Ík zoek hem in ieder geval niet op..

Ook nu biedt internet uitkomst: 500km lange rivier, uitmondend in de Middellandse zee bij Cullera (weet je wel, M!). Een prachtige meanderende rivier (met veel S-bochten), die zich bij Alcalá door een zeer diepe kloof een weg baant.

Wat moet het hier in het Tertair of misschien wat eerder, maar in ieder geval na een flinke ijstijd, een geweld zijn geweest, want de rivier heeft diepe littekens in het landschap achtergelaten, waar ik nu met ontzag naar omhoog kijk. Horizontale aardlagen zijn doorsneden met grote gaten, waar de prehistorische stroom gekolkt heeft alsof het een feestje was. Wat nu van die partij over is, is een liefelijke rivier, die grotendeels is bedwongen door enkele ‘presas’, ofwel stuwen. De rivier stroomt deels vrij, deels via horizontale kanalen, voor de opwekking van elektriciteit (alweer Iberdrola!).

Maar laat ik nu over mijn ‘rustdag’ beginnen. Op een informatiebord in Alcalá zie ik een leuke wandelroute, de ‘Ruta el Batan’. Vanuit het dorp (vanzelfsprekend vanaf rivier-niveau) eerst fors stijgend naar de rand van de kloof, verder vervolgend over de bovenkant, om na het dorpje La Gila weer de diepte in te duiken en via de rivierbedding terug te keren naar Alcalá. Ongeveer 3,5 uur. Ik doe er uiteindelijk 5 uur over..

Dát lijkt me leuk voor mijn rustdag! De omgeving is zó wonderschoon, dat ik me niet kan voorstellen dat ik op mijn hostalkamer een nieuw epistel zit te schrijven, zonder iets te ondernemen. Eerst iets beleven.. en geloof me, ik heb het nodige beleefd!

Zoals gezegd begon de wandeling (dagrugzakje, slechte schoenen) met een imposante klim naar boven. Maar ik kón niet ophouden met het maken van foto’s van de mooie uitzichten. Ik stond net even stil om te fotograferen, of twee herten kruisten mijn pad. Deze keer raak! Camera was in de aanslag én ‘geschoten’! Als ‘hazen’ kozen ze snel en lenig het dito pad, springend over rotsen en struiken. Maar ik had ze vastgelegd! Zó vaak gezien; nooit op tijd.. nu wel!

Dat het niet altijd goed met ze afloopt zie je zo… (cliffhanger; spoiler als je snel doorscrollt).

De wandeling over de bovenrand was heel aangenaam. Leuke bloemrijke velden, een paar grotten (volgens mij door mensenhand gemaakt) en een koffie in een dorpje, waar de naam van dit deel mijn fietsroute zich manifesteerde.

Ik zag een herder met een grote kudde schapen, die zich -hij voorop- met verbazend grote snelheid naar het dorp spoedde. De ‘bezemwagen’ was een ‘burra’ (geen ‘burro’ zei de herder later), die de kudde op een drafje volgde. De herdershonden renden links en rechts om de de troep elkaar te houden. Ik was te laat om het plaatje van dichtbij vast te kunnen leggen, maar de spoed van de herder verraadde zijn doel: de kudde werd naar de kraal geleid, waar ik alsnog een praatje kon maken. Eén van de jonge herdershonden sprong enthousiast tegen me op; een oudere bleef op veilige afstand, continu naar de schapen kijkend. De herder ging koffie drinken!

In bar La China (?!) bestelde ik een ‘cafe con leche’ en ik schrok bijna van de schoonheid van de dame achter de bar… dat verwachtte ik niet in zo’n klein dorpje, met alleen maar oude mannen op het lommerrijke terras, waar net de herder ook was neergestreken. Inkt-zwarte ogen, gebruinde huid, vanzelfsprekend ravenzwart haar.. zo weggelopen uit een film van Pedro Almodóvar. Ik waande me even Javier Bardèm, die Penélope Cruz toesprak, maar landde met beide benen op de grond toen ook haar (vermoedelijke) echtgenoot ten tonele verscheen en haar afblafte dat ze in de keuken nodig was. Zo pijnlijk mooi kan het leven zijn.. Gelouterd vervolgde ik mijn wandeling.

Vlak voordat ik de bodem van de vallei bereikte, rook ik een intens penetrante lucht: dood en rot! Nog niet bewust van de volgende minuten vervolgde ik het pad, me afvragend wat die vreselijke geur zou kunnen veroorzaken. Enkele meters verderop stuitte ik op het volgende tafereel. En hier manifesteert zich in volle omvang de pandemie: zouden er in deze, toch wel toeristische omgeving meerdere toeristen op het wandelpad begeven, dan zou het nu volgende ongetwijfeld snel zijn weggeruimd.

Maar in deze toerist-loze tijd was het kennelijk niet eerder opgemerkt. Het dier lag nog redelijk onverteerd op het pad, omlijst met een eindeloos gezoem van vliegen, die zich aan het (lekkerste) binnenste van de arme stakker tegoed deden: een dode ree.

Wát zou dit exemplaar zó hebben opgeschrikt, dat hij jammerlijk van de rots was gevallen, terwijl zijn broertjes (of zusjes), die ik die ochtend nog zo gracieus over alle obstakels had zien springen, een dergelijk lot bespaard waren gebleven? Ik zal het nooit weten, maar het tafereel was, met samengeknepen neus, enkele foto’s waard. Ik hoop dat ik jullie niet al te zeer shockeer, maar ook dit is -mijns inziens- het leven!

De rest van de wandeling terug naar Alcalá was onberoerd door extreme ervaringen, maar voor een rustdag vond ik dit al opwindend genoeg. De kloof had me oprecht gegrepen! Op de kaart zag ik dat het weggetje door de kloof verder ging naar de ‘Tranco del Lobo’, dus na een korte pauze besloot ik toch nog even de fiets te pakken om dit nog onontdekte deel van de kloof te bekijken. Een verademing om even zonder baggage te fietsen, afgezien van mijn stuurtas. Het bleef bij een kilomertje of 16 heen en terug; ik heb het einde van de kloof niet bereikt. Dan blijft er altijd een reden om hier terug te keren, wat ik zeker zal doen met M!

De rustdag, die niet echt een rustdag was, was absoluut méér dan de moeite waard en zal ik niet licht vergeten. Had ik Casas de Ibáñez gekozen…?!

Ieder voordeel ‘heb’ natuurlijk ook zijn keerzijde: morgen moet ik ook weer uit deze kloof zien te geraken. Was de aankomst zwaar in de vingers, vanwege het vele remmen; het vertrek uit dit paradijs zal een fors beslag op de benen vergen. Maar daar heb ik dan ook een rustdag voor genoten! 😉

Op naar de eind‘sprint’, nog 170km te gaan. Vamanos!

 

 

 

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Varia: een foto update

16 Mei. Ik heb inmiddels 731km in de benen, van de (formeel volgens de geplande route) 988km. Bijna driekwart dus. Het schiet dus aardig op!

Even wat varia, met foto’s. Zonder ‘bijzonder’ verhaal; wel steeds een korte toelichting. moet ook kunnen toch?

Ik kom mooie rotsformaties tegen, die me sinds mijn Spaanse geologie avontuur 40 jaar (!) geleden nog steeds interesseren. Ik zie aardlagen die ik me kan herinneren van mijn Aliaga-tijd: paars gesteente met eronder een wit-grijze laag, die makkelijk afbrokkelt en ook een gele band. De wit-grijze laag voelt vettig aan. Gips kan ik mij herinneren; ‘Utrillas-formatie’ noemde de (toen nog) Leidse geologie-docent het volgens mij, naar de plaats vlakbij Aliaga, waar deze aardlagen door hem waren bestudeerd. Omdat ik het niet meer zeker weet, app ik de telefonische hulplijn: AvY in Oslo (!). Hoewel het ook voor haar lang geleden is (maar minder lang dan voor mij 😉), beaamt zij dat het een fluviatiel gesteente is, Mioceen tussen 23 en 5 miljoen jaar geleden.

Ik kom ook een soort karstgesteente tegen met grote stenen kolommen. In 2015 bezocht ik Ciudad Encantada al eens en in 2019 nog een keer met M, zeer de moeite waard. Maar een derde bezoek laat ik oorbij gaan.

Onderweg kom ik een informatiebord tegen, met uitgestalde gesteenten ter illustratie. Lees maar:

En richting Cuenca (je weet wel, van de ‘hangende huizen’), fiets ik langs een bezienswaardigheid in één van de bochten van een kronkelweg, hoog boven de rivier de Júcar. Er staan wat auto’s van passanten en er is zowaar een toeristische kraam, met allerlei leuke spullen, die ik toch niet kan meenemen..

Het blijkt een mooi rotsbalkon te zijn, eigenlijk een raam in de rots: het ‘Ventana del Diablo’. Als ik er doorheen kijk voel ik het in mijn buik, vooral als ik óver de rand een foto maak. Nooit helemaal van hoogtevrees afgekomen; het zal wel nut hebben. Diep beneden zie ik klimmers langs staaldraad klimmen en een wiebelbrug van lijnen oversteken. Terwijl ik naar de klimmers sta te kijken, komt er net een stel met helm en gordels naast mij in het ‘raam’ staan; ik vraag of het ‘difícil’ is, die – ik weet het Spaanse  woord niet, dus eindig met het woord ‘klettersteig’. Een gezonnebrilde blonde dame met een paardenstaart, in een ultra-strak klimmerspakje begint direct Duits tegen me te praten en zegt dat het een makkie is. Ja, Duitsers zie je ook overal…

In Cuenca zelf was dit mijn uitzicht uit het doucheraampje: pal kijkend op het dure parador van de stad. En de lucht klaarde fraai roze die avond.

Maar zoals jullie van mij weten vind ik de beestjes ook leuk. Ik kwam ergens onderweg een jong vogeltje tegen, midden op de weg, klaar om doodgereden te worden. Dat kon ik niet laten gebeuren! Hij liet zich oppakken en fotograferen (wie weet wat voor vogeltje het is, mag het zeggen). Gezien zijn gefladder vermoed ik dat zijn vleugels niet gebroken waren. Ik zette hem met wat kruimels brood en water in een weggegooide dop van een drinkfles (soms is zwerfafval nuttig) aan de kant van de weg, tussen het groen. Nu maar hopen dat hij het redt en hij geluk heeft gehad met de ‘barmhartige’ Hollander die langs reed..

Wie iets minder had gezwijnd, was dit familielid dat ik zag liggen. Ik zag eerst niet wat het was, het leek wel de vacht van een beer. Maar toen ik hem met mijn fietsschoen voorzichtig omkeerde, bléék het ook een beer te zijn, maar dan van de zwijnenfamilie. Waarschijnlijk ook aangereden; voer voor de gieren, maar volgens mij hadden die hem niet nog opgemerkt.

