
Het moet ergens in juli van dit jaar geweest zijn dat (ex)collega’s Bas, Nico en ik een biertje dronken op het Plein in DH (HK kon er helaas niet bij zijn) en herinneringen ophaalden van de FJC-wandeltocht in Noord Zweden in 2015. “Dit jaar een nieuw avontuur” zei ik uitnodigend, en laat Bas nu min of meer tijdens mijn laatste etappes een familie weekend gepland hebben in Barcelona! Dat is niet ver rijden van de Pyreneeën, een paar extra dagen vakantie opnemen dus…

En zo ontstond het plan om vier etappes samen te lopen; oorspronkelijk gepland van Setcases naar Albanyà, maar omdat ik vooraf ook niet wist hoe alles zou ver’lopen’ (en ik in de voorbereiding te veel rustdagen tijdens de tocht had ingepland), is het schema na overleg gewijzigd van Albanyà naar Llança (etappe 41-44), wat mij betreft de laatste vier etappes van de GR11. Dat er nog een allerlaatste etappe naar Cap de Crues aan vast zit, heeft meer te maken met het feit dat je aldus van kaap (Cabo de Higer) naar kaap loopt (zoiets als het Pieterpad, van.. jeweetwel), dan dat het nog een heel zinvol, fascinerend laatste traject is. Volgens Johnson: “there is only very limited accomodation and no water point, so you need to decide what to do when you get there..”. Ik kan me een uitnodigender epiloog voorstellen…

En aangezien Llança aan de Middellandse Zee ligt kan ik mijn doel: uit beide zeeën een slok nemen om het verschil in zoutpeil wetenschappelijk vast te stellen, realiseren. Voor mij en Bas geen etappe 45 dus.
Hulde aan I dat zij Bas een aantal dagen extra verlof laat opnemen voor deze heroïsche berg-epiloog! Hulde aan Bas dat hij het prima vindt dat we gedrieën lopen: Connor is per slot van rekening al bijna drie weken mijn metgezel; wij vinden het ook leuk om (bijna) gezamenlijk te eindigen (“lôvely… you know what I mean?”).

Maar Connor is een GR-purist, die niet van de beschreven route afwijkt (ook niet met een duim in de lucht voor een kleine lift..), dus voor hem zéker wel etappe 45, al is het maar omdat hij ‘sweet memories’ heeft in Port de Selva. Vergelijkbaar met mijn Aliaga-herinneringen.. Hij heeft er een ultieme haircut voor over!

Afijn, het begint met de ontmoeting met Bas, zijn broer R en vriendin V (Madrileense), die beiden sinds enige tijd in Barça wonen (en de reden voor het familietripje). Zij zijn bereid om Bas naar Albanyà te rijden, wat dankzij een verkeerde afslag een ‘toeristische route’ wordt. Connor en ik zijn inmiddels in Albanyà aangekomen en nemen in een centrale bar-restaurant ons eerste drankje, heerlijk op het terras onder een paar grote platanen; het is zondagmiddag dus ‘party-time’ voor de locals in Albanyà (ca. 150 inwoners). Als Bas c.s. arriveren komen er méér drankjes op tafel.

V kan namens ons allen in Max Verstappen-Spaans het woord doen (en dan doel ik niet op zijn uitspraak, maar op waar hij goed in is); ík kan het in ieder geval niet bijhouden.. R spreekt overigens een behoorlijk deuntje mee (naast Frans, Engels en Zeeuws).