In een dorpje dit exemplaar: ‘O, mariposa, es muerte’, merkte een dame op die langsliep en zich afvroeg wat ik fotografeerde. Ze leek niet onder de indruk, maar zo’n groot exemplaar heb ik in Europa nog niet eerder gezien..

En natuurlijk mooie bloemen. Veel koolzaad, een veld klaprozen, zie je die nog wel eens in NL?

Verder natuurlijk leuke borden onderweg. Of ik bij de 10% daling niet harder dan 60 wil rijden; vooruit ik hield het bij 54km/u deze keer. Natuurlijk met aandacht en niet inhalen!

Dit bord blijft me verbazen. Zou de jeugd nog begrijpen wat hiermee bedoeld wordt? Wordt het niet tijd om het vervangen door een Apple of Samsung, of een gestilleerd poppetje dat een selfie neemt? Geen uitzicht zonder jezelf erop! (hè, B? 😁)

Mijn ‘koelkast’ onderweg: twee ijsblokken, die ik iedere overnachting laat invriezen, zorgen voor koude melk tijdens de lunch! Het jaartal? Wie wat bewaart…

En weer passeer ik een ‘colletje’, dit keer van 1200m hoogte. Maar ik had er 50m bij op kunnen tellen als de toegang van de toren open was geweest (ik denk een brand-uitkijktoren).

Zo, dat was het voor deze keer. En El Cid reisde verder in de Middeleeuwen. Het kaartje ernaast is overigens uit het boekje over de Ruta de la Lana: de ‘trashumancia’, ofwel de oude veetrek-routes. Ik heb vandaag weer zo’n ‘off-track’ gedaan, heel mooi, maar ook héél vermoeiend: continu oppassen voor kuilen en nèt iets te puntige stenen..

Maar Rocinante leeft nog en staat nu in de garage van een ‘gezellig’ truckershotel langs de N-III..

Geplaatst in Reisverslagen | 3 reacties

Topdag, met herdershond

14 mei, 50km gefietst. Ik had vandaag letterlijk en figuurlijk een topdag. En dat eigenlijk bij toeval, omdat ik van mijn eigen route afweek.

Gisteren arriveerde ik in Orea, een dorpje vrijwel op de grens van Castilla La Mancha met Aragon én met een groot gebouw van de Guardia Civil aan de rand van het dorp. Oei, daar moet ik morgen langs, want mijn geplande traject gaat even door Aragon, om vervolgens weer in Castilla te duiken. Twee grenzen dus, die ik formeel niet mag passeren. Niet dat ik tot nu toe enige aandacht kreeg van passerende dienders, maar toch..

In pension Alto Tajo (oud, maar prima en met een vriendelijk dame achter de bar) kijk ik nog eens naar de kaart. Het pension ligt net buiten het dorp aan een kleine weg die het bos induikt. Niet de route die ik zou moeten volgen… maar wel een interessant weggetje, dat volgens de kaart zelfs een kortere doorsteek door Aragon betekent, maar duidelijk minder ‘exposed’.

De dame van het pension waarschuwt mij wel dat het een steile weg is: de bergen zijn wel 1900m hoog. Ik ben nu op 1500m en hoop dat de weg niet over de top gaat. Ik neem de gok en vertrek, uitgezwaaid door de vriendelijke patrona.

Het is behoorlijk koud: twee truien, mijn regen/windjack, trainingsbroek over de fietsbroek en dubbele handschoenen. Maar het is droog en ik heb zowaar een briesje in de rug. Dat helpt beslist bij het stijgen!

Het landschap is prachtig: dennen, afgewisseld met loofbomen, weides grenzend aan woeste rotsen. Ook nu weer een aantal herten; het wordt bijna gewoon. Door de geleidelijke stijging krijg ik het lekker warm, te warm zelfs, maar nu iets uittrekken is geen optie.

Ik passeer een camping, met enkele blokhutten. Iets verderop is een herberg. Duidelijk bedoeld voor de vele wandelaars die hier normaal zullen komen: het stikt van de wandelroutes, aan de vele wandel-wegwijzers te zien. Maar nu even niet; alles is dicht. Ik neem wat foto’s, want dit lijkt me een plek om nog eens met M terug te komen: de Sierra de Albarracín. Net heb ik mijn camera weer als routeplanner op mijn stuur geïnstalleerd, of ik zie een grote herdershond tussen de bomen door op me af komen. O jee, als dat maar goed gaat… Hij (maar het kan evengoed een zij zijn) rent en is duidelijk al even onderweg, aan zijn gehijg te zien. Maar hij komt wel op me af!

Terwijl ik inmiddels rustig de weg vervolg, volgt de hond mij op een gepaste afstand. Ik weet nog steeds niet wat hij in de zin heeft, dus ik stop toch maar even. En terwijl hij naar mij toe komt, zie ik dat hij een ketting als halsband draagt; dat is een goed teken! Waarschijnlijk geen valse straathond. En terwijl ik ook nu de hond vriendelijk toe spreek, legt hij eerst zijn poten en vervolgens zijn kop op mijn been. Ik aai hem. Hij is heel onderdanig, dus ik heb eigenlijk niets te vrezen, maar als ik weer opstap, blijft hij mij volgen. Wat nu? Ik roep tweemaal ‘Venga’, maar realiseer me even later dat dat ‘komop’ betekent; meer een uitroep om te volgen dus. Geen wonder dat hij niet weggaat. Op het Spaanse ‘wegwezen’ kan ik niet zo snel komen (moet ik toch écht paraat hebben!), dus ik roep een aantal keer ‘ksss’ en maak een zwaaibeweging met mijn arm. Gelukkig is er even een afdaling, dus kan ik mij snel uit de wielen maken en in mijn spiegeltje zie ik dat hij inhoudt.

Maar zoals je al zult verwachten, komt er na een afdalinkje altijd weer een heuvelop en prompt hangt het beest weer in mijn wielzog. Weer ‘ksss, kssss’ en armgezwaai, maar even schiet door mijn hoofd of ik hem niet mee zal nemen. Het lijkt me een geval van ‘uit de auto gezet’, maar niet lang geleden, want hij ziet er gezond uit en ‘voelde’ redelijk schoon. M zou het vast leuk vinden…!?

Maar met nog ruim 400km te gaan, met in Spanje doorgaans niet hond-vriendelijke horeca, laat staan logementen, zet ik dat idee maar weer snel uit mijn hoofd. Na weer een afdaling, langer dit keer, zie ik hem niet meer. Die heeft opgegeven denk ik; gelukkig.

Het zal ongeveer drie kilometer verder zijn dat ik hem tot mijn schrik weer in m’n spiegeltje zie, maar nu draai ik om en ga hem ‘ksss-end’ en zwaaiend tegemoet. Nu begrijpt hij dat het menens is en druipt af.

Ik heb vandaag nog talloze keren achterom gekeken, vrezend dat ik hem weer doodleuk achter me zou zien, maar het bos uit en een iets drukkere weg op heeft hij waarschijnlijk niet aangedurfd. Ik stel overigens wel mijn zelfgemaakte-koffie-pauze een tijdje uit; je weet maar nooit! De herdershond blijft door mijn hoofd spelen; zou het een losgebroken kooihond zijn? Ik ben huiverig me negatief over mijn gastheren in dit land uit te laten, maar feit is wel dat honden doorgaans in abominabele omstandigheden als waakhond aan de ketting liggen of opgesloten zitten. Geen wonder dat er wel eens één de vrijheid zoekt! Was hij een teken…

Na mijn koffiepauze in de zon bij een (gesloten) refugio (balen als je in noodweer een schuilplaats zoekt…; nergens een verstopte sleutel te bekennen), kunnen er inmiddels wat kleren uit. De lucht is strakblauw en op deze hoogte moet ik oppassen niet te verbranden; smeren dus.

De weg vervolgt door prachtig landschap, met schitterende vergezichten. Ik passeer mijn, tot nu toe, hoogste punt, de Puerto de El Portillo, op 1790m hoogte. Net geen 1900.. Wat ben ik blij dat ik deze doorsteek heb genomen! Bijkomend voordeel is dat ik qua afstand in kilometers weer op mijn geplande traject zit, want ik had inmiddels hier en daar wat extra kilometers gemaakt, door fout of extra heen en weer te rijden. Dat maakt de berekening voor de rest van de route makkelijker.

Ik lunch bij de Taag. In 2015 ben ik hier ook in de buurt geweest, bij de ‘Nacimiento del Tajo’ (7,5km oostwaarts) en ben ik over deze ‘majestieuze’ rivier gesprongen: daar nog geen 50cm breed, in Lissabon minstens een kilometer. Waar ik nú lunch heeft de weg een bruggetje van een paar meter nodig. Een mooie schapenstal, met een stenen bankje en tafeltje ervoor, is een uitstekende plek om lekker een uurtje in de zon te vertoeven. Net de Alpen; ik mis mijn wandelmaatje HK oprecht!

Terwijl ik mijn stokbrood-kaas-tomaat opeet, valt de inhoud van de tomaat op de grond. Prompt komt een brutale kleine hagedis zich aan dit lekkers tegoed doen! Zijn grotere broertjes of zusjes durven niet zo dichtbij te komen en zijn eigenlijk alleen bezig elkaar weg te jagen. Brutaaltje heeft een (kleine) aangegroeide tweede staart. Jij moet oppassen.. een derde zal je niet meer krijgen!

Na dit heerlijke lunch-intermezzo gaan er weer wat laagjes uit. Nog nèt niet alleen in T-shirt, maar in vergelijking met alle vorige dagen beslist een topdag! Naar de letter en naar de geest. En wéér een nieuw PR-tje vandaag (vrij naar QdV): 54km/h schoon aan de haak; niets voor hoeven doen!).

Morgen weer een (mooie) dag.

Geplaatst in Reisverslagen | Een reactie plaatsen

Herten verjagen hersenspinsels

12 Mei, Maranchón-Molina de Aragón, 56km gefietst.

Ik sliep vannacht in het oeroude Casa Rural ‘La Amistad’, met verschillende kamers, maar ik ben de enige gast. De dame die ik bel om binnen te komen vertelt mij dat zij al oud is en de sleuteloverdracht heeft uitbesteed aan een familielid: ik krijg het nummer van Maribel.. Als ik haar bel hoor ik een rap relaas, waar ik niets van versta. Maar nadat ik heb uitgelegd dat mijn Spaans ‘poco-poco’ is, bindt ze in en vertelt mij vervolgens in prima verstaanbaar Castellano dat haar man de sleutel komt brengen.

Oké, even wachten dus, geen probleem, het was gistermiddag zonnig. Na slechts een paar minuten komt een baas in werkkleding (stof, verf, mondmasker voor meerdere doeleinden) mij de sleutel brengen en legt uit dat ik het hele huis voor mij alleen heb.

De onttbijtkamer beneden is volledig gedekt met ca. 20 plaatsen, verdeeld over enkele tafels. Overal ligt een oploskoffiezakje, een suikerzakje, een glas en bestek. Geen borden vreemd genoeg. En op alle tafels staat een pot Nesquick, een pot oploskoffie (mocht je meer willen dan dat ene zakje) en een doosje manzanilla-thee. Een visioen van hotel l’ Enclos van (inmiddels wijlen) mevrouw Kamoen in Gembes doemt op, vanwege de grote gelijkenis. 😁 De ontbijtzaal die wacht op enorme aantallen toeristen, die… waarschijnlijk nooit (meer) zullen komen. Melancholie, maar ook een warm gevoel!

De man van de sleutel vertelt me dat ik die morgenochtend in de brievenbus aan de gevel moet gooien, evenals het geld voor de overnachting… met ontbijt. Dat voor twintig euro het ontbijt bestaat uit bovengenoemde, en een zak los verpakte croissants, die ik in een kastje in de keuken vind, maakt het allemaal niet minder spannend. Want wát zie ik ook in de keuken? Een wasmachine! Een deel van mijn kleding is inmiddels dringend aan een opfrisbeurt toe, dus vraag ik de man naar het winkeltje waar ik -het dorp binnenfietsend- langs reed, maar waar op de deur stond: ‘cerrado por obras’ (gesloten i.v.m. werkzaamheden). Ik wil graag wat wasmiddel en andere boodschappen kopen. En nu komt de aap uit de spreekwoordelijke mouw: híj is de eigenaar van het winkeltje en ik moet gewoon even aanbellen, dan doet hij voor me open. Prachtig toch!

Ik krijg naast mijn boodschappen een enorme fles wasmiddel mee, die ik in de keuken kan laten staan. Wat een vriendelijkheid! Geen wonder dat het casa rural deze naam draagt.

Alle kleding, zwart, geel, goen, rood en lichtblauw gaat op het 40° synthetische programma in de machine, maar dat is deze (zelfde) kleding al sinds 2011 gewend (schrijf ik op met enig schaamrood op m’n kaken..).

Het huis is onverwarmd, maar op mijn kamer staat een electrische verrijdbare kachel. Zoöok op de kamer naast mij, dus sjouw ik ook dat apparaat naar mijn honk. Een waslijntje opgehangen en de twee kachels doen hun werk onder de lijn. Die kachels waren overigens beslist nodig, omdat het zonder gewoon ‘stervens’koud was in het huis..

Dus vannochtend vertrok ik voldaan uit Maranchón, het Spaanse ‘Gembes’, maar wel met trainingsbroek en handschoenen, want het is nog geen 5° en zwaarbewolkt. De eerste kilometers zwoeg ik een berg op, eerst onder, maar later ín de wolken. Op zo’n moment flitst door mijn hoofd waar ik in hemelsnaam mee bezig ben. Het is af en toe zwaar en dit jaar bepaald minder ‘onbevangen’ dan tijdens de andere tochten. De mensen die ik ontmoet zijn duidelijk voorzichtiger door de pandemie. De spontaniteit die ik van andere jaren ken, is minder aanwezig; begrijpelijk natuurlijk. Deels door de mondmaskers en de spatschermen, die ik overal tegenkom, maar ook omdat ikzelf minder geneigd ben om contact te zoeken. Ik ben per slot van rekening in feite een ‘indringer’, die vrolijk rondfietst, terwijl de bewoners van de ene provincie de andere niet mogen bezoeken. Een aantal keer vroeg een bareigenaar mij ook hoe ik dit deed… ‘Food for thought’, maar ik breng wel geld in zijn ondernemerslaatje, denk ik ook..

Dit soort gedachten spelen door mijn hoofd, terwijl ik omhoog ploeter in de mist, totdat… plots een enorm hert mijn pad kruist, een paar meter voor me. Ik hoor zijn hoeven duidelijk over het asfalt klikken. Een ‘wauw’ ervaring waar ik blij van word. Maar dat is nog niet alles; deze morgen zie ik zéven herten. Na die eerste een tweetal dat wegspringt, later een drietal tussen de bomen langs de weg en als laatste nog een solo exemplaar, dat zich uit de hoeven maakt.

Die jongens uit Madrid waren gewoon in de verkeerde tijd, op de verkeerde plaats, maar ik ben blij dat het in mijn geval bij schieten ‘met de ogen’ blijft. De camera tevoorschijn halen heeft geen zin; ze zijn allang verdwenen. Zou het de mist en bewolking zijn, waardoor ze zich dichter langs de weg durven begeven? Later die dag wordt het zonniger; het landschap blijft bosrijk, maar geen hert laat zich meer zien..

Met zeven trofeeën én later vandaag een flink windje in mijn rug zijn alle hersenspinsels van vanochtend als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik zoef het laatste deel van de route grotendeels uit het mooie Parc Natural de Alto Tajo, richting Molina de Aragon, op de grens van weer een nieuwe provincie die ik, als toerist, zal overschrijden. Ik tel mijn zegeningen, vooral als ik met rugwind langs een jong (nog groen) graanveld rijd: golvend als een zee en in de verte lijkt die beweging in het gewas alsof er duizenden muizen door het veld woelen, een gekrioel van jewelste. Jammer voor de wouw, havik, wespendief (ik kan ze in de lucht niet onderschijden), die overvliegt: het is slechts een optisch hersenspinsel..

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 6 reacties

Voorwaarts: “El Cid” maakt kilometers!

Even een update van een aantal dagen onderweg. Ik heb er inmiddels 380km op zitten, in 7 dagen. Dat is geen bijzonder gemiddelde, maar de wind speelt me de laatste dagen behoorlijk parten. En ik ben inmiddels op 1100m hoogte en heb dus ook de nodige stijging en daling in de benen. Maar bovenal merk ik dat mijn eerste grote tocht in 2011 alweer 10 jaar geleden is; geen wonder dat de gemiddelde afstand per dag niet meer vergelijkbaar is. 😉

6 mei, Burgos-Hortigüela, 54km gefietst. Nog een dagje via verde. Zon met hier en daar een wolkje. Koud, maar extra handschoenen zijn niet nodig.

In het begin van het gravelpad bij Burgos zijn er nog veel MTB-ers, hardlopers en wandelaars op en in de benen, maar na een kilometer of tien dunt het uit tot slechts deze ene persoon. Heerlijke koffie in een ‘cantina’ in een klein dorpje onderweg, die, niet verwonderlijk, wordt gerund door een Zuidamerikaanse dame; dit woord voor een bar zie je hier niet zoveel nl.

Een groot deel van het traject van de via verde gaat over grove gravel, wat helaas niet zo lekker fietst. Hier en daar neemt de natuur het pad weer over: mooi bloeiend koolzaad. De tegenwind werkt niet echt mee om soepel vooruit te komen.

Het hostal in Hortigüela is prachtig: een oude, bijna Engelse cottage, met binnenin veel krakend hout, zoals in een berghut. Heerlijk gegeten (nog nooit de artisjokken zo lekker!). De dame in de keuken maakt alles met veel liefde, vandaar!

Aan de rand van het dorp graast een schaapskudde; de herder kan nu rusten. Op de stompe kerktoren huizen drie families ooievaars met enorme nesten op de hoeken van de torentrans. Ooievaars op de kerk: dat zal voor dubbel zoveel nakomelingen in het dorp zorgen!

7 mei, Hortigüelo-Hontario del Pinar, 44km. Prachtig weer.

Het eerste deel wel over de drukke N234, maar de ‘schouder’ is veilig breed en Spanjaarden zijn zoals eerder opgemerkt zeer voorkomend tegenover fietsers: een flinke boog om je heen, hoewel dat niet echt nodig is. Volgens mijn geplande route zou ik de via verde vervolgen, maar die is hier nog niet klaar. Op een paar plekken probeer ik erop te komen, maar steeds stuit ik op weelderig struikgewas en een overwoekerd pad, zonder rails, dat wel.

Maar na een tijdje kan ik een onverharde weg kiezen, door mooi bosrijk landschap. Ik rijd langs grazende koeien, die soms lui op de weg liggen te herkauwen. Ergens stijgt het rulle pad (met kiezels) 10%, dus moet ik een stuk lopen. Hoort erbij..

Als ik het asfalt weer bereik is er een ander ‘hoogtepuntje’: de rechte weg daalt fors en is volledig leeg. Ik tik 52km/u aan, zonder iets te hoeven doen (maar alleen omdat het ‘veilig’ kan, M!). Ik fiets over een prachtig glooiende hoogvlakte, met allerlei soorten naaldbomen, waaronder de ‘sabinar’, die ik alleen van Spanje (met name Aliaga) ken. Pittig traject, maar zeer de moeite waard.

Het hostal in Hontario is wat smoezilig, net als de patron, maar de sfeer is gezellig. Als ik aan het eind van de middag aankom, zitten er alleen kerels in en aan de bar; tot mijn verbazing komen er ’s avonds alleen groepjes vrouwen borrelen (vrijdagavond, feestavond!). Ik vraag aan de patron wat hij gedaan heeft, wat hij kennelijk leuk vindt, want ik krijg een klap op mijn schouder (zonder mondkapje..). Zou het ‘t enorme haardvuur zijn dat hij heeft aangemaakt? De ‘filete de ternero’ smaakt er geweldig bij.

8 mei Hontario-El Burgo de Osma, 64km. Zon, in het begin windstil, maar later flinke wind (tégen).

Ik mopper de volgende morgen als ik op hem wacht, voor een ontbijt in de donkere gelagkamer; er is helemaal niemand en ik kan helaas de lichtschakelaar niet vinden. Een reeks knoppen lijkt meer op een alarminstallatie, dus kan ik daar maar beter vanaf blijven (of juist niet; ’t is maar hoe je het beziet..).

Gisteravond vroeg ik of ik om acht uur in de ochtend kon ontbijten; ‘Nee, negen uur’. Half negen? ‘Nee, óf om half 5, of om negen uur, como quieres’. Tsja, die grap snap ik niet, maar daar kom ik de volgende ochtend achter. Dus spreek ik negen uur af.

Als hij om half tien binnenkomt, met twee jonge knullen (uit Madrid, zo blijkt later), komt hij terug van een jachttrip met hen. Niets gevangen zegt één van de jongens, een aardige vent met krullen, die direct Engels tegen me begint te praten. Alleen een paar jonge reebokken (‘roe bock’ blijkbaar in het Engels), maar die waren te jong om te schieten. Dát verklaart dus ook de schedels, een paar geweien en een aantal nog niet geheel kaal gemacereerde onderkaken in de garage, waar mijn fiets staat geparkeerd! Niet heel fris in de neus..