Na een zeer gezellige lunch brengen V&R ons ook nog naar het door mij via internet gereserveerde casa rural op ca. 1,5 km buiten het dorp (en de GR). Als we er aankomen doet niemand open; een enorme verzameling lege drankflessen buiten, in een afgedankt bad, doet het ergste vermoeden.. We bellen aan, we bellen op.. geen enkele reactie. Een stel jagers (aan de lunch) in een schuur naast het huis laat ons weten dat het ‘anders’ is, sinds de zoon de logies van zijn overleden vader heeft overgenomen. We weten genoeg.. V helpt mij de reservering via B**king zonder kosten te annuleren (heerlijk, tijdelijk zo’n rap sprekende tolk ‘tot je beschikking’ te hebben) en we keren terug naar… het lunchadres van zojuist, wat achteraf een uiterst schone, nieuwe en gastvrije refugio, middenin het dorp blijkt te zijn! Staat nog niet in het boekje, noch op internet. Én de GR gaat morgen verder vanaf dit pleintje.


De eerste wandeldag voor Bas gaat door bosrijk terrein, niet meer de hoge bergen, maar evengoed met fors klimmen en dalen. Connor en ik hebben al 750+ in de benen; respect voor de nieuwkomer die zonder morren aansluit (wat overigens niet betekent dat er niet af en toe op z’n Bas’ wordt gevloekt en hij zichzelf vermanend of juist oppeppend toespreekt en hardop verlangt naar de eerste ‘estrellas’; nee, niet die in de sterrenhemel…). De etappe naar Maçanet de Cabrenys, via col La Trilla, is voldoende uitdagend om zijn eerste twee katoenen! T-shirts kletsnat aan zijn rugzak te doen bungelen… Toch maar snel een synthetisch exemplaar kopen?


Bij de (gesloten) refugio de Seglar nemen we een (droog- en eet)pauze. Een oude landrover bij de refugio lijkt al weer enige jaren niet van zijn plaats te zijn gekomen; zonde, mooi voertuig! In de verte zien we een ‘Zorro’-stuwmeer, wat op de kaart het pantà de Darnius-Boadella blijkt te zijn. Grappig (althans, dat vind ik): al die benamingen die we inmiddels voor (stuw)meertjes zijn tegengekomen in de Pyreneeën: endara (baskisch), ibon / ibones (Navarra en Aragon); in Andorra: lago, era, llac en in Catalunya: pantà, estany en estanyet (het laatste zal wel verkleinwoord zijn) en natuurlijk het ‘gewone’ Spaanse embalse. Misschien niet het aantal benamingen benaderend, dat de Inuit voor het woord sneeuw hebben (wat vaak schromelijk wordt overdreven, geloof ik), maar mij verraste deze verscheidenheid wel. En natuurlijk étang en lac, als we de grens naar Frankrijk zijn overgestoken, wat op een paar trajecten vele malen voorkomt, getuige enerzijds de vele sms-berichten die ik ontvang als er netwerk is (“welkom, u bevindt zich in Frankrijk, blablabla” en even later “welkom, u bevindt zich in Spanje, etc”; en dat wel tien keer op zo’n dag), maar anderzijds ook getuige de grensstenen die we regelmatig tegenkomen, de meesten met het nummer 501 en een subnummer.


In Maçanet verblijven we in een uitstekend lokaal hotel -La Quadra- waar de biertjes goed smaken. ’s Ochtends bij het ontbijt staat een zojuist geopende, gekoelde fles rode wijn tussen de overige ontbijt ingrediënten; die laten we maar onaangeroerd..! Het traject naar La Jonquera is ook weer voldoende geaccidenteerd om beter ‘fris’ aan de start te komen.
We lopen door oneindige bossages brem, die de omgeving in het voorjaar volledig geel moeten kleuren, maar nu is het een groene oase tussen half zwart geblakerde kurkeiken. Enige jaren geleden heeft hier een enorme brand gewoed. De eiken met hun dikke kurkbast zijn wonderwel levend uit de vuurzee gekomen, maar de kurk is zwart en onbruikbaar geworden. Óveral liggen stukken verbrande bast die van de bomen zijn gestript, zodat de bomen weer een nieuw laagje bruikbare kurk kunnen aanmaken. En nu maar hopen dat er tussentijds niet weer een brand woedt, want dat groeiproces duurt volgens mij járen.