Mijn start is dus wat later dan gepland, maar de krullenbol verzekert mij dat de route door het ‘Parque Natural Cañón del Rio Lobos’, waar Hontario aan grenst, alleen bergafwaarts is. Nou dan was hij kennelijk in de auto, enthousiast met de patron op weg naar het jachtterrein, het eerste deel direct uit het dorp over een gravelweg omhoog vergeten!

Maar inderdaad, bij de rand van de ‘kloof’ aangekomen, zie ik een lieflijk landschap met grazige weiden en een ‘refugio libre’ waar ik ook best had willen overnachten. Overal koeien met klingelende bellen en enorme aantallen schapen in het dal. Ik maak foto’s, terwijl een oude auto bij me stopt en een man me in een haast onverstaanbaar dialect iets probeert duidelijk te maken. Het klinkt waarschuwend en ik vang de woorden schapen, honden en stoppen op. Hij herhaalt het in nog onduidelijker woorden en vraagt of ik het begrijp (dat laatste verstond ik!). Ik knik, denkend dat ik zijn verhaal even moet laten bezinken, dus de boer rijdt verder.

In de ‘kloof’ aangekomen (ik vind het eerlijk gezegd meer een bergalm) begrijp ik wat hij bedoelt, want er komt een drietal enorme witte ‘matalobos’ op mij afgerend. Oei, zulke diepe blaffen en harde grommen heb ik niet eerder meegemaakt, dus ik doe wat ik van een andere fietser heb geleerd: vrolijk fluiten en aardige woorden tegen deze honden spreken. En vooral niet hard wegfietsen! Volgens mij bedoelde de boer, die kennelijk zijn kudde even alleen liet om te eten of te rusten (of beide) dat ook: even inhouden of stoppen. Ik kan me altijd nog achter mijn fiets verschansen (wat wel lastig is, met drie ‘wolvendoders’, die het op mij gemunt hebben). Ook stenen gooien schijnt, volgens Frank van Rijn (de wereldfietser), te helpen, maar die ben ik vergeten op te rapen.

Langzaam rijd ik over de aarden weg langs de kudde, die zich uit de voeten maakt, richting de honden, wat voor hen kennelijk het teken is om in te houden. Als de kust veilig is maak ik terugkijkend een foto, maar de laatste hond is al zo ver weg, dat je zijn imposante postuur niet kan zien (ja-ja, visserslatijn hoor ik je denken..; maar je zal er maar bij zijn geweest!).

Nog enigszins trillend vervolg ik mijn weg door de mooie, bosrijke ‘cañon’, maar die naam mag het eigenlijk niet hebben, vind ik. Wel heel fraai!

Het tweede deel door de valei is ‘andere koek’. Nu gaat het ‘off-track’-pad langs de rivier en af en toe er doorheen. Niet dat er heel veel water stroomt, maar de grove keien zijn volslagen ongeschikt om over te rijden, dus dat wordt de fiets duwen. Natte voeten en Rocinante krijgt het zwaar te verduren. Verschillende wandelaars kijken verbaasd naar mijn verwoede pogingen om vooruit te komen, maar daar moet je gewoon even niet op letten. Ook op het droge is het pad duidelijk een wandelpad, of op zijn minst een ‘BTT’ (Spaans voor MTB).

Na een haakse bocht in het smalle pad langs en boven het riviertje, met een dun touwtje als ‘zekering’, besluit ik de route nog eens te bekijken. Drie kilometer afgelegd en nog negen te gaan; dat is gekkenwerk, wat die wandelaars waarschijnlijk al dachten, dus ik keer om. Tja, diezelfde kilometers weer terug, met nóg een keer twee ‘crossings’. Maar wat me nog te wachten stond, blijft me in ieder geval bespaard; dat is de (positieve) keerzijde.

De fiets ziet er niet uit: modder langs de banden, waardoor het fietsen enorme herrie maakt (gelukkig na een poosje ‘eraf geremd’). Een spaak verbogen en het spatbord los (dat zal R van M-fietsen heel dom van me vinden). Maar verder werkt alles nog! Weliswaar moet ik nu een omweg maken over een andere, eerder in mijn app geplotte route (voor het geval dat..), maar die gaat weer over asfalt, wat na al dat ploeteren als een verádeming voelt.

Moe en bezweet kom ik in El Burgo de Osma aan, een stadje met een mooi oud centrum (vnl. het plein). Mijn hostal ligt aan de rand en is knudde; wat wil je met de herrie van een Repsol station en garage ernaast. Ik eet op het mooie plein een heerlijke ‘hamburguesa’ en de rosé smaakt prima (maar ja, wat wil je: ik had na vandaag zelfs sherry lekker gevonden..).

 

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Burgos – beeldenstad

Mijn inspirator is gauw gevonden; je loopt er niet snel ongemerkt langs. El Cid Campeador voert de ‘Burgalezen’ (?) strijdlustig aan op het plaza Mío Cid, waaruit overduidelijk blijkt dat de inwoners van Burgos deze onverschrokken ridder in het hart hebben gesloten. Zonder hem zouden ze hier nu wellicht naar de moskee gaan..

In plaats daarvan staat er een enorme kathedraal in Burgos, Unesco werelderfgoed, waar ik vrijwel naast overnacht. Op mijn vrije dag wil ik dit kolossale godshuis graag bezoeken, maar vanwege ‘jeweetwel’ is toeristisch bezoek helaas niet toegestaan. Voor een schietgebedje is een ‘klein’ deel wel geopend.

Na wat luieren op mijn kamer (tijd ‘over’ nu het heilige deel van de dag ingeperkt is), wandel ik over het Plaza Major richting het kerkdeel dat open is en waar ik zo naar binnen mag lopen. Ik maak binnen een foto, maar merk te laat het bordje: ‘Fotos – Videos NO’ op. Nou ja, Hij zal toch geen bezwaar hebben als ik Zijn huis op aarde in mijn Samsung S9 bij me draag? De eerste stap naar ‘in het hart’ dragen, nietwaar..?

Wat nu te doen? Ik loop terug over het mooie Plaza Major (álle pleinen in Spanje zijn mooi), waar een enorme draaimolen staat en maak een foto voor Rtje&J. Op het plein ook een beeld van een man op een bankje, waar je zo naast gaat zitten om een praatje te maken. Eerder viel me al een messing beeld van een kastanje brandend vrouwtje op en naast het terras van mijn hostal staat een krantlezende man tegen de stenen pilaar van de arcade geleund. Je zou hem zo naar het laatste nieuws vragen…

Lopend door de stad maak ik foto’s van de vele beelden in het oude centrum. Voor mij is Burgos dus een beeldenstad, met het enorme ‘estatua’ van el Campeador als trots pronkstuk (leuk hoe het Spaans veel woorden uit het Engels heeft ‘geleend’ en als die met een ‘s’ beginnen, er een ‘e’ voor is gezet; ’t is maar dat je het weet.. 😁).

Maar ik wil toch wel wat andere dingen zien. Bij de kathedraal zie ik een grote ‘I’ en een vriendelijke dame geeft me een briefje waar op staat wat wel open is en wat niet. Een Monasterio (maar ik heb mijn portie geloof gehad), de ruïnes van het Castillo op de heuvel én.. het Museum van de menselijke evolutie! Zij vraagt mij waar ik vandaan kom (zoals altijd in een toeristenbureau; voor de statistieken), maar even twijfel ik.. ze zal het toch niet doorgeven aan de guardia civil? Een staaltje van ‘zoals de waard is…’, dus geef ik het toch maar braaf door.

Het museum, dát is een aardige tegenhanger van het kerkbezoek in de ochtend! En zowel Castillo en museum zijn op woensdagmiddag gratis; ook dat is een natuurlijk koren op de molen voor een Hollander.

De ruïnes van het kasteel uit de 9e eeuw (met veel latere toevoegingen en hergebouwde delen na wéér de zoveelste oorlog) is strategisch gelegen boven de stad, met een fantastisch uitzicht. Vanaf hier is de enorme schaal van de kathedraal te zien (gebouwd met het geld van de armen, denk ik erbij, maar dat heb ik geloof ik al eens eerder geschreven; niet in herhalingen vervallen!). Ik ben de enige bezoeker en kan dus rustig alle windrichtingen bekijken. Een rond gat, in de ruïne, is volgens het informatiebordje een stenen waterput van méér dan 60m diep, met er tegenaan een zestal (steeds dieper) spiraalvormige trappen voor het onderhoud van de put. Ongelofelijk dat men zoiets in een tijd puur met handwerk heeft kunnen maken. Kleine raampjes naar de putschacht zorgden voor een beetje licht in het ‘trappenhuis’. Van levensbelang, deze watervoorziening, als zich weer eens een vijandelijk beleg voordeed (lees maar na:).

Later die middag bezoek ik het museum en begrijp dat het onderwerp vnl. is opgehangen aan belangrijke opgravingen in de buurt: in de Sierra de Atapuerca: toen een mijnbouw spoorlijntje in een kloof in de berg werd aangelegd, stuitte men op oude grotten, waar grote hoeveelheden menselijke (maar ook veel prehistorische dierlijke) botten zijn gevonden. Van Homo neanderthalensis, Homo heidelbergensis, Homo sapiens, maar ook van een tot dan toe nog onbekende soort, die men Homo antecessor heeft genoemd. Heel boeiend en ik overweeg er naar toe te fietsen, want dat spoorlijntje is nu ook een soort via verde. Maar helaas ligt het teveel uit de route en ik vermoed dat ik ook niet zomaar wordt toegelaten.

Ik ga er zeker meer over lezen! Over de ‘Sima de los huesos’ (een soort bottenput), de ‘Sima de elefante’ (wat later een prehistorische rhinoceros bleek te zijn); het is enorm grottensysteem, dat miljoenen jaren achtereenvolgend is bezocht en bewoond door verschillende soorten en hoe dieper men groef, hoe meer er tevoorschijn kwam. Niet verwonderlijk dat men rond deze vondsten een groot museum heeft gebouwd, met ook een belangrijke bijdrage over Darwin’s evolutie theorie. Fantastisch, ik geniet! Ik ben maar eerlijk: veel interessanter dan een kathedraal…

Ik struin nog wat door de stad om wat beelden te fotograferen en eindig op het terras van mijn hostal. Glas wijn gaat goed smaken. Als ik terugloop naar mijn kamer zie ik dat de verlichting in de gang een dubbele functie heeft; gelukkig zie ik de letters zelf (nog) niet dubbel, maar de onderste rij had ik niet foutloos..

Enorm toeval (of niet?): die avond zie ik op een landelijk TV-kanaal een documentaire over de Atapuerca-site! Met gedeeltelijk filmpjes van de opgravers, die ik ook in het musuem heb gezien. Ik droom die nacht over holenberen en behaarde mannen met knotsen…

Morgen nog één foto van El Cid, ik krijg hem helaas niet op mijn fiets geprojecteerd.., dan maar erboven (sorry HK)!

 

 

 

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Een dagje flink doortrappen op…  de Via Verde!

Verbaasde ik me er in het vorige bericht nog over dat de Via Verde vanaf Trespaderne zich nog in erbarmelijke staat bevond.. Enkele kilometers verderop, na mijn overnachting in Oña (prima hostal: La Muralla, met ernaast gelegen restaurant El Cazador), ligt een fraaie loper van fijne gravel, die tot aan de einder rijkt. Nog niet ontgonnen met gezellige terrasjes in opgeknapte, voormalige smalspoorstationnetjes, maar dat komt nog wel (post-corona, want er rijdt of loopt geen kip).

Nu staan bij die oude gebouwtjes waarschuwingsbordjes: instortingsgevaar! Niet dat dat echt noodzakelijk is, want dat is overduidelijk als je even bij zo’n oude ruïne blijft staan: boompjes groeien door het ingestorte dak en alles binnenin ligt in puin; grafiti rondom. Zonde eigenlijk, ook dit is belangrijk cultureel erfgoed, uit de tijd dat Spanje nog groot was in de mijnbouw en ijzererts- (en andere mineralen-) winning. Ongelofelijk, om de ca. honderd, tweehonderd meter staat er wel een stenen constructie; hier en daar oude putten waar kolen in werden opgeslagen en restanten van watertanks. De stoom moet in tijden van weleer flink de lucht in zijn geblazen. Ik verbeeld me dat ik een verre stoomfluit hoor..

Dat moet mijn vermoeidheid zijn, want het ganse traject heb ik wind tegen. Nu is dat in combinatie met de stralende zon natuurlijk vele malen beter dan de wind in de rug… in de stromende regen, maar het feit dat ik (alweer) vele kilometers lang stijg (weliswaar max. 2%) en verwoed tegen de koele bries in trap, doet me af en toe verzuchten: hoe ver nog. Een bekend, passend lied van Boudewijn de Groot klinkt in mijn hoofd, afgewisseld met Sympathy for the devil van de Stones, vooral het gedeelte na ca. 5 min. speeltijd.. whoewhoeeee). 😉

Omdat er dus geen gezellige uitspanningen zijn, noch aanlokkelijke terrasjes met ijsreclameparasols, zet ik zelf maar koffie op een ‘Area de descansa’, bestaande uit een paar picknick banken, een glijbaantje en een afvalbak, omzoomd door twee juveniele boompjes. Onkruid weelt tierig rondom alle constructies. Mijn brander (van de Fjällräven Classic; HK,B&N!) snort erop los, beschut door twee tassen, en binnen ‘no time’ zit ik aan een oplosmokka, met een ‘chocolatechip cookie’ (nou vooruit twee dan). Ook mijn lunch is weer zelf gemaakt, op een zelfde soort plek, 30 kilometer verderop. Niet heel gezellig, maar ook dit soort dagen zitten in een solo reis gepland. Je neemt het zoals het komt!

Wie me wel (kort) vergezellen zijn de vele vogels, die verschrikt opvliegen als mijn banden krakend over de steentjes mijn aankomst verraden. Mooi gekleurde, saai gevederde; ik herken ze niet allemaal, helaas. Ik spot de veldleeuwerik, patrijzen, gorsen (welke?), bijeneters (mooi! Prrrrup prrrup in de lucht), maar vooral hoor ik een aantal dat zich niet laat zien: nachtegalen (heel veel!), een paar wielewalen, spechten.. Afijn, ik zal jullie verder niet vermoeien met een te grote opsomming. Ik raad beginnende vogelaars van harte de leuke podcast: ‘de vogelspotcast’ aan (tip van zoon J). Leuk!

De via verde loopt bijna tot Burgos. Het laatste stukje traject loopt langs een saai industrieterrein (met onmiskenbaar een varkensslachterij; oei, wat een stank!) en een buitenwijk. Het verkeer is heel rustig en de zon schijnt nog steeds. Onderweg heb ik al een reservering gemaakt in Hostal RiMboMbin (spannend die letterweergave.. een ramp om vaak te moeten typen 🤓), met een heerlijk verwarmd terras en een kamer met koelkastje (met een lichtje.. D!). Ik blijf hier twee nachten; de boog hoeft niet altijd gespannen te staan… (wat El Cid zal beamen!).

Morgen de stad verkennen en op zoek naar mijn inspirator…

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Fluitje van een Eurocent

Zo stijf als een plank. Zo voel ik me na de eerste fietsdag van gisteren, maar wát was het een mooie etappe. Bij vertrek uit Bilbao, langs de rivier de Nervión, later de Ría de Bilbao, die in het estuarium uitmondt, over keurige fietspaden waar half Bilbao liep te joggen en te wandelen en gezellig te praten (allen met mondmasker!), fietste ik langs de erfenis uit het verleden: vervallen scheepsdokken, fabrieksgebouwen en andere herinneringen uit de tijd dat de stad groot is geworden door de metaalindustrie. Troosteloos, maar wel belangrijk cultureel erfgoed.

Het eerste stuk ging soepel langs een riviertje, maar de vele cascades en een enkele stuw verraadden onmiskenbaar enige stijging in het landschap. Het begon bewolkt, maar na een uurtje kwam de zon er toch regelmatig door. Korte fietsbroek en trui voldeden. Het ging lekker. Kop koffie onderweg, later, op een gezellig pleintje in Artziniega met veel lokalen, mijn eigen lunch. Vaste prik: stokbrood, kaas, tomaat en melk… zo verraadt de Hollander zichzelf 😉.

Maar toen! Een kilometer of wat later splitste de weg zich in een deel vlak rechtdoorgaand en een deel stijgend omhoog. Helaas, dacht ik even, Locus map, mijn routeplanner, wees me richting het laatste. Maar vooruit, eens moeten de benen aan het werk. Nou, dát hebben ze geweten… Niet dat het stijgingspercentage zo bijzonder groot was; mijn stijgingskompas aan het stuur gaf zo’n 4% aan. Maar dat zonder onderbreking over een afstand van 13km.. Achter iedere bocht… kwam een volgende bocht.. en nog een.. en nog zo’n 100 stuks, waarbij ik me elke keer afvroeg: zou het nu even vlak worden, of misschien zelfs even dalen?

Gelukkig was de weg uitermate rustig; de zondag na de feestdag 1 mei. Waarmee ik niet wil suggereren dat de meeste mensen hun roes lagen uit te slapen, want als een Spanjaard zijn schoonmoeder moet bezoeken, dan doet ie dat, zonder morren (je zou eens verstek laten gaan, dán zwaait er wat..). En zoals ik wel vaker heb ondervonden: de auto’s díe me passeerden gingen vrijwel allemaal de andere kant op. Misschien dat het tegenovergestelde me doorgaans niet opvalt, maar in dit geval voldeed de realiteit weer aan eerdere ervaringen. Houden zo!

Langs de route steile kliffen en prachtige, puntvormige rotsen, die elk ogenblik naar beneden dreigden te vallen. Maar nu even niet! Toen de weg eindelijk aan de top was aangekomen, resteerde alleen een tunnel door het laatste stukje berg, om aan de andere kant te komen. Mijn Locus wees me naar een pad rónd de berg, maar borden met ‘doodlopende weg’ en betonnen blokken dwars op het vergane wegdek, leken me niet uitnodigend om deze D-tour te maken. Dus de tunnel in. Hoofdlamp op, lichten aan, maar de schamele lampen in de tunnel waren al voldoende voor míjn zicht. Nu maar hopen dat voormelde ervaring nog steeds bleef opgaan, en zowaar: zonder ander verkeer verliet ik na een kleine kilometer de tunnel en kon ik aan de afdaling beginnen. Heerlijk, even de spieren welverdiende rust geven. Een kleine 10km verder wachtte een lekkere douche op me, in Quincoces de Yuso, in een hotelletje naast een mooie Romaanse brug.

En vandaag werd ik wakker, probeerde op te staan, maar kwam met moeite mijn bed uit. Oei, maar natuurlijk ook foei, dat ik op mijn leeftijd denk zonder probleem ongetraind aan een tocht te kunnen beginnen… Dat laat zich onverwijld gelden! Maar geen onvertogen woord: hup, op de fiets en vanzelf wordt het lijf wel weer soepel. Het is koud hier in de bergen. Handschoenen met vingers aan ónder die zónder vingers. Trui en windjack zijn beslist nodig; die benen houden zich bewegend wel warm. Ook m’n tenen voelen na een tijdje tamelijk koud. Ik heb niet van die gelikte overschoentjes, waar de Spanjaarden mee fietsen. Ik kom veel renners tegen, met mondkapje, en even zovelen halen mij fluitend in. Als fietsers onder elkaar wordt er gegroet en gezwaaid. Weer haalt een Guardia Civil mij in; ik let op of ik remlichten zie oplichten, maar er wordt niet naar mij omgekeken. Uit voorzorg heb ik ook een mondmasker op, weliswaar onder m’n neus, want anders beslaat mijn zonnebril en natuurlijk heb ik mijn (verplichte) fietshelm op. Ik laat niets aan het toeval over. Even bedenk ik dat ik een vlaggetje van Atletico zou moeten kopen, want dan kan er geen twijfel over bestaan dat ik een lokaal ben; er wordt hier nl. uitbundig gevlagd voor deze voetbalclub met verticale rood-witte strepen.

In NL heb ik een markering in Locus gemaakt, waar een ‘via verde’ zou beginnen. In een bar vraag ik aan de eigenaar (met tonronde buik) of deze klaar is, want op google earth zag ik nog bielzen liggen (en dat rijdt minder soepel..). “Si señor, claro. Esta listo”. Als ik aankom op de plek waar volgens mijn kaart het voormalige spoorlijntje te bereiken is, zie ik dat inderdaad de rails is verwijderd, maar het tracé bestaat uit vuistdikke grijze stenen, waar je zelfs wandelend niet heel comfortabel overheen gaat. Ik vrees dat de barman de plek nog nooit heeft bezocht, wat niet verwonderlijk is, gezien zijn postuur.