Voor mij is er ook een ‘sweet memorie’, als ons wandelpad in La Vajol de weg kruist, die ik in 2011 op de fiets passeerde, nadat ik vanuit Ceret -in Frankrijk- via Las Illas (NB: niet van de refugio) de Pyreneeën overstak, op weg naar het zuiden van Spanje (zie tweede routekaartje hieronder). Hoewel ik me deze weg niet meer kan herinneren, weet ik nog goed hoe euforisch ik me voelde toen ik (na een geposeerde foto met de Policia op de grens..) Spanje binnenreed. Heerlijk!

Even later lopen we langs een paar zittende (liggende?) herkauwende koeien en ontwaren tussen de koeien een hert, dat verschrikt opstaat en verbouwereerd blijft staan, terwijl wij zo snel mogelijk onze cameras tevoorschijn halen. Wij staan stil, zij staat stil. Een mooi moment; wie beweegt het eerst? Zij kan de spanning niet verdragen, keert om en verdwijnt. Die hebben we mooi ‘geschoten’. Ze waande zich kennelijk veilig en niet opgemerkt, tussen de collega herkauwers…

La Jonquera, dat we na een lange dag bereiken, is een lelijke stad. Met een snelweg, een RN en een treinverbinding de ultime grensplaats met Frankrijk, inclusief ‘tabledanceclubs’. Wij zijn in ieder geval te moe voor deze (on)gein (Bas ook!) en willen vroeg naar bed, want voor vanavond en morgen is regen voorspeld. Als we morgenvroeg nog een paar droge uren mee kunnen pikken, is dat mooi meegenomen. Wij lopen hotel Nacional binnen… en het begint te regenen. Just in time! Bas weet in La Jonquera bij een Chinese winkel nog een synthetsch sportshirt te scoren, met FC Barcelona opdrukt. Kleur: roze… (Connor: “o, lôvely”).


De weerberichten kloppen deze keer wel. Tijdens de zeven weken dat ik nu onderweg ben, heeft ‘regen’ meer dan eens op het programma gestaan, om steeds weer op te schuiven naar ‘mañana’ (daar zijn de Spanjaarden goed in). Zo heb ik becijferd dat ik tot nu toe 95% zon heb mogen ontvangen, 4% bewolking en 1% regen. De statistieken moeten na vandaag echter drastisch worden herzien: 3% wolken en 2% regen… Het is niet te geloven wat een mazzel we tot nu toe hebben gehad. Volgens Connor, omdat zijn moeder in Ierland iedere avond een kaarsje voor ons aansteekt; vandaag was ‘ie zeker opgebrand…



Regenjassen en -broeken aan; regenhoes over de rugzak (kleren en slaapzak ín de rugzak in plastic zakken!) en gaan! De derde dag voor Bas begint in de mist en wolken. Even later is het iets opgeklaard en lopen we letterlijk ónder en bóven de wolken; verschillende potentiële regenlagen, die later vrolijk samenkomen en uitbundig losbarsten. Stug doorlopen is de enige remedie.


Ergens halverwege de tocht stuiten we op een vliegtuigwrak (althans het boek van Johnson maakt ons er op attent). Een surrealistisch tafereel: een redelijk intacte achterromp, met een in de wind bewegende achterflap van de staart. Na wat klimmen kunnen we ook in het kale ruim van de gecrahste DC6 kijken. In 1986 is hier een viertal Franse vliegers omgekomen; niemand die de moeite heeft genomen om de boel op te ruimen. ‘Weird’, in Ierse terminologie (uitgesproken als ‘waird’).



Wat we hier ook tegenkomen is de signatuur van ‘Marcher Arrant’, een wandelaar die met enige regelmaat langs de GR11 met stickers en tekeningen zijn aanwezigheid markeert (zoiets als ‘Kilroy was here’). Altijd hetzelfde poppetje, met in zijn meegedragen vlag steeds een andere tekst. Leuk en vreemd: op dit vliegtuigwrak niet helemaal gepast, vind ik. Maar meestal bescheiden op de achterkant van een (verkeers)bord, of pontificaal op een deur van een refugio libre. Je moet het maar eens googelen..