Toch maar de gewone weg. Maar een paar kilometer verderop is er nog een toegang en zowaar, hier bestaat het wegdek uit harde gravel! Zou hij toch een fervente fietser zijn? Ik fiets een paar honderd meter over het pad en passeer een eerste tunneltje, zonder verlichting (altijd spannend, met opvliegend gespuis..), maar als ik uit de tunnel kom, zie ik dit:

Ongelofelijk, dan heb je als provincie een dikke ‘cash’genererende toeritische attractie in je achtertuin en dan benut je die niet, zelfs niet met goedkoop Europees geld..?! Ik snap er niets van; Spanje is een kei in het aanleggen van infrastructuur, dus ook het platplaveien van wat voormalige spoorbruggetjes moet een fluitje van een eurocent zijn. Nou, misschien zit het in de pen.

Teruggekeerd naar de gewone weg (N232) fiets ik langs een steile rotswand, waarboven een grote groep gieren zweeft; mijn eerste op deze tocht, een majestueus gezicht, vooral als ze ook lager langs de wand vliegen. Na slechts 47km kom ik aan in Oña, waar ik voldaan aan een menu media del día schuif (om 15:30, het kan nog nèt). Vanavond alleen een salade! Oña is een mooi middeleeuws dorpje, met een enorm Benedictijner, later katholiek klooster, het monasterio San Salvador, gesticht in de 11e eeuw, volgens de bekende zoekpagina. Recent heeft het nog als psychiatrisch hospitaal gediend. Helaas is het gesloten voor bezichtiging.

Morgen op naar Burgos! Een kruispunt van Santiago-routes, maar die ga ik niet volgen. Ik ga verder naar het zuiden, in de geest van El Cid ook al heeft hij nogal wat bloed aan zijn zwaard. Mijn zakmes zal ik niet voor veel meer nodig hebben, dan om een appeltje te schillen. Maar mijn ‘paard’ heeft er in ieder geval zin in.

Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties

Bilbao = ‘Vau’

“Bilbao is vau”. Hoe ik daar op kom, daar kom ik zo op. Laat ik bij het begin beginnen.

De reis naar Bilbao verliep soepel: M bracht me naar Schiphol, met Rocinante strak verpakt in een giga-kartonnen doos, die maar net in de auto paste. Ikzelf ook goed ‘verpakt’ met mondmasker, spatscherm en plastic handschoenen; ‘just in case’. Weliswaar zit er één dosis discutabel vaccin in m’n arm, maar naar Schiphol gaan, is zoiets als Sodom en Gomorra bezoeken: de internationale ‘hub’ van diverse virus-varianten.. Maar druk was het gelukkig niet en ik had zowaar mijn hele rij (van twee stoelen) voor mij alleen. Twee uurtjes niet ademen en voor ik het weet land ik door de mist (helaas de Pyreneëen niet gezien) in Noord Spanje, ook wel de groene kust genoemd (dus veel regen..).

Bilbao Aeropuerto is van een staaltje moderne kunst, die Calatrava zou hebben kunnen ontwerpen… en dat heeft hij dan ook. Jeweetwel, de architect van die futuristische gebouwen in de drooggelegde rivierbedding in Valéncia (én van een afgeblazen, megalomane Campus Maastricht, maar dat komt omdat wij Nederlanders bij unieke projecten graag de vinger op de knip willen houden..). Nee, de Spanjaarden kunnen wel overweg met grootse ontwerpen en dan mag het (ietsje) meer kosten. 😉

Een schitterende, bijna verwarrende entrée in Baskenland!

Carlos van Radiotaxi Bilbao krapt op zijn bijna kale bol als hij mij aan ziet komen met mijn fietsdoos. Even uitleggen: normaliter pleeg ik mijn fietsreizen niet per taxi af te leggen, maar toen ik thuis de eerste kilometers inspecteerde met google maps/earth, zag ik dat Bilbao en zijn vliegveld zijn gescheiden door een flinke ‘pukkel’, waarlangs keurige snelwegen lopen om snel in het centrum te geraken. Met de eerste dagen na aankomst als weerbericht: regen, leek het me niet zo verstandig om de 15km naar het centrum ongetraind trappend af te leggen. Dus voor vertrek de maten van de doos doorgegeven (‘hij past in een C5-break’), maar Carlos denkt dat de ‘Mercedes Van’ die hij heeft geregeld, niet groot genoeg is. Samen puzzelen we welke stoelen eruit zouden moeten (opklappen kan niet), maar bij nader inzien denkt hij dat het lukt als hij alle hoofdsteunen verwijdert, zodat rocinante-in-doos bovenop de rugleuningen kan liggen. En zo geschiedt het! Hij rijdt ons via een pittige klim naar het Casco Viejo van de stad; het miezert, dus ben ik even dubbel blij met deze ‘luie’ start.

Mijn eerste indruk van Bilbao is dat het enigszins bevreemdt, of vervreemdend is. En daar komt de ‘vau’. Hoewel ik veel van mijn middelbare-school-tijd ben vergeten, is dit woord me altijd bijgebleven van mijn leraar Duits, die een fan was van Bertolt Brecht en dus van het vervreemdings-effect, het ‘vau-effekt’ (naar de eerste Duitse letter van ‘verfremdung’)*. Niet alleen leveren de met mondmaskers bedekte gezichten van de mensen aan de tafeltjes op de terrassen (alleen even af om een slok of een hap te nemen!) een surrealistisch beeld op, waar je als toeschouwer even aan moet wennen, maar ook de combinatie van oude en nieuwe architectuur, naast elkaar, maar soms ook op elkaar, geven me het gevoel dat ik op een andere planeet ben beland.

*Brecht had de gewoonte in zijn toneelstukken plotseling een luide knal te laten horen, of ineens de  toeschouwers vermanend toe te spreken, opdat het publiek niet te veel zou worden meegezogen in zijn stuk; een moment van vervreemding dus. Tsja, je zal het maar onthouden hebben (en zoveel andere, belangrijker zaken zijn vergeten 😉).

Vervreemdend dus, maar reuze interessant. Met als topattractie het gebouw en de entourage van hét museum van Bilbao, het Guggenheim. Aan de ene kant van de Ría de Nervion (met eb en bloed, ook zo’n element dat je niet verwacht in een stad die 21km van de kust -Playa de Sopelana aan de Golf van Biskaje- is verwijderd) staan gotische gebouwen tegen een met veel groen en een enkele palm beklede helling..;

..aan de andere straalt de zilveren bedekking van het hypermoderne icoon van de stad je tegemoet (het is gelukkig tijdens mijn bezoek vandaag heerlijk zonnig!), met ernaast een felrode één-pyloons tuigbrug en een uit elkaar gereten ‘wolkenkrabber’ (ik moet nog opzoeken wat de betekenis ervan is; Carlos zei er iets over in de taxi, maar dat verstond ik niet door de mondkapjes).

Je waant je dus het ene moment in de 19e eeuw en als je je omdraait sta je op de planeet Vulcanus, met een groteske spin (‘Maman’), die je in een onbewaakt moment kan inspinnen en verorberen. Ik krijg er niet bepaald moederlijke gevoelens bij! Maar het bloemen ‘whiskyhondje’ Puppy van Jeff Koons voor de entrée van het museum (nu mét mondkapje), is van een iets minder angstaanjagend kaliber.

Zo dwaal ik door de stad, die net als zijn naamgenoot, op één letter na, Lisboa, over de heuvels uitdijt en waar je op verschillende plaatsen een lift kan nemen naar de bovenstad. Alleen een krakend trammetje omhoog ontbreekt hier. Boven op de heuvel heb ik een mooi uitzicht over de stad en de rivier en ik verbeeld me dat ik nog de geluiden van de scheepswerven hoor, op de plek waar het museum en de omliggende moderne gebouwen zijn verrezen; scheepswerven en zware metaalindustrie, die Bilbao in vroeger tijden tot een rijke Baskische stad hebben gevormd, totdat de zgn. ‘autarkie’ (economisch isolement) verval inluidde. Maar met de komst van het museum is van isolement geen sprake meer, zelfs niet in corona-tijd. De stad bruist van het leven en de gezelligheid, al is het nu om 20:00u even afgelopen. Plaza Nueva, waar mijn pensionkamer op uitkijkt, was vandaag boordevol gevuld met luid pratende Bilbo’s (rumoer met mondmasker!). Dat is niet oneerbiedig bedoeld: in het Euskerisch (Baskisch) heet de stad Bilbo. Nu om 21:00 is het plein leeg, op een verdwaalde kat na en kan je een speld horen vallen. Over vervreemding gesproken…

Tot slot nog enkele foto’s van mijn museumbezoek: los van de vaste collectie is er een Kandinsky- tentoonstelling!

Morgen maar eens echt in de benen! Op naar Alicante..

 

Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties

Cirkel weer rond

Glimp van de Puig Major, hoogste berg op Mallorca, 1.445m

En dán ben je ineens weer terug in Palma de Mallorca, de hoofstad die vanaf de zee wordt gedomineerd door de imposante kathedraal. Zo immens, dat ‘ie met moeite van dichtbij in zijn geheel op de foto is te krijgen.

Volgens internet zijn de kathedraal, het Palacio Real en de rambla (Passeig des Born) drie van de tien highlights van de stad, dus ook die bezocht ik vandaag. Eén van de andere, de Ferrocarril de Sóller, het spoorlijntje, zag ik daar al (en die heb ik bovendien al eens bereden in 2002).

Ik schrijf dit op een druk terras met lokalen en toeristen, onder het lommerrijke gebladerte van enkele platanen (hoe kan het ook anders op een Spaans terras). Dus een copa de rosado mag ook hier niet ontbreken.

Het personeel is snel en zeer vriendelijk, met één mits: je wordt standaard in het Engels te woord gestaan, zelfs wanneer je hen in (zo goed mogelijk) Spaans aanspreekt. Tsja, toeristen.. Maar misschien is mijn accent na dagen op de fiets niet zo helder meer!

Dat brengt me op de sensatie dat ik weer moet wennen aan de kakafonie van geluiden in de stad. De mensen, het verkeer (een truck leegde zojuist een glasbak die naast het terras staat), af en toe een sirene.. Dat komt altijd even ‘binnen”, na dagen van ‘afzondering’ in de bergen (wat natuurlijk veel dramatischer klinkt dan het is, maar toch).

De kathedraal was van binnen ook gigantisch. Met veel gekleurde, gebrandschilderde ramen en enkele zilveren altaarstukken (betaald door de armen, denk ik altijd bij dit soort relikwieën), zo groot, dat ze door 10/15 sterke M/V gedragen moeten worden. Je kon op verschillende plekken een kaarsje kopen om aan te steken..

Het Palacio Real de la Almudaina, daarentegen, vond ik veel interessanter, want het herbergt historie van voor-christelijke culturen (resten van vóór AD), van romeinse en islamitische overheersers (met o.a. baños Árabes) en het huidige (zwaar gerestaureerde) uiterlijk dat de koningen Jaime I, Jaime II en Sancho I, en nog een hele lijst christelijke koningen hebben laten (ver)bouwen.

In één zaal stond opgetekend dat daar Jaime I van Aragon het overwinningspact had gesloten op Abu Yahya, Wāli (gouverneur) van het Almohaden-rijk onder al Andalus, op 31 december 1229. ’n Aardig nieuwjaars cadeautje voor de huidige gemeenschap van Medina Mayurqa, het huidige Palma de Mallorca. Een tafel symboliseerde de acte.

Prachtige robuste zalen met grote wandtapijten, waar een zacht windje door de open ramen vrij spel op had. Buiten, door die open ramen, kwamen ook de geluiden van de hedendaagse tijd naar binnen, muziek, stemmen, en soms duidelijk: ‘very good price, my friend’.

Door één raam aan zeezijde waren twee kollosale cruiseschepen zichtbaar, die bij de minste golfslag leken te kunnen kapseizen, zo buiten proporties zag de opbouw op het vaargedeelte er uit.

Binnen ademde rust en plechtigheid. Schilderijen van opeenvolgende overheersers keken eigenlijk best vriendelijk op de kijker neer. Dat moet Abu Yahya anders hebben ervaren…

Jaime I, of Jacobus I, el conquistador

Zijn zoon Jaap (‘Japie’ voor intimi) de 2e, koning van Mallorca

En zo rond ik mijn tocht in stijl af, onder het toeziend oog van strijders, die íets meer hebben moeten doen dan met een vervoermiddel het eiland te ontdekken. Ik heb dan wel Rocinante bij me en een multitool met een (overigens verrassend scherp) mes, maar de Jaimes gingen met échte paarden over de bergen en met zwaarden, die vanaf de grond tot hun borst rijkten, om het eiland voor mij veilig te maken.. Oei, kan ik dat zo wel zeggen? 🤔 Ik twijfel, maar ja, het staat er al..

De cirkel van strijd en vrede, van verleden en heden, van goed en kwaad, van… ja hoor ‘es, het was maar een fietstochtje hoor!

Maar díe cirkel, die is in ieder geval rond…

…en de wilde haren zijn weer gefatsoeneerd! 😉

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Over een lus in de weg, een boottocht en een norse huttenwaard

Wo. 9 okt. Prachtig weer, beetje wind. 41 km gefietst.

Ik zit nu op de totaalafstand van ca. 290 km in 5 dagen (de aankomst dag, met 4 km van het vliegveld naar hotel, niet meegerekend), dus een kleine 60 per dag. Niet bijzonder veel, maar met vandaag is dat niet verwonderlijk. Een dag van fors stijgen, steil afdalen en daarna van een heerlijke lunch in een simpel eettentje in de pittoreske haven van Sa Calobra, met een medefietser (Duitser), in afwachting van de boot, (hûh de boot?) van Sa Calobra naar Port de Sóller.

De natuurlijk haven Sa Calobra

Ja, de boot, dat zag ik in het fietsboekje dat ik heb gekocht voor de voorbereiding; het boekje heb ik wel bij me, maar eigenlijk gebruik ik het niet, want ik heb de gpx-coördinaten van het boekje op m’n telefoon geladen, zodat alles in Locus Map zichtbaar is (zo heb ik overigens wel meer bij me dat ik best thuis had kunnen laten..).

De tocht naar Sa Calobra was een belevenis: eerst met talloze haarspeldbochten omhoog, met in het allerkleinste verzet een snelheid van niet meer dan 5 km/uur, maar daarna kwàm er toch een afdaling..! 10 km met haarspeldbochten, die grote touringcars met veel moeite en uiterst voorzichtig moesten nemen. En als klap op de afdalingsvuurpijl een lus in de weg, die onder zichzelf door draait (Coll dels Reis).

Even verderop waren de rotsen aan weerskanten van de weg elkaar zo dicht genaderd, dat er bijna een soort natuurlijke tunnel was ontstaan, precies breed genoeg voor de bussen. Spektakel dus!

Ik heb een filmpje van de afdaling gemaakt, met de telefoon vastgemaakt aan de stuurtas; zie:

Afdaling naar Sa Calobra

Het was wel spannend: het remmen, het verkeer en de concentratie op het wegdek. Geen fouten maken..! Maar na de eindeloze afdaling, kwam ik met kramp in mijn vingers aan in het natuurlijke haventje van Sa Calobra, waar de boot al lag te wachten. Kaartje kopen kon nog even niet, want de bemanning was aan het lunchen…

Dat ging ik dus ook maar doen en ik vond een vrij tafeltje aan het water. Vlak na mij kwam een andere (sport)fietser aan en de ober vroeg of ik er bezwaar tegen had als hij zou aanschuiven. Fietsers onder elkaar, moet de man gedacht hebben.

Natuurlijk was dat geen probleem en we hebben gezellig keuvelend beide calamar al la plancha gegeten. Hij met een cola (hij ging weer zelfde weg terug omhoog nl.), ik met een copa de rosado, want de boottocht zou een uurtje duren. Ik moet bekennen dat ik onderweg, door het schommelen van de boot, zelf ook schommelend een oogje dicht deed..

Ging nèt!

Aankomst in Port de Sóller, het tot nu toe mooiste dorpje van Mallorca, vind ik. Een prachtige baai, omgeven door imposante bergen en vnl. lage bebouwing; oude huizen vooral.

Vanuit Port de Sóller gaat een rammelend trammetje naar Sóller en verder naar Palma; fietsen niet toegestaan!

Toen ik in Lluc overnachtte sprak ik twee wandelaars, die de GR221 liepen, een wandeltocht door de hele bergketen van ZW naar NO. Zij maakten mij erop attent dat een aantal Refugio’s ook met de fiets bereikbaar is. En aangezien Refugi de Muleta, bij de Faro, op 2,5 km van het haventje ligt, ben ik daar naartoe gereden. Ahum, wel 10% stijgen, wat na lunch en de ‘vermoeidende’ tocht over zee, wel even tegenviel.

Op weg naar de Refugi de Muleta

De huttenwaard (ik weet niet wat dat in het Spaans is) was -zoals het een huttenwaard betaamt- wat nors en van weinig woorden, maar de twee rondbuikige kokkinnen, die na gedane arbeid op het punt stonden te vertrekken, waren goedlachs en één en al praatjes. Of ik vanavond ook kon eten, vroeg ik de waard. Die knikte nee; ik had moeten reserveren. Er was voor 16 gasten gekookt en de kokkinnen waren er net vandoor. Een broodje kon ik krijgen…

Maar voor zo’n gat laat ik mij natuurlijk niet vangen. Ik wacht wel, zei ik. En even later mocht ik tegen gereduceerd tarief de resten van de schalen leeg eten.. (waarom niet gewoon terug naar de haven fietsen voor een heerlijk restaurantje? Dat had ik natuurlijk kunnen doen, maar ik zag op tegen die 2,5 km – 10% terug, na het nuttigen van enkele ‘12%’!).

En de nacht? Die was -zoals het in een hut betaamt- onrustig.. ondanks de oordoppen!

Uitzicht uit de refugio…

…om moe van te worden!

Geplaatst in Reisverslagen | 1 reactie

Over plagen en het paradijs

Di. 8 oktober, stralend weer en straf windje (tramuntana); (slechts) 47 km gefietst.

Mallorca is een prachtig eiland. Dat is natuurlijk logisch, anders ga je er niet naar toe. Maar toch wist ik niet (meer) in welk opzicht het verschilt van Ibiza. Wat me vanaf het begin is opgevallen, is dat Mallorca een eiland is van muurtjes langs de weg. Dat kan ik me van Ibiza niet herinneren (wat ook weer niet vreemd is, in mijn geval), maar het doet dus een beetje denken aan Schotland, met het prettige verschil dat hier de zon schijnt en het bovendien 25° is in oktober. ‘Kom daar maar eens om in Schotland’ (is dat goed Nederlands?).

Muurtje

Wat ook opvalt, is dat een tweetal ‘plagen’ het eiland (nog) niet heeft geteisterd! Ten eerste staan de schijf/vijgen-cactussen hier nog vollop in de kracht van hun bloei. Deze soort is op het vasteland, -in ieder geval aan de oostkust- getroffen door een luis, de wolluis (heb ik moeten opzoeken), waardoor de ‘schijven’ (de dikke, ovaal-ronde groeiwijze, die steeds verder op elkaar groeit) een wittig spinsel vertonen.

Foto van internet

Een lokale bewoner op het vasteland liet mij een keer zien wat er in dat witte spinsel zit: een paarsrode kleurstof, die vroeger werd ‘geoogst’, maar die gewoonte is inmiddels in onbruik geraakt door synthetische kleurstoffen. De luis zorgt er -onbestreden- overigens wel voor dat de cactus bezwijkt of in ieder geval wegkwijnt. Zo is dat te zien aan de oostkust, heel triest: oeroude cactussen met hangende en verlepte schijven. Hier gelukkig niet!

En zo bewijst Darwins eiland-theorie weer zijn waarde. De luis heeft de zee naar het eiland kennelijk nog niet over kunnen steken, waardoor de cactus op Mallorca overleeft; en nu maar hopen dat de luis niet meelift op de schepen van Baleària, die dagelijks een paar keer heen-en-weer varen.

Vanzelfsprekend staat Mallorca ook vol met palmen, vele dadelpalmen, prachtige exemplaren met zware ‘rokken’ van oude bladeren, of schoongekapt (een professie op zich!) tot een gladde stam, soms met bovenin nog een ‘ananas’, die ontstaat als de uitgebloeide bladeren niet helemaal worden weggesneden (ik moet er nog een foto van maken).

Maar wat is het probleem op het vaste land..? Daar is de gevreesde palmkever, de ‘picudo rojo’!

Picudo rojo, (ook foto van internet, gelukkig!)

Een onooglijk kevertje, met een flinke snuit, die een gat boort in de kern van de stam van de palm en daar zijn eieren legt. De larven eten vervolgens de zachte kern op en ‘pats’, de palm bezwijkt, omdat de sapstroom stopt. Enorme palmen, met stammen van meters hoog, met bovenin verlepte, hangende palmtakken; ook erg triest om te zien en er zit niets anders op dan de dode boom om te zagen. Dat zie je aan de oostkust van het vasteland heel veel.Maar hier op het eiland heb ik nog geen enkele aangetaste palm gezien.

Daar ga ik naar toe…

Mallorca, dus. Onaangetast, maar wel geïnfecteerd door een andere ‘plaag’. Toeristen… Zoals ik! Inmiddels ben ik gestopt om medefietsers in het Spaans te begroeten, want het zijn voor 99% Duitsers of Engelsen. Er worden veel reizen georganiseerd, waarbij je met gehuurde fiets, onder begeleiding, race/sport-fietstochten kan maken maken. Dat is natuurlijk heel sportief en zoals ik al eerder opmerkte is de gemiddelde leeftijd van die in strak tenue gestoken fietsers zo tussen de 60 en de 70! Met recht en respect: krasse knarren (hoewel ik er dus nèt één van geworden ben…).