Als de regen in de loop van de dag ophoudt en de lucht zowaar opklaart, krijgen we voor het eerst heel duidelijk de zee in zicht. Een paar dagen eerder al wat vaag in een heiïge lucht, maar nu overduidelijk: ons doel! Ik kan me de zeevaarders voorstellen, die na maanden op het water euforisch en opgelucht ‘land-in-zicht’ riepen; ons gevoel is hetzelfde, zij het in spiegelbeeld.
Zee-in-zicht!


We slapen die nacht in een casa rural, Can Salas, een voormalig herenhuis, waar wijn en olijven werden verwerkt en verhandeld. De gepensioneerde eigenaar wijst ons op een uit één blok steen gehouwen ‘sarcofaag’, die 800 liter olie kan bevatten. Het is een waar museum; mooi! De oude baas wijst ons ook behulpvaardig de weg (door met ons mee te lopen) naar de enige kroeg/restaurant/theater/winkel, kortom: het gemeenschapshuis in het dorp, in een voormalige ‘Fraternal’, wat ik niet anders kan vertalen dan als een ‘broederhuis’? De enorme televisie die aanstaat vertoont een aflevering van Bud Spencer en Terrence Hill ( die van ‘Vier vuisten, etc..’), maar helaas Spaans nagesynchroniseerd. De vuisten klinken overigens hetzelfde..


En ja, dan komt de laatste dag in zicht! Gelukkig is het weer helemaal opgeklaard en is vandaag weer 26° en zon voorspeld. Een betere epiloog kan je je niet wensen. De laatste uitlopers van de Pyreneeën hebben nog wat kleine verrassinkjes in petto (een lang, geleidelijk stijgend pad, terwijl ik toch echt dacht tussen de wijnvelden naar de kust te lopen..), maar de finale naar Llança is beslist mooi te noemen. De kustplaats blijft lang buiten beeld, maar als ‘ie zich laat zien, is ook in volle glorie de zee-in-zicht! Azuurblauw, nauwelijks een golfje; ooh, dat wordt niet alleen slok, maar zodadelijk ook een duik!


Let op Bas’ nieuwe T-shirt..

Eerst nog even maar het station van Llança, want Bas en ik nemen aan het eind van de middag de ‘regional’ naar Barcelona (wat in NL gelijk staat met de ‘sprinter’: de boemeltrein die in elk gehucht stopt, maar dat maakt ons niets uit). Die tickets hebben we maar alvast op zak.
Zee-in-gezicht!



Bij de zee aangekomen de vanzelfsprekende foto. Maar ook de kleren gaan uit en alle drie nemen we een (koude en dus korte) duik. Het is volbracht!! Mijn rechterknie heeft meermaals gehaperd, maar zoals Bas het verwoordt: de Zeeuwse leeuw worstelt en komt boven. Zelfs Bas’ z’n knieën hebben het zwaar gehad, maar de beloning is ‘zoet’: Estrellas!

We lunchen nog met z’n drieën, maar nemen dan afscheid van Connor. Hij heeft nog een laatste etappe voor de boeg morgen. We zien elkaar vast nog een keer, in Belfast of in NL.


In Barcelona neemt broer R ons mee naar het bruisende uitgaansleven in de Catalaanse hoofdstad. Toch even wennen, al die mensen, die gebouwen, dat verkeer… Heerlijke pinchos in baskisch restaurant Golfo de Bizkaia en een afzakkertje in Mr. Robinson, zo bezien een populaire bar met trendy jong publiek. Tollend van de ‘indrukken’ beland ik in mijn bed in hotel Ciutat de Barcelona.

Het is volbracht!
De GR11? ‘Been there, done that’. Wie had dat gedacht… ik niet!









…of een koud biertje! 😀