En vandaag fietste ik naar het Sanctuari de Lluc, een klooster in de bergen van de Serra de Tramuntana, dat ik eerder heb bezocht tijdens mijn reis met rode K. en S. Een tocht met talloze haarspeldbochten en een gemiddeld stijgingspercentage van 8%. Grote groepen wielrenners kwamen mij in hun afdaling tegemoet, ongetwijfeld met een vaartje van 50 km/u of meer.

Ook veel verkeer helaas, maar gelukkig op dit uur in de middag komt het mij voornamelijk tegemoet. Enorme touringcars die een haarspeldbocht volledig nodig hebben om er door te komen en dat levert af en toe een afdalende file op van bussen, auto’s en fietsers! Voor mij is het steeds maar even druk, maar ik zou nu niet graag afdaler zijn (ondanks mijn pittige stijging). Geen pretje om erachter te hangen!

Maar na 10 km is daar de beloning: monikkenbier na het gelijknamige werk smaakt heerlijk. In de overdadige zon op het terras van het kloosterrestaurant kom ik helemaal bij.

De kamers, zo’n 10-12 jaar geleden uiterst sober (nog net geen stenen brits), zijn inmiddels helemaal gerenoveerd en redelijk luxe. Ik heb er één op de hoek van het gebouw, met naar beide kanten een mooi uitzicht op de omringende bergen en de ondergaande zon. Hoewel ik hier niet ben uit geloofsovertuiging, geloof ik plechtig dat het hier paradijselijk is!

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

De duivel en zijn tegenpool

Ma. 7 okt. Zon en wind. 61 km gefietst.

Maar ik begin met gisteren, ook een heerlijke dag met zon/lichtbewolkt en van de 65 km, die ik zondag heb gefietst waren het er 20 over een ‘via verde’, een voormalige smalspoorbaan die is omgetoverd tot fietsroute (na ontdaan te zijn van rails en bielzen, welteverstaan). Een prima gravelpad, met hier en daar wat keitjes of rul zand, maar overwegend goed te fietsen. Een enkele tunnel, maar mijn nieuwe Axa Luxx 70-USB koplamp bewijst zijn 70 lux voortreffelijk. De USB heb ik nog niet uitgeprobeerd, maar als het moet kan ik er mijn telefoon of powerbank mee opladen. Wel gebruik ik de powerbank zelf veel (dank je Daan!), want met Locus Map en de gps aan moet ik hem zeker 1x tijdens een dagrit bijvoeden.

Het voordeel van een via verde is dat het percentage stijgen of dalen nooit meer dan 2-3% is! Ondanks de zondag was het stil op de fietsroute; de meeste sportfietsers (veel Duitsers) hier preferen asfalt! Normaal verwacht ik op zondag groepen mensen (Spanjaarden), die gaan picknicken in de ‘campo’, maar daarvoor heb je een auto nodig (stoeltjes, tafeltje, koeltassen en soms muziekinstrumenten, voor een spontane blaassessie, zoals ik die met M. ooit meemaakte op Gran Canaria!) en die zijn niet toegestaan op de VV. Dus had ik het fiets-spoorbaan-rijk grotendeels voor mij alleen.

De andere 45 km was over overwegend stille weggetjes, door een agrarisch landschap, met een leuke koffiestop bij een ‘prehistorische’ opgraving, die ik deze keer onbezichtigd heb gelaten. De foto’s van de site in het koffietentje -overigens een populaire ontmoetingsplek van lokalen, die er de aanwezige kranten kwamen lezen, onder het genot van een koffie en een klein glaasje ‘iets’ (lees: sterke drank)- waren niet echt uitnodigend: wat kale stenen en een paar ruwe plattegronden van waar eens een paar bouwsels gestaan moeten hebben; dat was alles, voor de entree van 3 euro.

Het houten bouwsel van het koffietentje daarentegen was overigens erg gezellig en ik kon onder het genot van een paar koffie -zonder ‘iets’- het wassen van Rocinante optekenen.

En zomaar kom ik vrijwel in ‘the middle of nowhere’ weer een grote kathedraal-achtige kerk tegen. Net als tijdens mijn tocht iets ten zuiden van Sevilla in 2015, wat achteraf een optrekje bleek te zijn van een zichzelf tot de ware paus gekroonde malloot, die overigens flink wat aanhangers had, want je moet wel wat bijdragen ontvangen om zoiets te laten bouwen. ‘Had’, want de man, ik weet even zijn naam niet meer, is jammerlijk omgekomen bij een auto-ongeluk. Maar hier staat ineens dus ook een enorm godsgebouw, met op het zelfde terrein een prachtige windmolen.

Rocinante, hou je in! Nee, we gaan niet ten strijde vandaag. Lekker laten staan dat cultuur-historische relikwie.

Aan het einde van de via verde lag Artà, een leuk stadje met oude gebouwen en een gezellig, rechthoekig plein met grote platanen. En zoals het Spanje en de Spanjaarden betaamt zijn daar ’s avonds laat nog kinderen aan het spelen. Ouders en famile op het terras, kletsend en lachend. Een heerlijke avondlucht, doordrenkt van de zoete geur van een (klim)plant, die vaak overdag vergeven is van de bijen.

Foto iets later; kinderen naar bed!

Maar voordat ik daar op een terrasje ben gaan eten, ben ik eerst op zoek gegaan naar een hotelletje. Dat was nog niet zo gemakkelijk, want op Booking kreeg ik geen enkele ‘hit’. Dus eerst naar een plaatselijke kroeg, waar ik de standaard vraag stelde of er een hostal is in het dorp.., of: misschien kennen jullie iemand die kamers verhuurt? Jazeker, maar dat blijkt 5 km terug op de route, bij familie. Nee, terugfietsen, dat is geen optie..

Nu had ik via google wel een hotel gezien in een oud Mallorquin huis, maar dat vond ik eigenlijk wat te duur. Na wat verder rondvragen en zoeken rijd ik toch naar dat huis/hotel, waar net een dame de deur uit gaat en deze afsluit. Nu niet meer twijfelen en de dame aanspreken! Zij kijkt wat verschrikt (hoe komt dat toch, na een rit van 65 km?), maar zegt dat ze wel een kamer vrij heeft. Ja, de fiets mag naar binnen, in de grote gang met marmeren tegels. Maar eerst moet de oude dubbele deur helemaal open en dat kost wat moeite: beide deurdelen hebben een deur-in-een-deur, dus de dame (Duitse) is even bezig om me binnen te laten.

Maar binnen straalt het hotel historie. Oude tekeningen van gebouwen, statige familie-foto’s, meubels, die de tand des tijds goed hebben doorstaan (weliswaar met kleine gaatjes…😉) en (helaas) ook een discutabel schilderij van een generalissimo (niet die ene gelukkig!).

Een prima overnachting! En nu moet ik nog beginnen aan de belevenissen van vandaag!

Ik kan je wel verklappen dat het begon met regen.. De Duitse dame zei dat ze niet vóór 9 uur ontbijt kon maken, dus als ik vroeger wilde vertrekken, ik op het plein een ‘tostada’ zou moeten bestellen.

Maar omdat bij het opstaan de lucht zwart was en een flinke bui naar beneden kwam, ben ik toch maar even blijven liggen om het ontbijt van het hotel af te wachten. Het was het wachten waard! Niet alleen startte ik vandaag daardoor droog, maar ook nog eens met een copieuze ochtendmaaltijd, waarvan ik nog tot 3 uur vanmiddag van heb kunnen genieten! En dát was tijdens mijn lunch, in een prachtig natuurgebied met witte ibissen, flink wat torenvalken en een paartje rode wouws (wouwen?), wat ik nu zit te schrijven in een ‘te gek’ steakhouse in Port d’Alcudia, mijn volgende bestemming, met alleen maar Creedence-, Stones-, Zeppelin- en Fleetwood-muziek. Kan je lekkerder ‘mellow’ worden? De ‘devil in disguise’…

De bril voor jou gekocht, Daan!

Morgen meer…, als ik het me nog kan herinneren.

Maar wees gerust, morgen slaap ik in het Santuari de Lluc, een klooster met harde britsen en droog brood en water. Even tot bezinning komen bij zijn tegenpool… 😂🤣

Naschrift: bij thuiskomst in NL heb ik die grote kathedraal in de campo nog eens opgezocht: het blijkt een uiterst luxe Hilton-hotel te zijn (geworden).. de duivel en zijn tegenpool ineen?

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Rocinantes wasbeurt

Bij het verlaten van mijn kamer in Hotel Antares heb ik maar een ruimere fooi achtergelaten voor de kamerschoonma(a)k(st)er, dan normaal. De kamer, maar ook de gangen lagen bezaaid met droge modderklodders. Oei, dat hebben ze geweten. ‘Avontuurlijke NL-se 60-tiger langs geweest; had bovendien vreselijke wilde haren. Niet meer toelaten, dat soort!’

En die fiets! Die stond in een schoonmaakhok, dat ze nu ook nog eens extra moeten schoonmaken.. Ik schaam me diep, maar in de overtuiging dat Spanjaarden flinke poetsers zijn, zal het allemaal wel goed komen.

Cala d’Or is een lieflijk dorpje aan verschillende baaitjes. Althans, zo zag het er vanochtend uit. Opkomende zon en een nog vrijwel leeg strandje. De enorme aantallen toeristen gisteravond, in de kleine straatjes met talloze eetgelegenheden, doet vermoeden dat het over een uur of wat vreselijk vol zal zijn, maar dat maak ik niet meer mee. Even langs de Spar voor melk en kaas en een halve barra. Net als ik op mijn bevuilde fiets wil stappen om dag 2 in te gaan (‘wat gaan we vandaag weer meemaken?’), zie ik een man met een hoge drukspuit zijn terras schoonmaken. Dat is nog eens mazzel! Ik schiet hem aan en vraag wat hij van mijn fiets vindt? ‘Madre mia’, waar ík geweest ben. En zonder aarzelen zet hij de spuit op mijn fiets, die ik meen een zucht van verlichting te horen slaken. Ik zei toch dat Spanjaarden poetsers zijn en dat komt nu erg gelegen. Van top tot teen, links en rechts, langzaam komt Rocinante onder de modder vandaan. Als ik op de fiets stap, loopt het voorspatbord aan, maar dat komt omdat het gisteren door de opgehoopte modder was losgetrokken en nu weer vrij op de band hangt. Even vastzetten en de reis vangt weer aan! Fris en schoon!

En mijn haren gekamd..

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties