De duivel en zijn tegenpool

Ma. 7 okt. Zon en wind. 61 km gefietst.

Maar ik begin met gisteren, ook een heerlijke dag met zon/lichtbewolkt en van de 65 km, die ik zondag heb gefietst waren het er 20 over een ‘via verde’, een voormalige smalspoorbaan die is omgetoverd tot fietsroute (na ontdaan te zijn van rails en bielzen, welteverstaan). Een prima gravelpad, met hier en daar wat keitjes of rul zand, maar overwegend goed te fietsen. Een enkele tunnel, maar mijn nieuwe Axa Luxx 70-USB koplamp bewijst zijn 70 lux voortreffelijk. De USB heb ik nog niet uitgeprobeerd, maar als het moet kan ik er mijn telefoon of powerbank mee opladen. Wel gebruik ik de powerbank zelf veel (dank je Daan!), want met Locus Map en de gps aan moet ik hem zeker 1x tijdens een dagrit bijvoeden.

Het voordeel van een via verde is dat het percentage stijgen of dalen nooit meer dan 2-3% is! Ondanks de zondag was het stil op de fietsroute; de meeste sportfietsers (veel Duitsers) hier preferen asfalt! Normaal verwacht ik op zondag groepen mensen (Spanjaarden), die gaan picknicken in de ‘campo’, maar daarvoor heb je een auto nodig (stoeltjes, tafeltje, koeltassen en soms muziekinstrumenten, voor een spontane blaassessie, zoals ik die met M. ooit meemaakte op Gran Canaria!) en die zijn niet toegestaan op de VV. Dus had ik het fiets-spoorbaan-rijk grotendeels voor mij alleen.

De andere 45 km was over overwegend stille weggetjes, door een agrarisch landschap, met een leuke koffiestop bij een ‘prehistorische’ opgraving, die ik deze keer onbezichtigd heb gelaten. De foto’s van de site in het koffietentje -overigens een populaire ontmoetingsplek van lokalen, die er de aanwezige kranten kwamen lezen, onder het genot van een koffie en een klein glaasje ‘iets’ (lees: sterke drank)- waren niet echt uitnodigend: wat kale stenen en een paar ruwe plattegronden van waar eens een paar bouwsels gestaan moeten hebben; dat was alles, voor de entree van 3 euro.

Het houten bouwsel van het koffietentje daarentegen was overigens erg gezellig en ik kon onder het genot van een paar koffie -zonder ‘iets’- het wassen van Rocinante optekenen.

En zomaar kom ik vrijwel in ‘the middle of nowhere’ weer een grote kathedraal-achtige kerk tegen. Net als tijdens mijn tocht iets ten zuiden van Sevilla in 2015, wat achteraf een optrekje bleek te zijn van een zichzelf tot de ware paus gekroonde malloot, die overigens flink wat aanhangers had, want je moet wel wat bijdragen ontvangen om zoiets te laten bouwen. ‘Had’, want de man, ik weet even zijn naam niet meer, is jammerlijk omgekomen bij een auto-ongeluk. Maar hier staat ineens dus ook een enorm godsgebouw, met op het zelfde terrein een prachtige windmolen.

Rocinante, hou je in! Nee, we gaan niet ten strijde vandaag. Lekker laten staan dat cultuur-historische relikwie.

Aan het einde van de via verde lag Artà, een leuk stadje met oude gebouwen en een gezellig, rechthoekig plein met grote platanen. En zoals het Spanje en de Spanjaarden betaamt zijn daar ’s avonds laat nog kinderen aan het spelen. Ouders en famile op het terras, kletsend en lachend. Een heerlijke avondlucht, doordrenkt van de zoete geur van een (klim)plant, die vaak overdag vergeven is van de bijen.

Foto iets later; kinderen naar bed!

Maar voordat ik daar op een terrasje ben gaan eten, ben ik eerst op zoek gegaan naar een hotelletje. Dat was nog niet zo gemakkelijk, want op Booking kreeg ik geen enkele ‘hit’. Dus eerst naar een plaatselijke kroeg, waar ik de standaard vraag stelde of er een hostal is in het dorp.., of: misschien kennen jullie iemand die kamers verhuurt? Jazeker, maar dat blijkt 5 km terug op de route, bij familie. Nee, terugfietsen, dat is geen optie..

Nu had ik via google wel een hotel gezien in een oud Mallorquin huis, maar dat vond ik eigenlijk wat te duur. Na wat verder rondvragen en zoeken rijd ik toch naar dat huis/hotel, waar net een dame de deur uit gaat en deze afsluit. Nu niet meer twijfelen en de dame aanspreken! Zij kijkt wat verschrikt (hoe komt dat toch, na een rit van 65 km?), maar zegt dat ze wel een kamer vrij heeft. Ja, de fiets mag naar binnen, in de grote gang met marmeren tegels. Maar eerst moet de oude dubbele deur helemaal open en dat kost wat moeite: beide deurdelen hebben een deur-in-een-deur, dus de dame (Duitse) is even bezig om me binnen te laten.

Maar binnen straalt het hotel historie. Oude tekeningen van gebouwen, statige familie-foto’s, meubels, die de tand des tijds goed hebben doorstaan (weliswaar met kleine gaatjes…😉) en (helaas) ook een discutabel schilderij van een generalissimo (niet die ene gelukkig!).

Een prima overnachting! En nu moet ik nog beginnen aan de belevenissen van vandaag!

Ik kan je wel verklappen dat het begon met regen.. De Duitse dame zei dat ze niet vóór 9 uur ontbijt kon maken, dus als ik vroeger wilde vertrekken, ik op het plein een ‘tostada’ zou moeten bestellen.

Maar omdat bij het opstaan de lucht zwart was en een flinke bui naar beneden kwam, ben ik toch maar even blijven liggen om het ontbijt van het hotel af te wachten. Het was het wachten waard! Niet alleen startte ik vandaag daardoor droog, maar ook nog eens met een copieuze ochtendmaaltijd, waarvan ik nog tot 3 uur vanmiddag van heb kunnen genieten! En dát was tijdens mijn lunch, in een prachtig natuurgebied met witte ibissen, flink wat torenvalken en een paartje rode wouws (wouwen?), wat ik nu zit te schrijven in een ‘te gek’ steakhouse in Port d’Alcudia, mijn volgende bestemming, met alleen maar Creedence-, Stones-, Zeppelin- en Fleetwood-muziek. Kan je lekkerder ‘mellow’ worden? De ‘devil in disguise’…

De bril voor jou gekocht, Daan!

Morgen meer…, als ik het me nog kan herinneren.

Maar wees gerust, morgen slaap ik in het Santuari de Lluc, een klooster met harde britsen en droog brood en water. Even tot bezinning komen bij zijn tegenpool… 😂🤣

Naschrift: bij thuiskomst in NL heb ik die grote kathedraal in de campo nog eens opgezocht: het blijkt een uiterst luxe Hilton-hotel te zijn (geworden).. de duivel en zijn tegenpool ineen?

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Rocinantes wasbeurt

Bij het verlaten van mijn kamer in Hotel Antares heb ik maar een ruimere fooi achtergelaten voor de kamerschoonma(a)k(st)er, dan normaal. De kamer, maar ook de gangen lagen bezaaid met droge modderklodders. Oei, dat hebben ze geweten. ‘Avontuurlijke NL-se 60-tiger langs geweest; had bovendien vreselijke wilde haren. Niet meer toelaten, dat soort!’

En die fiets! Die stond in een schoonmaakhok, dat ze nu ook nog eens extra moeten schoonmaken.. Ik schaam me diep, maar in de overtuiging dat Spanjaarden flinke poetsers zijn, zal het allemaal wel goed komen.

Cala d’Or is een lieflijk dorpje aan verschillende baaitjes. Althans, zo zag het er vanochtend uit. Opkomende zon en een nog vrijwel leeg strandje. De enorme aantallen toeristen gisteravond, in de kleine straatjes met talloze eetgelegenheden, doet vermoeden dat het over een uur of wat vreselijk vol zal zijn, maar dat maak ik niet meer mee. Even langs de Spar voor melk en kaas en een halve barra. Net als ik op mijn bevuilde fiets wil stappen om dag 2 in te gaan (‘wat gaan we vandaag weer meemaken?’), zie ik een man met een hoge drukspuit zijn terras schoonmaken. Dat is nog eens mazzel! Ik schiet hem aan en vraag wat hij van mijn fiets vindt? ‘Madre mia’, waar ík geweest ben. En zonder aarzelen zet hij de spuit op mijn fiets, die ik meen een zucht van verlichting te horen slaken. Ik zei toch dat Spanjaarden poetsers zijn en dat komt nu erg gelegen. Van top tot teen, links en rechts, langzaam komt Rocinante onder de modder vandaan. Als ik op de fiets stap, loopt het voorspatbord aan, maar dat komt omdat het gisteren door de opgehoopte modder was losgetrokken en nu weer vrij op de band hangt. Even vastzetten en de reis vangt weer aan! Fris en schoon!

En mijn haren gekamd..

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Zware dag met D-tours..

Za. 5-10, zon en wolken, zeker 25°.

76 km ‘gefietst’, zeg maar afgelegd, want 4 km heb ik gelopen over een rotsig pad langs de kust en later 2 km geploeterd in de modder… Een dag van D-tours; een dag van doorsteekjes proberen, maar die -als het puntje bij paaltje komt- toch niet heel slim bleken.. Maar daarover later meer!

Ik doe deze tocht tegen de klok in (contra-reloj, zei een man tegen me die me de weg wees vandaag; leuk dat je woorden vaak letterlijk kan vertalen). Starten met de ‘vlakke’ delen, om later deze week de toch wel imposante bergen in te duiken. Ik kon ze vandaag al met ontzag, en flink onder de indruk van wat nog komen gaat, bewonderen. Goed, het eerste deel is vooral vlak, met af en toe wat kuitenbijters tussendoor.

Vanuit Can Pastilla, vlakbij het vliegveld, waar ik de eerste overnachting heb genoten in Helios Mallorca Hotel, een giga-hotel met giga-eetzaal en giga-veel Engelsen en Duitsers. Ik ben er naar toe gefietst met de lege doos op m’n rug, slechts 4 km dus dat ging goed. De doos staat nu in de fietsenstalling van het hotel. Fietsenstalling..?! Je leest het goed!

Die giga-aantallen toeristen zijn ook voor een groot deel hele sportieve mensen, die met reclameshirts en -broeken én met clic-schoenen (zelf niet bij me, want mijn fietsschoenen zijn tevens loopschoenen en op clic-schoenen lopen, is als het nadoen van Fred Astaire, in een te strak pakje). Vandaag werd ik vlakbij mijn startpunt verschillende keren ingehaald door groepen heren op leeftijd (says you..) en ook door een krasse Engelse dame, die minstens de 80 gepasseerd moest zijn, en ook in het voorbij gaan nog eens luchtig ‘hi dear’ uitriep (dat ‘dear’ meende ik te verstaan, maar het kan ook op fantasie berusten.. 😉 ).

Wat niet wegneemt dat zij niet erg diervriendelijk was (misschien wel bijziend?), want vlak na onze ontmoeting passeerde ik dit ontroerende schepsel, midden op de weg:

Weliswaar had hij met het weinige verkeer op dit weggetje best kans om veilig de overkant te bereiken, maar dit lot wilde ik toch even een zetje geven, één dag ná werelddierendag (terwijl Marianne Thieme deze week de PvdD heeft verlaten..). Dus ging ik in de remmen en zette de stakker (néé, geen mensentrekjes op dieren projecteren, zegt een adviesrapport van Minister Schouten op 28 september j.l.) over naar de andere kant van de weg, niet nadat ik hem een in watergedrenkt stukje brood voor zijn verstopte neus zette. Euh.., of ie verkouden was weet ik niet, maar zijn neus had ‘ie, samen met zijn poten lekker veilig in zijn huis teruggetrokken.. Goede daad gedaan!

(Schijnheil, op 4 okt at ik dit:

..en het smaakte me uitstekend..!)

Oké, voordat het weer een lang verhaal wordt: vandaag zag ik de route die ik in NL had samengesteld uit een uiterst leuk boekje, het ‘Bikeline Radtourenbuch‘ (geen wonder veel Duitsers hier) dat de route best een D-tour kon gebruiken, langs de kust. Kijk maar: blauw is NL, rood is vandaag!

Maar die ‘afsteek’ begon eerst met een dicht hek (punt nèt na verlaten van de blauwe route); niet getreurd, even terug leek toch een doorgang, maar ja dan kom je deze passage tegen:

..en dat is voor deze fiets toch iets te smal:

Goed, tassen eraf en doorgaan. Maar het vervolg bleek toch op stukken iets te ruw, dus lopen:

Een joggende man (die van ‘contra-reloj’) hielp mij het juiste pad te vinden; op de fiets haalde ik hem niet in, dus heel hard ging het bij mij niet en delen moest ik toch echt afstappen, om mijn banden, frame en remmen een beetje te ontzien. Maar het uitzicht was prachtig! Menorca in de verte..(nee, later zag ik dat het het kleine eilandje Cabrera moet zijn geweest)

..dus deze D-tour was de inspanning waard!

Maar toen! Toen dacht ik een leuke doorsteek te kunnen maken door de Salinas. Google maps wees mij een prima pad, maar Google maps is niet op de hoogte van de plaatselijke weersgesteldheid. En nèt op het moment dat door me heen schoot dat het toch wel fijn was dat het aarden pad hard en droog was, schoot mijn wiel door een oppervlakkige harde laag in de onderliggende zachte laag. Ik ging onderuit, maar wat erger was, mijn wiel bleef zachte aarde opslokken! Dikke klodders, zeg maar plakaten rode ‘moederaarde’ (hè, ma) hoopten zich op tussen spatbord en wiel. Er zat geen beweging meer in!

Ik kan je verklappen dat ik aardig radeloos was. Het vervolg werd natter en natter. Stom-stom Stoop! Salinas danken hun bestaan aan natte grond die evaporeert en het zout achterlaat. Zout was weliswaar in geen velden of wegen te bekennen, maar het vooruitzicht om mijn fiets door het slikken-Verdronkenland van Saefthinge te moeten slepen, had bij mij als Zeeuw en belletje moeten doen rinkelen!

Op zo’n moment slaat de paniek toe, maar -gek genoeg- tegelijkertijd een koele rust van: oké, het zit tegen, even nadenken, geen gekke dingen doen!

Dus zat er niets anders op dan de tassen van mijn fiets te halen en lopend terug te brengen. Vervolgens de fiets ophalen en dat 3x achter elkaar, stukje bij beetje (‘poco a poco’). En ieder keer met twee stokjes (die ik altijd bij me heb: voor een afgelopen ketting!) de dikke vette modder tussen wiel en spatbord vandaan peuteren.. Ik heb er geen foto’s van; de adrenaline liet het op dat moment niet toe, maar wat wàs ik blij weer op de asfaltweg terug te zijn (HK, net zoals bij onze eerste Alpentocht, vanuit de Neuer Rutlingerhütte 🙄).

Het vervolg? Geen D-Tours meer, braaf over de weg. Tot in Cala d’Or, waar ik in Hotel Antares een prima betaalbaar hotel heb gevonden. Mijn schoenen in de douche schoongemaakt: een bruine, blubberige bedoening. De fiets moet nog een beurt krijgen, misschien morgen bij een benzinestation (hoe doe je dat, een fiets door de wasstraat halen 🤔).

En terwijl ik dit zit te schrijven schenkt Liza, uit NL, van Restaurante La Bodega in Cala d’Or, mij een extra glas wijn in. Een Vino Mallorquino i.p.v. de ‘vino de la casa’. Van het huis! Dank je Liza, had ik net nodig.

Morgen geen D-Tour meer!

Truste..

Geplaatst in Reisverslagen | 7 reacties

Wilde Haren Eiland

Stel je bent net jarig geweest en je kijkt tegen twee cijfers aan, die opgeteld niet meer (maar ook niet minder) dan 6 zijn. Nu ben ik de 15, de 24 en de 33, maar ook de 42 en de 51 al even gepasseerd, dus dan blijft er niet zoveel keuze over…

Ik heb die mijlpaal net gevierd met een lunch op het strand met dierbaren, onder het motto: 60 jaar wilde haren, dat moet gevierd worden! Het was gelukkig druilerig, zeg maar gerust stormachtig aan de kust, dus iedereen kwam in stijl…

Tot mijn opluchting heb ik geen spreekwoordelijke geraniums gekregen; wel een vijgenplant, maar daarvan zijn de bladeren nog te klein om mij fatsoenlijk achter te vertonen. Ik memoreerde bij de festiviteiten dat 60 het nieuwe 50 is (wat ik bij de leeftijd over 10 jaar hopelijk weer mag zeggen) en dus is er geen tijd om bij de pakken neer te zitten, maar is het verstandiger die pakken aan de fiets te hangen en naar buiten te gaan.

Want buiten liggen verhalen, avonturen en ligt het leven op straat. Mensen die je film in- en uitlopen en met een gebeurtenis een onuitwisbare indruk achterlaten. Kleuren en geluiden die je met je ogen dicht terug kan halen (als je ooit achter de geraniums belandt).

Kortom: buiten zijn wilde haren die lokken!

Dus is het lekker weer tijd om op de fiets te stappen. Rocinante is nagekeken en opgepoetst en inmiddels staat een doos klaar waarmee hij vrijdag -hopelijk met liefde– in het vliegtuig wordt getild. De bestemming is Mallorca: eiland van wilde stranden, wilde kusten, wilde paden en dorpen met wilde kroegen.

Wilde bergen, wilde luchten, maar bovenal: eiland van wilde haren!

Heb ik je aandacht?

Geplaatst in Reisverslagen | 1 reactie

Zee-in-(ge)zicht

Het moet ergens in juli van dit jaar geweest zijn dat (ex)collega’s Bas, Nico en ik een biertje dronken op het Plein in DH (HK kon er helaas niet bij zijn) en herinneringen ophaalden van de FJC-wandeltocht in Noord Zweden in 2015. “Dit jaar een nieuw avontuur” zei ik uitnodigend, en laat Bas nu min of meer tijdens mijn laatste etappes een familie weekend gepland hebben in Barcelona! Dat is niet ver rijden van de Pyreneeën, een paar extra dagen vakantie opnemen dus…

En zo ontstond het plan om vier etappes samen te lopen; oorspronkelijk gepland van Setcases naar Albanyà, maar omdat ik vooraf ook niet wist hoe alles zou ver’lopen’ (en ik in de voorbereiding te veel rustdagen tijdens de tocht had ingepland), is het schema na overleg gewijzigd van Albanyà naar Llança (etappe 41-44), wat mij betreft de laatste vier etappes van de GR11. Dat er nog een allerlaatste etappe naar Cap de Crues aan vast zit, heeft meer te maken met het feit dat je aldus van kaap (Cabo de Higer) naar kaap loopt (zoiets als het Pieterpad, van.. jeweetwel), dan dat het nog een heel zinvol, fascinerend laatste traject is. Volgens Johnson: “there is only very limited accomodation and no water point, so you need to decide what to do when you get there..”. Ik kan me een uitnodigender epiloog voorstellen…

En aangezien Llança aan de Middellandse Zee ligt kan ik mijn doel: uit beide zeeën een slok nemen om het verschil in zoutpeil wetenschappelijk vast te stellen, realiseren. Voor mij en Bas geen etappe 45 dus.

Hulde aan I dat zij Bas een aantal dagen extra verlof laat opnemen voor deze heroïsche berg-epiloog! Hulde aan Bas dat hij het prima vindt dat we gedrieën lopen: Connor is per slot van rekening al bijna drie weken mijn metgezel; wij vinden het ook leuk om (bijna) gezamenlijk te eindigen (“lôvely… you know what I mean?”).

Maar Connor is een GR-purist, die niet van de beschreven route afwijkt (ook niet met een duim in de lucht voor een kleine lift..), dus voor hem zéker wel etappe 45, al is het maar omdat hij ‘sweet memories’ heeft in Port de Selva. Vergelijkbaar met mijn Aliaga-herinneringen.. Hij heeft er een ultieme haircut voor over!

Afijn, het begint met de ontmoeting met Bas, zijn broer R en vriendin V (Madrileense), die beiden sinds enige tijd in Barça wonen (en de reden voor het familietripje). Zij zijn bereid om Bas naar Albanyà te rijden, wat dankzij een verkeerde afslag een ‘toeristische route’ wordt. Connor en ik zijn inmiddels in Albanyà aangekomen en nemen in een centrale bar-restaurant ons eerste drankje, heerlijk op het terras onder een paar grote platanen; het is zondagmiddag dus ‘party-time’ voor de locals in Albanyà (ca. 150 inwoners). Als Bas c.s. arriveren komen er méér drankjes op tafel.

V kan namens ons allen in Max Verstappen-Spaans het woord doen (en dan doel ik niet op zijn uitspraak, maar op waar hij goed in is); ík kan het in ieder geval niet bijhouden.. R spreekt overigens een behoorlijk deuntje mee (naast Frans, Engels en Zeeuws).

Na een zeer gezellige lunch brengen V&R ons ook nog naar het door mij via internet gereserveerde casa rural op ca. 1,5 km buiten het dorp (en de GR). Als we er aankomen doet niemand open; een enorme verzameling lege drankflessen buiten, in een afgedankt bad, doet het ergste vermoeden.. We bellen aan, we bellen op.. geen enkele reactie. Een stel jagers (aan de lunch) in een schuur naast het huis laat ons weten dat het ‘anders’ is, sinds de zoon de logies van zijn overleden vader heeft overgenomen. We weten genoeg.. V helpt mij de reservering via B**king zonder kosten te annuleren (heerlijk, tijdelijk zo’n rap sprekende tolk ‘tot je beschikking’ te hebben) en we keren terug naar… het lunchadres van zojuist, wat achteraf een uiterst schone, nieuwe en gastvrije refugio, middenin het dorp blijkt te zijn! Staat nog niet in het boekje, noch op internet. Én de GR gaat morgen verder vanaf dit pleintje.

De eerste wandeldag voor Bas gaat door bosrijk terrein, niet meer de hoge bergen, maar evengoed met fors klimmen en dalen. Connor en ik hebben al 750+ in de benen; respect voor de nieuwkomer die zonder morren aansluit (wat overigens niet betekent dat er niet af en toe op z’n Bas’ wordt gevloekt en hij zichzelf vermanend of juist oppeppend toespreekt en hardop verlangt naar de eerste ‘estrellas’; nee, niet die in de sterrenhemel…). De etappe naar Maçanet de Cabrenys, via col La Trilla, is voldoende uitdagend om zijn eerste twee katoenen! T-shirts kletsnat aan zijn rugzak te doen bungelen… Toch maar snel een synthetisch exemplaar kopen?

Bij de (gesloten) refugio de Seglar nemen we een (droog- en eet)pauze. Een oude landrover bij de refugio lijkt al weer enige jaren niet van zijn plaats te zijn gekomen; zonde, mooi voertuig! In de verte zien we een ‘Zorro’-stuwmeer, wat op de kaart het pantà de Darnius-Boadella blijkt te zijn. Grappig (althans, dat vind ik): al die benamingen die we inmiddels voor (stuw)meertjes zijn tegengekomen in de Pyreneeën: endara (baskisch), ibon / ibones (Navarra en Aragon); in Andorra: lago, era, llac en in Catalunya: pantà, estany en estanyet (het laatste zal wel verkleinwoord zijn) en natuurlijk het ‘gewone’ Spaanse embalse. Misschien niet het aantal benamingen benaderend, dat de Inuit voor het woord sneeuw hebben (wat vaak schromelijk wordt overdreven, geloof ik), maar mij verraste deze verscheidenheid wel. En natuurlijk étang en lac, als we de grens naar Frankrijk zijn overgestoken, wat op een paar trajecten vele malen voorkomt, getuige enerzijds de vele sms-berichten die ik ontvang als er netwerk is (“welkom, u bevindt zich in Frankrijk, blablabla” en even later “welkom, u bevindt zich in Spanje, etc”; en dat wel tien keer op zo’n dag), maar anderzijds ook getuige de grensstenen die we regelmatig tegenkomen, de meesten met het nummer 501 en een subnummer.

In Maçanet verblijven we in een uitstekend lokaal hotel -La Quadra- waar de biertjes goed smaken. ’s Ochtends bij het ontbijt staat een zojuist geopende, gekoelde fles rode wijn tussen de overige ontbijt ingrediënten; die laten we maar onaangeroerd..! Het traject naar La Jonquera is ook weer voldoende geaccidenteerd om beter ‘fris’ aan de start te komen.

We lopen door oneindige bossages brem, die de omgeving in het voorjaar volledig geel moeten kleuren, maar nu is het een groene oase tussen half zwart geblakerde kurkeiken. Enige jaren geleden heeft hier een enorme brand gewoed. De eiken met hun dikke kurkbast zijn wonderwel levend uit de vuurzee gekomen, maar de kurk is zwart en onbruikbaar geworden. Óveral liggen stukken verbrande bast die van de bomen zijn gestript, zodat de bomen weer een nieuw laagje bruikbare kurk kunnen aanmaken. En nu maar hopen dat er tussentijds niet weer een brand woedt, want dat groeiproces duurt volgens mij járen.

Voor mij is er ook een ‘sweet memorie’, als ons wandelpad in La Vajol de weg kruist, die ik in 2011 op de fiets passeerde, nadat ik vanuit Ceret -in Frankrijk- via Las Illas (NB: niet van de refugio) de Pyreneeën overstak, op weg naar het zuiden van Spanje (zie tweede routekaartje hieronder). Hoewel ik me deze weg niet meer kan herinneren, weet ik nog goed hoe euforisch ik me voelde toen ik (na een geposeerde foto met de Policia op de grens..) Spanje binnenreed. Heerlijk!

Even later lopen we langs een paar zittende (liggende?) herkauwende koeien en ontwaren tussen de koeien een hert, dat verschrikt opstaat en verbouwereerd blijft staan, terwijl wij zo snel mogelijk onze cameras tevoorschijn halen. Wij staan stil, zij staat stil. Een mooi moment; wie beweegt het eerst? Zij kan de spanning niet verdragen, keert om en verdwijnt. Die hebben we mooi ‘geschoten’. Ze waande zich kennelijk veilig en niet opgemerkt, tussen de collega herkauwers…

La Jonquera, dat we na een lange dag bereiken, is een lelijke stad. Met een snelweg, een RN en een treinverbinding de ultime grensplaats met Frankrijk, inclusief ‘tabledanceclubs’. Wij zijn in ieder geval te moe voor deze (on)gein (Bas ook!) en willen vroeg naar bed, want voor vanavond en morgen is regen voorspeld. Als we morgenvroeg nog een paar droge uren mee kunnen pikken, is dat mooi meegenomen. Wij lopen hotel Nacional binnen… en het begint te regenen. Just in time! Bas weet in La Jonquera bij een Chinese winkel nog een synthetsch sportshirt te scoren, met FC Barcelona opdrukt. Kleur: roze… (Connor: “o, lôvely”).

De weerberichten kloppen deze keer wel. Tijdens de zeven weken dat ik nu onderweg ben, heeft ‘regen’ meer dan eens op het programma gestaan, om steeds weer op te schuiven naar ‘mañana’ (daar zijn de Spanjaarden goed in). Zo heb ik becijferd dat ik tot nu toe 95% zon heb mogen ontvangen, 4% bewolking en 1% regen. De statistieken moeten na vandaag echter drastisch worden herzien: 3% wolken en 2% regen… Het is niet te geloven wat een mazzel we tot nu toe hebben gehad. Volgens Connor, omdat zijn moeder in Ierland iedere avond een kaarsje voor ons aansteekt; vandaag was ‘ie zeker opgebrand…

Regenjassen en -broeken aan; regenhoes over de rugzak (kleren en slaapzak ín de rugzak in plastic zakken!) en gaan! De derde dag voor Bas begint in de mist en wolken. Even later is het iets opgeklaard en lopen we letterlijk ónder en bóven de wolken; verschillende potentiële regenlagen, die later vrolijk samenkomen en uitbundig losbarsten. Stug doorlopen is de enige remedie.

Ergens halverwege de tocht stuiten we op een vliegtuigwrak (althans het boek van Johnson maakt ons er op attent). Een surrealistisch tafereel: een redelijk intacte achterromp, met een in de wind bewegende achterflap van de staart. Na wat klimmen kunnen we ook in het kale ruim van de gecrahste DC6 kijken. In 1986 is hier een viertal Franse vliegers omgekomen; niemand die de moeite heeft genomen om de boel op te ruimen. ‘Weird’, in Ierse terminologie (uitgesproken als ‘waird’).

Wat we hier ook tegenkomen is de signatuur van ‘Marcher Arrant’, een wandelaar die met enige regelmaat langs de GR11 met stickers en tekeningen zijn aanwezigheid markeert (zoiets als ‘Kilroy was here’). Altijd hetzelfde poppetje, met in zijn meegedragen vlag steeds een andere tekst. Leuk en vreemd: op dit vliegtuigwrak niet helemaal gepast, vind ik. Maar meestal bescheiden op de achterkant van een (verkeers)bord, of pontificaal op een deur van een refugio libre. Je moet het maar eens googelen..

Als de regen in de loop van de dag ophoudt en de lucht zowaar opklaart, krijgen we voor het eerst heel duidelijk de zee in zicht. Een paar dagen eerder al wat vaag in een heiïge lucht, maar nu overduidelijk: ons doel! Ik kan me de zeevaarders voorstellen, die na maanden op het water euforisch en opgelucht ‘land-in-zicht’ riepen; ons gevoel is hetzelfde, zij het in spiegelbeeld.

Zee-in-zicht!

We slapen die nacht in een casa rural, Can Salas, een voormalig herenhuis, waar wijn en olijven werden verwerkt en verhandeld. De gepensioneerde eigenaar wijst ons op een uit één blok steen gehouwen ‘sarcofaag’, die 800 liter olie kan bevatten. Het is een waar museum; mooi! De oude baas wijst ons ook behulpvaardig de weg (door met ons mee te lopen) naar de enige kroeg/restaurant/theater/winkel, kortom: het gemeenschapshuis in het dorp, in een voormalige ‘Fraternal’, wat ik niet anders kan vertalen dan als een ‘broederhuis’? De enorme televisie die aanstaat vertoont een aflevering van Bud Spencer en Terrence Hill ( die van ‘Vier vuisten, etc..’), maar helaas Spaans nagesynchroniseerd. De vuisten klinken overigens hetzelfde..

En ja, dan komt de laatste dag in zicht! Gelukkig is het weer helemaal opgeklaard en is vandaag weer 26° en zon voorspeld. Een betere epiloog kan je je niet wensen. De laatste uitlopers van de Pyreneeën hebben nog wat kleine verrassinkjes in petto (een lang, geleidelijk stijgend pad, terwijl ik toch echt dacht tussen de wijnvelden naar de kust te lopen..), maar de finale naar Llança is beslist mooi te noemen. De kustplaats blijft lang buiten beeld, maar als ‘ie zich laat zien, is ook in volle glorie de zee-in-zicht! Azuurblauw, nauwelijks een golfje; ooh, dat wordt niet alleen slok, maar zodadelijk ook een duik!

Let op Bas’ nieuwe T-shirt..

Eerst nog even maar het station van Llança, want Bas en ik nemen aan het eind van de middag de ‘regional’ naar Barcelona (wat in NL gelijk staat met de ‘sprinter’: de boemeltrein die in elk gehucht stopt, maar dat maakt ons niets uit). Die tickets hebben we maar alvast op zak.

Zee-in-gezicht!

Bij de zee aangekomen de vanzelfsprekende foto. Maar ook de kleren gaan uit en alle drie nemen we een (koude en dus korte) duik. Het is volbracht!! Mijn rechterknie heeft meermaals gehaperd, maar zoals Bas het verwoordt: de Zeeuwse leeuw worstelt en komt boven. Zelfs Bas’ z’n knieën hebben het zwaar gehad, maar de beloning is ‘zoet’: Estrellas!

We lunchen nog met z’n drieën, maar nemen dan afscheid van Connor. Hij heeft nog een laatste etappe voor de boeg morgen. We zien elkaar vast nog een keer, in Belfast of in NL.

In Barcelona neemt broer R ons mee naar het bruisende uitgaansleven in de Catalaanse hoofdstad. Toch even wennen, al die mensen, die gebouwen, dat verkeer… Heerlijke pinchos in baskisch restaurant Golfo de Bizkaia en een afzakkertje in Mr. Robinson, zo bezien een populaire bar met trendy jong publiek. Tollend van de ‘indrukken’ beland ik in mijn bed in hotel Ciutat de Barcelona.

Het is volbracht!

De GR11? ‘Been there, done that’. Wie had dat gedacht… ik niet!

Trakteer mij op een koffie - of een koud biertje! at ko-fi.com

…of een koud biertje! 😀

Geplaatst in Reisverslagen | 9 reacties

Vergezichten

Na een heerlijke overnachting in een casita in Queralbs, halverwege etappe 37, en een slaapstop in Núria, een ietwat pompeus heiligdom aan het einde van dezelfde etappe: een enorme kerk -bijna cathedraal- en een groot hotel (’s zomers ezeltochtjes en bootje-varen op het kleine stuwmeer voor het complex; ’s winters ski-resort, met een beperkt aantal liften; wat je al niet met het geloof kan combineren…), vertrekken we richting de twee hoge cols van vandaag: de col de noufonts en de col de noucreus, beide ca. 2.780m hoogte.

Dat we eergisteren in Queralbs een tussenstop hebben gehad, heeft enerzijds te maken met de forse klim, die we anders in de middag zouden moeten doen. En anderzijds: omdat ik toch nog een dag ‘over’ heb voordat ik Bas ontmoet in Albanyà, is het een logischer keuze om een route op te knippen, dan een hele extra dag in een klein dorpje te verblijven. Ik heb geen spijt van het verblijf in één van de kleine ‘cottages’ (want daar lijken ze op) van Masia Can Constans in Queralbs, want het is er heerlijk; hier kom ik nog eens terug met M!

Gisteren dus naar het heiligdom van Núria, met een bijzondere historie en dat jaarlijks vele gelovigen trekt (o.a. jonge stellen die graag een zoon als eerstgeborene willen hebben; een bezoek aan de kapel zou hiervoor garant staan..), dat alleen te bereiken is via een voetpad door een indrukwekkende kloof (waardoor wij zijn gelopen), of met een ritje met de ‘cremallera’, een tweewagons tandrad-treintje, dat over een smal traject door de kloof loopt en regelmatig in en uit tunnels duikt. Dat bij onze boeking in het heilige hotel ook een ritje met het treintje was inbegrepen, heeft ons niet doen verleiden: als pelgrims hebben wij het complex natuurlijk te voet bereikt! De indrukwekkende kloof was het zeker waard.

Maar vandaag vertrekken we, na een kort blik in de grote kerk van Núria, dus voor een hoge etappe, met twee cols, die vandaag eindigt in Setcases, een volgend ski-resort in de Pyreneeën (eigenlijk het hoger gelegen Vallter-2000).

Ertussen een kaarsje voor MB:

Het weer is kraakhelder en vrijwel windstil. De klim vanuit Núria, dat zelf op bijna 2.000m hoogte ligt, is geleidelijk over kale bergen, die om acht uur ’s ochtends gelukkig nog in de schaduw liggen. Hoe verder we vorderen, hoe nietiger het grote complex wordt, dat overigens wel al vroeg door de zon wordt beschenen.

Vanaf de col op 2.780m hoogte met Núria-complex in de vallei in de diepte:

Als we col de Noucreus passeren, zien we de negen kruisen van negen monniken, die hier -volgens de legende- in een bittere storm zijn omgekomen. G*ds wegen en beslissingen zijn ondoorgrondelijk, ben ik geneigd te denken, want waarom zouden negen heiligen op weg naar een heiligdom gestraft moeten worden? Maar misschien is de verklaring prozaïscher en hadden ze beter op het weerbericht moeten letten…

In ieder geval hebben wij geluk, want vanaf de lange bergkam die we volgen, zijn de vergezichten spectaculair. Zowel naar het noorden als naar het zuiden kunnen we diep in respectievelijk Frankrijk en Spanje kijken. Ver ten zuiden van ‘onze’ Pyreneeën zie ik een bergketen uit de vlakte opdoemen; geen idee wat het is. Thuis maar eens googelen..

Op een van de cols verblijft een grote groep jongeren, waarschijnlijk een schoolklas, waarvan een flink aantal zojuist -op gympies en in T-shirts- een van de toppen heeft ‘beklommen’. Dat je er in feite via een pad naartoe kan wandelen, doet volgens mij niet af aan de noodzaak van goede kleding en uitrusting, maar vandaag gelukkig geen bittere stormen, want anders waren de kruizen niet aan te slepen… In ieder geval zijn hún vergezichten nog spectaculairder dan de onze.

De hele tocht voert over de kale rotsen, met steeds weer nieuwe panorama’s, die zich voor ons uit ontvouwen. Een groep gemzen staat onverstoorbaar de laatste sprietjes gras weg te kauwen. Ze zijn ver weg, maar het feit dat ze niet wegvluchten, kan betekenen dat hier niet gejaagd wordt. We zien de kale skipistes van Vallter 2000. Pas laat in de middag keren we terug naar meer beboste berghellingen.

Bij een (gesloten) refugio bivakkeert weer een andere schoolklas, met kleinere kinderen. Leuk om de jongeren zo de schoonheid van de bergen te laten ervaren, maar ik zou niet graag in de schoenen van de leraren / begeleiders staan: er zijn op de weg hiernaartoe aardig wat smalle en steile paadjes te volgen en met al die stijf met adrenaline gevulde, hormonen-gierende kinderen, zit een ongeluk in een klein hoekje.. Een dergelijk ‘vergezicht’ komt helaas ook boven drijven, waarschijnlijk ‘geïnspireerd’ door de negen kruizen op één van de cols. Afijn, laten we het op ‘vergezocht’ houden..

Wegwijzers zijn niet tegen álle weersomstandigheden bestand:

We wandelen aan het eind van de middag Setcases binnen, aan de rivier de Ter, waar ook ons hostal is gevestigd: Hostal Ter. Setcases is een mooi dorp, vrijwel volledig opgetrokken uit natuurstenen huizen. De vele accomodaties in het dorpje wijzen op veel bedrijvigheid in de winter; nu zijn de meeste gesloten. Een leuk detail zijn de ‘llevadas’ die door het dorp stromen: kleine kanaaltjes, die zigzaggend het bergwater door het dorp leiden. Overal is het geklater van het water te horen! Benieuwd of die ’s winters allemaal bevroren zijn; ik moet het K eens vragen die hier wel eens een dag gaat skiën, komende van de Costa Brava (om daar de volgende dag weer met 25° in het zwembad te duiken..).

Een dag met prachtige vergezichten. Ik hoop dat de foto’s er een redelijke impressie van geven!

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Gedonder in de bergen

Na de rustdag gaat het vervolg van de etappe naar Arans, maar daar aangekomen blijkt Alec zeer veel last te hebben van zijn knieblessure. Na onderling beraad neemt hij de bus naar Andorra la Vella en vandaar naar Barcelona om terug te vliegen naar huis. Een domper! Ik hoor dat pas later, want ik heb hen even alleen gelaten voor hun overleg en ben voorlopig alleen doorgegaan. Ik overnacht in een prima hotel in Ordina, maar houd telefonisch contact met Connor.

Mijn vervolg gaat naar Encamp, een op het eerste gezicht oninteressant dorp, maar het hart van plaatsje is toch wel gezellig. Ik wilde eerst doorlopen naar een onbemande refugio halverwege het volgende traject, maar na een klim van zo’n 600 m en een flink steile afdaling van ca. 700 m vind ik het eigenlijk wel welletjes. Een hostal bij een riviertje in Encamp is een uitstekend eindpunt.

Euhh, auto’s en brommers?

Euhh, Riu.. wattuh?

Laat in de middag komt Connor toch het plaatsje binnen wandelen. Ze hebben besloten dat hij doorgaat en hebben vlak voor Alec’s vertrek met de bus hun spullen uitgewisseld; Connor zal nu de tweepersoons tent en het kookstel alleen moeten dragen… En hun voorraad sardineblikjes! Voor mij natuurlijk gezellig om een wandelmaatje te hebben, maar ik kan me het lastige overleg vóór het vertrek van Alec wel voorstellen.

Met Olivier, de Fransman

Na Encamp vervolgen we de dus samen de route naar refugio de L’Illa (2.485 m), etappe 33 alweer (het wordt nu bijna aftellen!).

L’Illa is een hypermoderne hut, die twee jaar geleden is geopend. In de beschrijving van Johnson was het nog een oude, onbemande hut.

Marga uit Barcelona ‘zwaait’ er de scepter; ze is een gezellige spraakwaterval, die op-en-top Catalaanse is en niets van de spaanse ‘clans’ moet hebben, of het nu PP is of PSOE… Allemaal boeven! (NB: het is bijna een jaar geleden dat het Catalaanse referendum eindigde met de vlucht van hun leider en de rest in het ‘cárcel’ deed belanden en dat is duidelijk merkbaar op alle televisiezenders op dit moment; en overal hangen ‘yellow ribbons’… jeweetwel, van die golden oldie van Tony Orlando? ..in afwachting van de geliefde die uit de gevangenis terugkeert?).

Het is een unieke refugio, met Ikea uitstraling zou Carmen zeggen: alles blank hout, met enorme ramen die uitkijken over de omringende bergen, die goud oplichten in de ondergaande zon. Het rond gevormde dak is van verblindend aluminium. Er is zelfs wifi en Philip, de jonge franse kok (die overal en nergens heeft gewerkt en nu dus hier is beland..) zet een fantastische schotel Bolas de Picolats op tafel: gehaktballetjes met calamares in een heerlijke saus! Oei, dat is lekker..!? Onthouden! Marga en Philip zijn een uitstekend en gezellig team, zoals je niet veel ‘hüttenwirts’ ziet. Ik mag van Marga de sateliettelefoon gebruiken om de volgende hut te reserveren; het is weekend dus sommige hutten zijn volgeboekt. En refugio de la Feixa heeft maar 12 slaapplaatsen, lekker knus, dus even bellen kan geen kwaad.. Er is plaats!

Beneden een ruim bemeten kippenhok, met aparte hondenruimte!

In L’Illa ontmoeten we ook Olivier, een Fransman die we eerder al zijn tegengekomen en die loopt alsof ‘ie mank is… maar wel bijna twee keer zo snel als wij! Een vreemd gezicht, met een enórme rugzak, waar ook nog een forse slaapmat onder is gebonden. Hij blijkt ‘kasteelheer’ te zijn, althans in onze ogen: hij werkt als curator in een kasteel in Pau (maar nu dus even niet..). Er is verder een Frans stel met twee honden, die ’s avonds naast de kippen in een flink kippenhok mogen slapen, buiten de hut. Ze missen hun baasjes en zetten een tijdje een angstaanjagend gehuil in.. mensen die nu buiten lopen en de hut nog niet hebben bereikt, denken vast dat ze aanstonds worden overvallen door een roedel wolven… De oude herdershond van Marga zelf valt hen zowaar bij, met enige twijfel en een beetje schor; aandoenlijk! Vanaf nu heet de hut wat ons betreft Refugio de los Lobos! 😀

Van L’Illa/Lobos gaat het naar refugio de la Feixa en Olivier hobbelt enige tijd met ons mee, maar we houden hem uiteindelijk niet bij! We weten dat er die middag regen is voorspeld en die wil hij kennelijk voor zijn. Op een winderige col, waar Connor en ik even pauze willen houden, komen we hem weer tegen, maar hij heeft die stop net achter de rug en vervolgt zijn tocht. We kijken hem met verbazing na… dat hij in dit onregelmatige terrein, met keien en gruis, met zijn enorme rugzak overeind blijft…? Onze stop is overigens kort; de wind trekt aan en er verschijnen onheilspellende wolken, die we niet eerder zijn tegengekomen.

En ja hoor, plotseling breekt een enorm onweer los. Snel regenkleding aan en hoes over de rugzak.. Het laatste stuk naar La Feixa is over een hoogvlakte, gelukkig wel met bomen, maar het is erg open en het onweer kraakt boven onze hoofden. Connor adviseert mijn telefoon uit te zetten… zou bliksem kunnen aantrekken (?, moet ik eens googelen), maar die is eigenlijk nodig om de hut te vinden, want ook deze refugio is relatief nieuw en ligt iets buiten onze route.. Markeringen zijn in dit noodweer absoluut onzichtbaar. We zetten naast elkaar -als verzopen katten- zo snel mogelijk de pas er in. De regen komt met bàkken uit de hemel.. (‘katten en honden’, zoals de Engelsen zeggen..). Ik ben niet op mijn gemak en Connor moet er ook niets van hebben. Maar iets anders doen dan doorlopen is eigenlijk geen optie, want schuilen onder een boom is ook niet ongevaarlijk. We lopen zo minstens een uur in het noodweer en het aantal donderslagen is niet bij te houden. Óveral stroomt het water, langs de route, op de route, over de route.. Eíndelijk komt het hutje -want meer is het niet- in zicht. Voor de ingang ligt een enorme plas water; een leuke binnenkomer. Maar we zijn enorm opgelucht; gehaald!

Foto’s de volgende dag, na het onweer!

Binnen zit… Olivier, die een half uur eerder al even drijfnat is aangekomen. In de kleine gezellige hut hangen overal natte kleren. Het blijkt dat het regenwater via het rugpand van mijn rugzak in het onderste compartiment is gestroomd: m’n slaapzak en tent zijn z**knat! Handig, zo’n regenhoes. Had ik toch maar de regenponcho van J. geleend..

De hut is Spartaans, geen stromend water (jaha.. buiten wel!) en een ‘droge’ WC, overigens heel ingenieus met een soort plastic folie dat naar beneden gerold wordt -als een vorm van ‘doortrekken’. Acht bedden in de nok van het (lage) gebouwtje, die met twee trapjes zijn te bereiken; vier bedden waar we nu zitten, maar waar straks matrassen worden gelegd, die in een hoek liggen opgestapeld.

De huttenwaardin hier heet Marthe en ze runt het alleen; haar ‘deel’ is van het ‘onze’ gescheiden en we communiceren via een deuropening met een horizontaal blad, waardoor ook het eten wordt geserveerd. Vreemd, zo’n afgeschermd ‘leven’; ze zit hier in haar ‘uppie’, maar het contact blijft beperkt tot het ‘gesprek’ via de deuropening, waarachter een gordijn hangt en zij het eten klaar maakt. Een nogal eenzaam bestaan lijkt mij…

Fikse stier… aan dezelfde kant van het hek..

De volgende morgen hangt het dal vol met dikke wolken, de overblijfselen van het noodweer gisteren. Een mooi gezicht, vanaf ons hoge plateau. We lopen nu met ons drieën, inclusief Olivier, naar Puigcerdà, het eindpunt van etappe 35. Onderweg, in een piepklein dorpje, Guils de Cerdànya, waar voorbereidingen in volle gang zijn voor de herdenking van het afscheidingsreferendum van vorig jaar (overal spandoeken, Catalaanse vlaggen, hekken vol met gele lintjes), blijkt de eigenaar van de enige bar met vakantie te zijn (minder fel Catalaan misschien?). Dan maar weer de bekende vraag aan een vrouw in protest T-shirt; ja, ze wil best wel koffie voor ons maken. Olivier bedankt, hij gaat verder naar Bourg-Madame, de zusterstad van Puigcerdà, net aan de andere kant van de grens. Hij hobbelt verder over de GR10, terug naar ‘zijn’ kasteel in Pau. In sneltrein vaart verdwijnt hij het dorp uit. Wij zitten lekker op een bankje op het plein waar alle bedrijvigheid zich afspeelt. Connor vindt de Catalaanse kwestie maar niets; met alles wat de Noord-Ieren hebben meegemaakt, kan ik me dat levendig voorstellen..

In geel T-shirt onze koffieheldin

“Tie a yellow ribbon round the old oak tree..”

Het geld voor de koffie wil de vrouw niet aannemen, maar als ik zeg dat het voor de ‘fiestas’ is, accepteert zij het wel. Wij gaan ook verder; op naar Puigcerdà, een flinke stad op een heuvel, met liftsystemen en tandradbaantjes zoals in Lissabon! Toch wel handig, want na al het klimmen en dalen in de bergen zijn de vele trappen in de stad niet heel aanlokkelijk.

En wie komen we daar tegen, zittend op een bankje? Nee, niet mr. T, maar de Duitse jongen van de verloren (en gevonden) sok! Al vele dagen heb ik het groepje niet gezien en hier zit de enige overgeblevene van het trio. De beide meisjes zijn al naar huis, vanwege werk/einde vakantie, maar de jongen haakt nu ook af… wegens maagproblemen en een knieblessure (ook al, of is het wellicht heimwee naar zijn beide metgezellen?).

Gedonder in de bergen dus…

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

“Hotel(s) on top of the world”

Het schiet behoorlijk op nu. We -dat is nog steeds Alec, Connor en ik- zijn de 500 km ruim gepasseerd en zijn bezig met etappe 29, die we verlengen tot een stuk van etappe 30 om een refugio libre te bereiken op 2.517 m hoogte. Een ‘hotel on top of the world’. Dat dit hotel niet veel meer is dan een sardineblik, met negen slaapplaatsen doet er niet toe: de ligging is fenomenaal mooi, met 360° uitzicht over verschillende bekende Pyreneeën toppen. De route er naartoe is lang, maar we hebben een lekkere lunchstop in de bemande refugio de Vallferrera (1.920 m), wat na negen kilometer (ca. vier uur) eigenlijk het eindpunt is van etappe 29.

Maar we hebben voldoende energie en lopen door naar de onbemande hut. De klim is behoorlijk en van ver zien we een wit puntje op een rots liggen: dat moet de refugio de Baiau zijn. We passeren diverse estanys, de één helder blauw, maar een enkele is vies groen. Bij een van de schone meertjes komen we een goedlachse Koreaan tegen, die met blote voeten op een steen zit. Zijn voet heeft een flinke bult en ondanks zijn lachende gezicht lijkt hij pijn te hebben. Een val en verstuikte enkel… en geen spullen om verlichting te geven. Gelukkig kunnen we hem iets aanbieden: mijn tijgerbalsem en Alec’s Ibuprofen-gel worden gretig in ontvangst genomen en terplekke op zijn voet gesmeerd! Een gezamelijke foto als aandenken (helaas dus op kapotte schijf..) en verder gaat het weer: hij in de richting van waar wij kwamen; wij naar ons sardineblik.

Met Alec Boyd

Van ver zien we de witte cabine, maar iets zwarts doet vermoeden dat de deur openstaat. We zijn dus niet de enigen… Na het oversteken van nog wat stroompjes en enkele klimmetjes, kunnen we ‘hola’ roepen, om te zien of er iemand binnen is. Trappetje op naar de cabana en zowaar… binnen ligt mr. T languit op een van de negen (stapel)bedden. Tamboerijn bij zijn kussen. Op de tafel een zak met paddestoelen.. hij voelt zich niet zo goed. Of het door de paddestoelen komt, of door het drinken van ongefilterd water, is niet helemaal duidelijk. Hij laat ons wel voltrots de forse fungi zien; we moeten er ook aan voelen. Of we sigaretten hebben…?

Connor O’Harra & Alec Boyd (mr. T ligt linksachter) 🙂

Terwijl mr. T een dutje ligt te doen met zijn pet over zijn gezicht, maken Alec en Connor het eten klaar; macaroni met een blik tomatensaus, dat ik heb meegesjouwd om mijn bijdrage te leveren (samen met blikjes bier en pinda’s). Met wat sardines erbij -we slapen in het blik nietwaar- hebben we een uitstekende maaltijd. Mr. T kijkt van onder zijn pet af en toe naar dit ‘grande bouffe’ tafereel, maar als ik vraag of hij iets wil meeëten wijst hij op z’n buik en bedankt. Gelukkig maar, want zo ‘grande’ is onze ‘bouffe’ niet…

Met koffie buiten in de ondergaande zon eindigen we de dag en het is rond acht uur als we naar binnen gaan, omdat het behoorlijk koud wordt als de zon is verdwenen en de wind opsteekt.

Het moet rond negen uur zijn -wij liggen allemaal op de britsen in onze slaapzakken, komt een vierde persoon binnen, die een flinke tocht achter de rug moet hebben: het is donker en guur en de wind giert om ons sardineblik. De Fransman, want dat blijkt het te zijn, kookt in het donker, met hoofdlamp aan, zijn avondmaaltijd, maar veel maak ik niet meer mee; ik val in een onrustige slaap, met de vreemdste dromen…

De volgende dag, als de Fransman als eerste is vertrokken en mr. T even later, lopen we naar Arinsal, in Andorra, een leuk skidorp, waar in de winter veel Engelsen en Ieren komen. M,J&D hebben een verrassing voor mij in petto: ze hebben twee nachten in een wellness & spa resort geboekt, omdat ik de volgende dag jarig ben! Als we gedrieën langs het luxe hotel lopen, merken de Ieren op dat ze hun tent op wel op het stukje kunstgras voor de ingang van het hotel zullen zetten…! Zij belanden in een hotel iets verderop, waar ze de enige gasten zijn. De eigenaar spreekt uitstekend Engels/Gaelic.. dus die voelen zich prima thuis daar!

Bij de ‘treat’ voor mijn verjaardag hoort ook een massage (geen foto!), wat mijn benen zeer kunnen waarderen. Monica legt me ondertussen uit hoe het werkt in Andorra: een co-vorstendom (principat) tussen het bisdom van Urgell en de Franse overheid; de officiële taal is Catalaans. Hoewel de munteenheid de Euro is, zijn ze geen lid van de EU. Allemaal heel interessant, maar ik kan tijdens de massage nauwelijks mijn ogen open houden; optimale ontspanning dus…!

Bij de laatste afdaling vanuit refugio de Baiau viel het me op dat Alec wat moeizamer loopt en niet meer vlak achter Connor wandelt. Hij blijkt last te hebben van zijn knie. Ze blijven daarom net als ik ook een extra dag in Arinsal. Wel zo gezellig. We drinken bier in een Iers café en eten in een Engels restaurant… ‘Home sweet home’ voor de N-Ieren!

Geplaatst in Reisverslagen | Plaats een reactie

Walking with the Irish, Aye!

Het weerzien met Alec en Connor is zeer hartelijk, bijna vertrouwd, alsof we elkaar al jaren kennen. Zij zijn die middag al eerder in Tavascan aangekomen en logeren in hetzelfde hotel (ook de Ieren houden kennelijk van korting.. 😉 ).

Onderweg naar Tavascan kwamen zij Richard tegen, een Engelsman die hen waarschuwde voor een ‘weird man, with a tambourine’. Wow, zijn schaduw is hen al gepasseerd voordat ‘ie in beeld is… Alec en Conner hebben gisteren gekampeerd bij het verlaten dorp, met de vervallen huizen, waar ik vandaag ben langs gelopen en ik mr. T -zoals ik hem maar kortweg noem- tegenkwam. Maar ja, wie is er nou ‘weirder’, een Hollander met pet, baard en wilde haren en een vlaggetje op zijn rugzak, of een Portugees (want dat blijkt mr. T waarschijnlijk te zijn) met pet, baard en wilde haren en een tamboerijn in de hand; of een paar Ieren die met plezier bij een verlaten en vervallen dorp kamperen. Alles is relatief in de bergen…

Na een gezellig diner (met korting) besluiten we de volgende dag gedrieën verder te gaan naar Àreu, een zeer pittige tocht met die dag 1.800 m stijging en 1.600 m daling! Johnson trekt er in zijn gids ruim zes uur voor uit; wij rekenen voor dit traject van slechts 16 kilometer veiligheidshalve acht uur! Gelukkig is een groot deel van de klim in de ochtend aan de schaduwkant van de berg, tussen de bomen.

Wederom passeren we een vrijwel verlaten gehucht, Boldis Sobirà, met overigens nog in goede staat verkerende huizen. Bij een waterfonteintje rusten we even uit en -ik heb inmiddels de smaak te pakken (letterlijk en figuurlijk)- ga op koffie strooptocht uit. Ik loop wat verder een straatje in en sta vervolgens in dubio.. want iets verderop hoor ik geluiden uit een huis komen, maar wie zit er vlakbij dat huis op een muurtje… mr. T! Ach, wat maakt het uit ; ik groet de muzikant (die ik weliswaar nog geen toon heb horen rammelen), waarop hij een wat onsamenhangend verhaal afsteekt, dat hij uit Lissabon komt en wel vier rustdagen kan gebruiken… en of ik sigaretten heb (met nog een peukje in de mond). Nee, ik rook niet..

Ik klop vervolgens op de deur van het huis dat ik in het vizier heb en een dame kijkt wat argwanend naar mij en mr. T achter mij (wie is de ‘weirdest’..). Of ik ergens koffie kan kopen? (Nee). Of zij wellicht bereid is om drie koffie te maken (Drie?). Ja, voor mij en mijn medewandelaars die iets verderop zitten.. (Niet die meneer?). Euh, nee, die zit op het muurtje, ennuh.. Ik laat het er verder maar bij en loop terug om Alec en Connor te halen. We drinken een heerlijke kop koffie, buiten, met achter ons op het muurtje mr. T, die wat in zichzelf gekeerd lijkt. Een apart schouwspel, als ik het zelf van een afstandje zou bekijken. We bedanken de vriendelijke dame (die er het hare van zal denken..) en hopen dat ook zíj onder de suikerpot kijkt. Wij vervolgen onze tocht, als mr. T nog op het muurtje zijn (volgende?) sigaret zit te roken… met tamboerijn in de hand..

De tocht die soepel begon in de schaduw, in het bos, is inmiddels pittig vanwege de temperatuur en het stijgingspercentage. De Coll de Tudela (2.243 m) geeft zich niet zomaar gewonnen; op de kam zetten we puffend onze rugzakken neer om wat te lunchen. Kleding drijfnat; het briesje op de col is guur, dus snel wat aantrekken.

Op de col staat een auto; waar die vandaan komt, mag Joost weten, want we zien geen weg. Maar even later komt van de zijkant een andere aanrijden, wat bij mij de associatie oproept van een commercial op de Nederlandse televisie van een bergbeklimmer, die -door weer-en-wind- de top van een moeilijke berg bereikt, helemaal uitgeput, om vervolgens op de schouders te worden getikt door een Aziaat, die hem vraagt een foto van hem en zijn -welgeklede- gezin te nemen (RS weet jij nog welke reclame, ik niet; dat gebeurt me vaak met reclames… leuk! maar welk merk of product het was..?). De mensen die hier uit de auto stappen dragen een mandje.. Gesnapt.. paddenstoelenplukkers!

De afdaling vanaf de col gaat voorspoedig, vnl. door dennenbos waar de zon af en toe doorheen prikt. We zijn onderweg naat Àreu, waar een camping is, met cabanas. Het heeft een (onverwarmd) zwembad dat er aanlokkelijk uitziet. Het restaurant van de camping is voor het seizoen gesloten. De ‘mobile home’ is prima (voor een nacht); ik krijg de ‘kamer’ met tweepersoonsbed; Alec en Conner de kinderkamer met twee losse bedden. Alec, ‘six foot five (at least), steekt met zijn voeten ruim uit het bed.

Ik ga even een duik nemen, maar verder dan drie baantjes, snakkend naar adem, kom ik niet: het water is glaciaal koud! (ik ben niet zo stoer als P, die een bergmeertje aandurfde..). Maar de warme douche in de cabana doet wonderen.

Het blijkt een gehucht te zijn waar flink wat mensen op de been zijn. Misschien omdat het weekend is; veel mensen lijken elkaar echter te kennen. We lopen naar het enige restaurant(/hotel) in het gehucht, maar de deur naar de eetruimte blijft potdicht tot 20:30; ook geen drankje vooraf aan tafel. Buiten is het inmiddels fris geworden, dus we popelen om naar binnen te gaan. De ‘matrone’ is echter onverbiddelijk; deur blijft dicht.

O ja, wie hier natuurlijk ook rondloopt.. Mr. T! We groeten hem, maar hij houdt zelf afstand, wat we respecteren (en eigenlijk wel prima vinden). Het eten is uiteindelijk heerlijk en we lopen niet laat terug naar de camping. Maar laat genoeg om Mars boven de bergen te zien glinsteren. Prachtig!

Morgen naar Refugio de Baiau, een sardineblik’hotel’ op 2.500+ m hoogte.. Daar moeten we goed voor uitgerust zijn! Aye..

Geplaatst in Reisverslagen | 2 reacties

Bijzondere ontmoeting(en)

Inmiddels ben ik bijna een maand onderweg en bezig met etappe 25. Ik vind het verrassend dat ik al in Catalunya ben beland, want ik wist niet dat deze ‘comunidad’ zo ver westelijk strekt. Het geeft me het gevoel dat ik al aan de finale bezig ben (‘even de bergen uitrollen’ volgens Jan!), maar niets is minder waar: er staan nog wat stevige colletjes op het programma, waarbij ik het fiscale paradijs Andorra doorkruis. Ik ben wel weer toe aan een rustdag, maar vreemd genoeg heeft de GR-koorts me ook enigszins te pakken en als een etappe niet al te lang is, kan ik in de middag ook uitrusten.

Sinds ik weer uit een nationaal park ben vertrokken, loop ik weer grotendeels alleen. Een flinke klim van Espot, via Guingueta, naar Estaon, maar volgens de beschrijving is de refugio daar al voor het seizoen gesloten, dus ik heb eten en drinken bij me voor een tentovernachting. De klim, via het gehucht Dorve is zwaar; in Dorve woont slechts één persoon vertelde een man onderweg. De meeste panden zijn wat vervallen, maar een enkel huis heeft bloemen aan de balkons en een redelijk gevulde moestuin. Helaas is niemand thuis voor een kop koffie..

Verder dus naar de Coll de Montcaubo (2201 m); het is warm en de zwaartekracht trekt aan de gevulde rugzak. Tegen drieën bereik ik de col en weer onthult zich een fenomenaal uitzicht over een groene beboste valei, met vergezichten die niet in een foto te vangen zijn. Ongelooflijk hoe ver je blik reikt met dit mooie weer!

Iets na de col vind ik een uitstekende kampeerplek in het bos, in de (avond)zon, met vrij uitzicht naar het oosten, wat prettig is voor de volgende ochtend: kan de tent lekker drogen. De maaltijd bestaat uit een blikje bier met wat noten vooraf, een flink stuk stokbrood met kaas en tomaat en een reep toe. Ik schrik als er plotseling wat schapen door het bos voorbij schieten en ik hoor verderop een lam naar z’n moeder roepen. Niet verwonderlijk dat ik even later een roofvogel in een boom zie belanden; die wacht zijn kans af.. De nacht is rustig; althans, dat doen de oordoppen geloven..

De volgende ochtend kan ik inderdaad de tent al vroeg drogen. Een grote omgevallen dode den doet dienst als droogrek; op de kale stam kan ik ook mijn slaapzak even uithangen. Voldoende tijd om te ontbijten met een restje brood en een kartonnetje sinaasappelsap! De rugzak is inmiddels een stuk lichter en wat zeker meehelpt, is dat ik die ochtend begin met een afdaling naar Estaon.

De refugio daar is inderdaad dicht; ook daar dus helaas geen koffie. Maar de brutalen hebben de wereld, dus als ik door dit (ook vrijwel verlaten) gehucht loop en een deur op een kier zie staan en wat stemmen hoor, klop ik aan. Of ik ergens koffie kan kopen? De vriendelijk man die me te woord staat kijkt me lachend aan. De refugio dicht? Nou, dan wil hij wel koffie maken! Ik mag op het terras van een klein paradijsje plaatsnemen, terwijl hij in de keuken rommelt. Zijn vrouw komt even kijken welke rare snoeshaan er nu weer is aan komen waaien; beiden zijn uiterst hartelijk. Het is hun tweede woning; ze wonen elders. Hij somt op wie er nog permanent in het gehucht woont, maar komt niet verder dan zo’n tien personen, inclusief de twee eigenaren van de refugio. Ook hier dus leegloop, zoals in veel dorpen in de Pyreneeën. Maar ik heb geluk en tref dus de aardigste overgebleven mensen aan, zo lijkt het.. Later hoor ik van de Ieren, die hier een dag eerder waren, dat de twee uitbaters van de kleine refugio, ondanks hun aanwezigheid die dag, de deur niet wilden openen voor een consumptie. Het kan verkeren… Bij mijn vertrek leg ik stiekem een euro onder de suikerpot. Ze zouden het toch niet willen aannemen…

Zo’n ontmoeting geeft altijd extra energie en het vervolg loop ik veel soepeler, ondanks het feit dat er weer een klimmetje aankomt. Vlak voor een geheel verlaten gehucht, Bordes de Nibros (met flink vervallen huizen) wordt ik ingehaald door een man met een rugzak, die een tamboerijn in zijn hand houdt. Hij kijkt nauwelijks op en bromt alleen wat tijdens het passeren. Hij stopt bij de vervallen huizen en rommelt wat in z’n rugzak; ook nu kijkt hij me niet aan als ik hem weer groet. Hmm, vreemd, zo’n type; even opletten. Ik vervolg de klim, inmiddels door een open terrein met lage struiken; het pad zigzagt omhoog. De koffie is inmiddels uitgewerkt; het is warm en pittig. De man zie ik niet meer..

Vlak onder de top staat een eenzame boom, wat een mooie plek is om op adem te komen en wat te eten en te drinken. Plotseling zie ik dezelfde man, met verwilderde haren, baard en pet op (alsof ik in de spiegel kijk overigens..), weer passeren. Nu steekt ‘ie joviaal zijn (vrije) hand op; de andere omklemt stevig zijn tamboerijn! Apart..

Na de Coll de Jou (1830 m) passeer ik hem weer als hij wat plantjes bestudeert die hij in zijn tamboerijn heeft gelegd. Of ik een sigaret heb?, terwijl het stompje van zijn opgerookte exemplaar nog in zijn mond zit.. Ik moet hem teleurstellen en ik loop door. Ik zie hem een tijdje niet, maar als ik het eindpunt van de dag nader, komt ie ineens in sneltrein vaart aanspurten, tamboerijn nog immer vastgeklemd voor z’n buik. Het lijkt alsof hij stal ruikt, want zonder iets te zeggen rent hij bijna het laatste stuk voor me uit richting Tavascan, een gezellig dorpje met een aantal hostals, waarvan er eentje korting geeft aan GR-lopers; geen betere manier om hikers te trekken, in ieder geval deze Nederlandse..

Als ik me in Tavascan inschrijf in hotel Llacs de Cardos -van de korting- en ik, terwijl de receptionist gegevens noteert, in de deuropening naar buiten kijk, zie ik op het terras van een bar aan de andere kant van de straat, mijn ‘wandelgenoot’ van vandaag zitten, die me met gestrekte arm en vinger in de lucht mij overduidelijk begroet. Nou, vooruit, ik steek m’n duim omhoog, ‘¿Hola, què tal? Verder komen we echter niet..

Het hotel/hostal is uitstekend. De eigenaar is bereid om een zak met -niet helemaal frisse- kleren in ontvangst te nemen en deze voor me te wassen. Ahh, dat zal lekker lopen morgen! En wíe kom ik tegen, als ik na het opfrissen op zoek ga naar een winkeltje? Alec en Connor, de Ieren, de verrassing is groot.

Of ik ‘mr. Tambourine man’ al ontmoet heb….?

(wordt vervolgd)

NB: helaas heb ik op enig moment mijn telefoon iets te lang in de zon laten liggen. Het toestel deed wat vreemd, maar kwam gelukkig weer op gang. Maar helaas heeft de SD-kaart het begeven en -je raadt het al- daar staan mijn foto’s op… Tot en met de 13e sept. heb ik kopieën op een stickje gezet, maar ik ben helaas tien dagen foto’s kwijt (afgezien van wat ik al op het blog heb geplaatst). Wat ik bij dit bericht gevoegd heb, is een beetje een ‘ratjetoe’ van eerder gemaakte foto’s, die eigenlijk niet veel met dit bericht te maken hebben. Duimen dat na thuiskomst een ‘whizzkid’ de beschadigde kaart weer aan de praat krijgt, maar ik heb er een hard hoofd in…

Geplaatst in Reisverslagen | 5 reacties

Natuur en cultuur in de Pirineos

Tweede helft GR11, door Catalunya en even door Andorra:

Ik kom natuurlijk veel mooi dingen tegen tijdens alle etappes door dit prachtige gebergte. Ik maak foto’s van de bloemen en dieren, maar ik heb vaak geen idee wat het is. Mijn bachelor biologie is ook zóó lang geleden… Wat niet wegneemt dat ik er wel van geniet. Hopelijk kan het jullie ook boeien!

Een samenvatting van de flora die ik zoal tegenkom. Veel is al uitgebloeid; volgens Alber is het voorjaar een explosie van bloemen, maar ja, dan zijn er ook nog veel sneeuwvelden op de route…

Fauna is wat dunner bezaaid. Naast de -bijna vanzelfsprekend- honderden (zo niet meer) schapen, koeien en paarden (de laatste twee alleen voor het vlees; vooral de Fransen kopen -en eten dus- paardenvlees, heb ik me laten vertellen), hebben de wilde beesten zich nog weinig laten zien..

Insecten, oké, veel saltamontes (mooie naam voor een sprinkhaan; ik vertaalde de Nederlandse naam voor Alber: saltagallo, en hij keek me oprecht verbaasd aan). Allerlei gezoem (leuk hè R?). Mooie vlinders (wit, geel, oranje) en libellen.

Een paar vogelsoorten, en vooral één bepaald vogeltje, dat ik helaas niet ken: bruin, met wit op de achterflank en wippend met zijn (niet lange) staart. En behoorlijk nieuwsgierig! Ik liep vandaag door een nauwe spleet van stenen en zag zo’n vogeltje recht op me af komen en langs mij, door de smalle spleet vliegen. Hij had er ook omheen kunnen vliegen, maar verkoos een ‘encounter’ met deze trage tweebener. En een ander vogeltje, grijs met oranje staartdelen, is denk ik de zwarte roodstaart. En de lammergier dus, maar andere dagen veel ‘gewone’ gieren en nog wat andere roofvogels. Alpenkraaien en -kauwen.

Regelmatig ardillas, eekhoorns, maar verder weinig andere knaagdieren gezien (ik moet toch eens in een refugio libre overnachten; daar stikt het meestal van de muizen.. :-p ). Op een paar gemzen ben ik gestuit, maar lang niet zoveel als ik soms met HK in de Alpen tegenkom. En natuurlijk de dikke marmotten, die met luid geschreeuw laten weten dat je ‘gesnapt’ bent… Maar qua beesten is dat het wel. De beer heeft zich nog niet laten zien, maar ik ben zijn leefgebied wel gepasseerd…

Een samenvatting van (vnl.) de flora:

Distel met mot:

Kabouter Spillebeen verdween voor ik de foto kon maken: 😀

Blauwe bessen:

Wolgras?

De pluizen vlogen om de oren!

Vlier? (nee,“rowan” volgens Alec, één van de Ieren = lijsterbes)

Wilde framboos, heerlijk!

Snoepgoed onderweg:

Maar de blauwe bessen zijn vnl. uitgedroogd..

De rode bessen die Christopher McCandless fataal werden?

En de fauna:

VLEES! (sorry Daan..)

Soort boktor?

Gier:

Lammergier:

Vlees en…

..wol!

Mierenkasteel!

Marmot:

Libelle:

Forellen voeren met wat brood:

..maar alles wat je vangt… ook weer loslaten!

In de categorie ex-fauna.. (de gieren en insecten doen hun werk goed!):

Een waar bottenmuseum…

…netjes uitgestald!

Cross-over (ex) natuur – cultuur:

En een beetje cultuur in de natuur:

Natuurlijk overal wegwijzers..

..en route markeringen..

..en hekken om over te klimmen:

Veeroosters:

Waarschuwingsborden:

Uitkijkpost / jagershut:

Graven en bunkers:

Ex natuur, nu cultuur:

Uitleg bij de oude mijnbouw schoorsteen:

Staalkabels:

Oude graanschuur op stenen palen (tegen de muizen!):

Heel, heel veel stuwmeertjes en -dammen:

Ergens hoog in de bergen, een lege zak hondenvoer, gefixeerd met stenen….!?

Oude, verlaten cultuur:

Iets jongere cultuur:

En de meest recente versie:

En tot slot ‘cultuur-natuur’

Hè-hè, genoeg foto’s… pffff!

Trakteer mij op een koffie - of een koud biertje! at ko-fi.com

…of een koud biertje! 😀

Geplaatst in Reisverslagen | 6 reacties

Halverwege kom ik halverwege

In refugio Viadós ontmoet ik Alec en Conner uit Belfast voor het eerst, geloof ik. Met al die etappes en refugios raak ik de tel een beetje kwijt. Als je me nu zou vragen: noem eens op waar je allemaal geslapen hebt, dan kom ik een eind, maar haal waarschijnlijk verschillende plaatsen door elkaar. Dat krijg je als de wandeldagen zich aan elkaar rijgen, met slechts een korte stop en een snelle ontmoetingen met mede GR’s.

Het gesprek met de Noord-Ieren tijdens het eten komt vanzelf op die ‘stupid Brexit’. Zeker ook in Belfast zal men de consequenties gaan voelen. Hun heerlijke accent is aanstekelijk; beetje zangerig, met veel ‘aye’s’!

In Biadós zie ik ze weer en omdat Alber niet in de refugio eet, kan ik lekker Engels praten. Alec, lang en Conner klein; Alec rustig, wat stiller en Conner de gangmaker, de lachebek. Zeer gezellige lieden om de avond mee door te brengen! We lopen niet met elkaar op, want zij zijn eerder uit de veren en lopen bovendien veel sneller.

Na Biadós gaan zij, net als ik, naar Puen de San Jaime, maar zij willen er kamperen; ik ‘mag’ (van mezelf..) weer eens in een hostal (met de wat onbestemde naam Parque Natural) overnachten. Een uitstekend hostal; heerlijk weer even een goed ‘eigen’ bed en een warme douche!

In mijn GR-ebook lees ik dat de route van vandaag begint met een langzaam stijgende bosweg over 10 km naar Puen de Corones en dat er regelmatig een minibus rijdt, van Benasque, via San Jaime naar Corones. Nu is het niet leuk om door busjes te worden ingehaald, op een langzaam stijgende bosweg, zeker niet als die 10 km lang is, dus.. Dan kan je maar net zo goed ín het busje zitten, toch?

Bij de receptie vraag ik naar de minibus, maar ‘¡Que lastima!’, ‘busje komt niet meer zo’! Einde seizoen, sinds 11 september -vier (!) dagen geleden- maar, zegt de vriendelijke dame van het hostal: ‘tengo otro opción’. Wow, dat is een verrassing! Wat blijkt: er logeert een groep van 14 Spanjaarden die de volgende dag met drie auto’s naar Corones zullen rijden, echter… heel vroeg. Hoe vroeg? 6:30 wegrijden, 6:00 ontbijt!

Oeps, dat is inderdaad heel vroeg. En bijna zonde van m’n heerlijke overnachting in het hostal. Maar aan de andere kant, wel een buitenkans! Even snel rekenen, 14 mensen, drie auto’s.. dat zijn 15 plaatsen! Het moet dus gewoon zo ‘wezen’ (HvH 🙂 ); ik maak de caravaan vol!

Ik ontmoet de avond vóór vertrek bij het eten de hele groep, in het bijzonder welkom geheten door Susanna, die zowel qua uiterlijk als qua stem (vooral) wat wegheeft van Katja Schuurman. Niet verkeerd om bij in de auto te zitten.. En zoals Spanjaarden vaak zijn: direct ‘cariño’ en hand op m’n arm alsof ik al jaren met hen optrek. Heerlijk, die Spaanse gastvrijheid!

Dus start ik vandaag de route halverwege: we rijden in het donker in colonne weg, eerst ca. drie kilometer over de weg, om vervolgens het bospad op te draaien. En wíe zie ik daar in het donker de rugzakken op de rug hijsen…? Het stel uit Barcelona, dat we (J,R en ik) diverse keren tegenkwamen en uitgebreid spraken tijdens het eten in Hostal Sorogain. Daarna nog een paar keer gezien, maar ik dacht dat ze inmiddels gestopt waren.. Niet dus! Toni en Carmen zijn echte doordouwers, gelet op hun vroege starttijd in het pikke-donker… Vanzelfsprekend zien zij mij niet en de auto’s rijden achter elkaar over de slingerende weg naar het punt halverwege, waar de bosweg overgaat in een bospad. Bij Corones is het een drukte van jewelste! Legio auto’s die er ’s nachts hebben gestaan, getuige de matrassen die achter in de auto liggen, terwijl mensen met slaperige gezichten de boel opruimen. Ook een aantal tentjes (waarvan later ééntje van Alber blijkt te zijn; ‘Buen dormido? No, nada!! Mucho ruido’). Ik zeg de Spaanse groep gedag en krijg spontaan twee dikke zoenen van Katja, euh.. Susanna. Kan de dag beter beginnen..? 🙂

En halverwege kom ik er bovendien achter dat ik vandaag de 420 km zal volmaken, wat betekent dat ik vandaag halverwege de GR11 zal zijn! Oei, dat is een mijlpaal die gevierd moet worden! Ik neem dus een extra slok water…

De route van vandaag is super mooi (alweer) en het weer dito. Ik stijg naar de Collado de Ballivierna (2.732 m) en ben dolblij dat ik het saaie stuk heb mogen overslaan. Bij een prachtig Ibon (bergmeertje) ga ik op een steen zitten om van het uitzicht en van een lekkere ‘Madalena’ te genieten. Een stem achter me laat weten dat ‘ie mij kent en verrast is mij te zien.. Alber schud me de hand en vertelt van zijn laatste vorderingen. Hij heeft in Benasque een pakketje opgestuurd met niet meer noodzakelijk spullen en vervolgens een lift genomen naar het punt waar ik Toni en Carmen vanochtend zag. Vervolgens naar Corones gelopen en daar zijn tent opgezet, om… die nacht niet te slapen van alle herrie daar. En tot overmaat van ‘ramp’ heeft hij bij de lift zijn hoedje in de auto laten liggen. Hij lacht, maar baalt zichtbaar.

De tweede helft van de etappe is vermoeiend en inspannend. Het gaat over een groot rotsblokken veld, waarbij je niet meer over wandelen kan spreken, eerder over ‘apekooien’ (apenkooien?). Enorme granieten blokken, die schots en scheef over en door elkaar liggen; het is dat er GR-tekens geschilderd zijn, want anders heb ik geen idee waar het ‘pad’ loopt. En tussen de blokken gapende gaten, waar af en toe waterstroompjes te zien of te horen zijn.

Geen traject voor de wandelstokken, want voor je het weet blijven die ergens steken en bovendien moet je dan niet alleen opletten waar je je voeten zet, maar ook nog eens kijken waar je de stokken plaatst (gisteren heeft Conner beide stokken verbogen; en wat gebeurt er als je die probeert terug te buigen? Krak!). Nee, ‘hoppen’ en springen van steen naar steen, het liefst de meest vlakke exemplaren, maar helaas hebben de stenen in het blokkenveld de neiging om niet recht te liggen. Behoorlijk oppassen dus.

Het gaat zo door tot de Collado, om aan de andere kant… juist ja, hetzelfde te vervolgen. Ik word een beetje nerveus van een helicopter die ergens af en aan lijkt te vliegen, maar ik zie hem niet. Hopelijk alleen op weg voor de bevoorrading van een hut…

De helicopter blijft maar komen en gaan en plotseling zie ik achter een kam het eindpunt van vandaag: refugio de Cap de Llauset (2.425 m), een hypermoderne hut, die pas sinds 2016 open is. Eén en al aluminium aan de buitenkant; niet het type ‘knusse’ berghut. De helicopter staat net stationair te draaien op een platform naast de hut, om vervolgens onder luid geraas (dat tussen de bergwanden extra resoneert) weer op te stijgen en onder 45° in rap tempo te verdwijnen. Hèhè, rust.

De helicopter, links naast de refugio

Door mijn vroege vertrek ben ik ook vroeg in de middag bij de hut, die echter ook helemaal volgeboekt is (wat ik vooraf al had vernomen), dus heb ik voldoende tijd om een mooi plekje te vinden voor de tent. Het valt niet mee om een vlak plekje te vinden, met ook nog wat gras om de haringen in kwijt te kunnen, maar na wat rondlopen zie ik een perfecte ‘spot’ naast een mini-stroompje water. Omdat de tent uit het zicht van de hut staat kan ik me lekker opfrissen in het ijskoude water. Geen betere manier om je huid te doen gloeien!

In de hut, waar ik wel eet en ontbijt, zit ik dit verslag te schrijven. Rond vier uur in de middag arriveren Toni en Carmen en rond zes uur Alec en Conner. Gezellig weerzien en we toasten op de ‘Halverwege’ mijlpaal. Maar beide koppels willen verderop in een refugio ‘libre’ gaan slapen (een schuilhut zonder faciliteiten). Carmen vindt de nieuwe hut Llauset: ‘mucho Ikea’, vanwege het nieuwe blanke hout binnen. Ik ben benieuwd wie als eerste de vrije hut gaat claimen, want vaak is er niet meer plaats dan voor twee personen… Alec en Conner zie ik morgen mogelijk weer in refugio de Conangles; Toni en Carmen zal ik nu wel ècht kwijtraken, jammer.

Het eten is heerlijk en een lange jonge kerel met krullen, die het eten opdient, komt me erg bekend voor… Of ik hem in een eerdere refugio gezien kan hebben? Si,si.. refugio de San Bujareulo (waar ik gekampeerd heb)! Maar er waren wat extra handjes nodig in Cap de Llauset en dan ga je gewoon met… de helicopter, om daar te assisteren. Gebracht, samen met een nieuwe lading bier (en meer). Of ik hem dan ook in volgende hutten kan tegenkomen? Nee, dat niet, straks weer terug naar zijn ‘eigen’ hut.

Het licht gaat weer vroeg uit in de tent en boven mij blijft het ook uit: het is bewolkt; het zal dus ook niet zo koud worden vannacht.

Halverwege… ik had het niet durven dromen! Dus droom ik er vannacht maar van. 🙂

Trakteer mij op een koffie - of een koud biertje! at ko-fi.com

…of een koud biertje! 😀

Geplaatst in Reisverslagen | 15 reacties

Over een ‘lone walker in the woods”

Eergisteren was geen leuke dag. Het was zwaar, de ondergrond moeilijk en sommige stukken op de route nogal steil. En ik liep volkomen in m’n eentje; alsof geen sterveling het park Ordesa uit wilde gaan…

Vanaf refugio de Goriz begon het traject normaal en het weer was prachtig! ’s Morgens vroeg kwamen een paar guardias van het park controleren of de tenten wel afgebroken waren. Een loslopende hond van een groepje wandelaars zal wel bekeurd zijn… en dat allemaal om half acht ’s ochtends.

Maar al snel steeg het pad naar de Collado de Arrablo (2.343 m), met daarna een afdaling die puur klauterwerk inhield, met bijbehorende afgrond. Om vervolgens weer te klimmen naar de Collado de Añisclo (2.453 m), waarna volgens het boekje: ‘the 1.000 m descent is unpleasantly steep and very intimidating, with awkward rocksteps to climb down (..) and is mentally as well as physically tiring, requiring continuous concentration’. Ahum, en dat in m’n eentje?

Tijdens de tocht zat ik me dus enigszins op te vreten om wat komen ging en ik putte me uit in het bedenken van alternatieven… die er niet waren, anders dan omkeren en teruggaan naar Torla. Ook geen fijn idee, hoe mooi het park ook.

Dus maar weer de blik op op het pad en altijd kijken naar de volgende stap. Bovenaan Añisclo viel zowaar de afdaling enigszins mee: een eindeloos slingerend pad door gruis en grove blokken, maar qua hoogte niet heel intimiderend (hangt bij mij altijd van diverse factoren af; andere momenten ben ik een ‘watje’). Alleen die lengte… 1.000 m daling in 3,5 km, wat is dat? Zo’n 35%?

(naschrift: nee, het is 28,6%, want 1.000 m op 3.500 m is gelijk aan 1.000/3.500 m op 1.000 m, ofwel 28,6 m op 100 m = 28,6%).

De meegebrachte lunch van Goriz was zeer welkom en voedzaam, met allemaal lekkere verrassingen in een grote zak! Kijk maar:

Maar er kwam werkelijk geen einde aan de afdaling. Eerst door het kale rotslandschap, om vervolgens door het bos te blijven dalen, dalen en nog eens dalen. De hele tocht kwam ik slechts een paar mensen tegen, in tegenovergestelde richting, die natuurlijk een pittige kluif hadden aan de even eindeloze klim.

Kortom: toen ik in de refugio Pineto aankwam, kon ik geen puf mee zeggen (wel een cerveza clara bestellen gelukkig..). Zowaar waren al diverse lopers uit Goriz gearriveerd, die kennelijk eerder gestart waren, maar die ik -ondanks de vergezichten- geen enkele keer gezien heb. De hut lag overigens heel idyllisch in het bos.

De volgende ochtend had ik vreselijke spierpijn in de bovenbenen.. terwijl ik toch al redelijk wat kilometers gemaakt heb, in 3D.

Maar vandaag is een uitstekende dag. Ik lift vanuit Bielsa, dat vier kilometer uit de route ligt, naar het startpunt. En wie staan daar ook te liften? De drie Duitsers! Zij zijn het eerste aan de beurt; ik loop al vast een eind door, om vrij snel opgepikt te worden. Als ik in de route stap, zie ik achter me een ‘lone walker’ langs de weg lopen. Geen lift gekregen of een échte doorloper?

Als ik net aan een rustige klim ben begonnen, zie ik een sok op het pad liggen. Denk, denk, neem ik die mee? Stel dat ik de eigenaar tegenkom? Doe niet zo gek, da’s een speld in een hooiberg! Bovendien is ‘ie nat en mijn rugzak vol.. ik loop door. Tien minuten later kom ik… de Duitsers tegen. Blijkbaar vóór mij een lift gekregen, wat ik niet gezien heb aan de auto’s die mij passeerden. En wat hangt aan de rugzak van de lange jongen? Eén sok. Ik vertel hem dat hij twee dingen kan doen, of teruglopen, of zijn geld in de resterende stoppen.. Hij doet zijn rugzak af en rent met zijn lange lijf (de speld?) het pad af, naar beneden!

Inmiddels is de ‘lone walker’ ons ook gepasseerd. Ik loop enige tijd achter hem, maar als hij stopt om iets uit te trekken raken we aan de praat. Hij heet Alberto (‘Alber’), en komt uit een dorpje bij Bilbao. Een Bask die gelukkig ook normaal Spaans spreekt! Rustige kerel, 55 jaar en zijn loop tempo kan ik voorlopig bijhouden.

Omdat het begin van het traject over een breed karrespoor door het bos gaat, kunnen we uitgebreid informatie uitwisselen. Voor zover mijn Spaans het toelaat, natuurlijk, maar Alber is niet te beroerd om dingen te herhalen of uitleg te geven. Hij weet veel van de regio, hij heeft de GR11 al eerder in omgekeerde richting gelopen, ook delen in de winter en hij klimt bovendien regelmatig in dit gebied. Alle bergtoppen die we zien kent hij bij naam!

En hoewel ik (veel) praten tijdens het lopen doorgaans niet prettig vind, is het rustige tempo van zowel het lopen, als het gesprek een aangename afwisseling (afleiding?) voor de lange klim naar de Collado Chistau (2.346 m).

Als we de kam passeren komen we in een prachtige valei, met groepjes bomen en alle soorten groen die je kan bedenken. Alber wijst me op mooie rode bessen…. die zeer giftig zijn (familie van de ‘nachtschades’). We praten over ‘Into the wild’, het boek -en de film- over de jongen die het eten van deze bessen fataal werd. En over ‘A walk in the woods’ van Bill Bryson’. Allemaal onderwerpen die passen bij dit landschap.

Plotseling wijst hij in de lucht naar een laagvliegende, maar rondcirkelende roofvogel. Hij verbaast zich over zijn gedrag, dat hij als niet normaal beschrijft. Een ‘Quebrantahuesos’, wat me op dat moment niets zegt, een jonge vogel met wit op zijn buik, in plaats van oranje zoals bij de oudere vogels, volgens Alber. De lone walker ontpopt zich als een wandelende encyclopedie. Later zie ik op internet dat het de vrij zeldzame en bedreigde lammergier is (EvE!). Zo voor onze neus, zoekend en cirkelend. En bottenbrekend, want dat betekent zijn naam in het Spaans! Hij laat botten uit de lucht vallen of gooit stenen op een karkas om de botten te breken en het merg er uit te eten. Fantastisch; en dat zomaar tijdens een ‘walk in the woods’!

We lunchen op een hellinkje in de zon; hij is vegetarier met een speciaal dieet. Een enorme zak met crackers en noten komt uit zijn forse rugzak. En flinke hompen kaas. Hij heeft eten voor een week bij zich, want het eten in hutten wil/mag hij niet hebben. Iets te snel naar mijn zin wil hij al weer verder lopen; van verder stoppen onderweg komt het niet…

Het laatste stuk naar de schitterend gelegen refugio Biadós is een venijnige klim; en de zon schijnt meedogenloos. We lopen inmiddels achter elkaar, maar Alber weet van geen ophouden… als een diesel loopt hij! Met moeite houd ik hem nu bij en ik besluit in dit laatste stuk dat ik morgen toch weer alleen ga lopen. Erg gezellig was het, maar voor mij toch iets te zwaar: lang doorlopen en tegelijk Spaans (proberen te) praten. Morgen ben ík de ‘lone walker in the woods’!

Naschrift: refugio Biadós is in handen van een familie en erg knus en gezellig. Ik ontmoet (weer) twee Ieren, Alec en Conner. Maar dat is voor een volgende keer.

Geplaatst in Reisverslagen | 4 reacties

Weerzien met paradijselijk Ordesa

Het is ongeveer 35 jaar geleden dat M en ik door het slechte weer in de Franse Pyreneeën eigenlijk bij toeval in het Parque Nacional de Ordesa y Monte Perdido terecht kwamen. Bijna weggeregend in het Franse Gavarnie (van het Cirque) reden we door een lange tunnel, om bij Bielsa in de ruige, kale bergen aan de Spaanse kant van het bergmassief terecht te komen.

In de zon..! Geen wonder dat de GR10, de Pyreneeën-route door Frankrijk, ook wel de natte route wordt genoemd. Erg mooi en groen, maar het weer moet wel meezitten…
En dat zat het dus niet; gelukkig, zou ik bijna zeggen, want anders waren we niet in Torla beland, het dorpje dat de poort vormt voor het nationale park Ordesa.

Toentertijd, volgens mij in ergens in juni, liepen wij met z’n tweeën de Senda de los Cazadores (niet dat er nog gejaagd mag worden in een nationaal park, maar goed), een ongelofelijk lange steile zigzag klim omhoog door het bos, om vervolgens op ca. 2.000 m hoogte verder door de vallei te traverseren (‘skirting’ the mountain, zoals Johnson het zo mooi in het Engels verwoordt; langs de rand van de rok..). Hoe verder de vallei in, hoe dichter de hoge route het pad op de bodem van de vallei naderde, om er uiteindelijk mee samen te smelten bij een mooie waterval, de Cascada Cola de Cabalo.

Op de terugweg (we maakten een rondje door de vallei) via het pad langs de Rio Arazas stuitten we op een dode koe, helemaal opgeblazen, dus lang kan zij er niet hebben gelegen. Ik sneed de oude koeienbel los, om in het dorp aan een boer te geven, samen met het trieste bericht van het ‘verscheiden’ zijn bezit. Die boer kwamen we echter al eerder tegen, in een soort cabana, waar hij zijn jonge verwilderde hoofd uit stak. Of het moet mijn vage herinnering zijn, of slechts een wilde fantasie: er was ook vrouw aanwezig. In ieder geval was de boer totaal niet geïnteresseerd in onze mededeling over de dode koe. Hij hoorde het aan… en dook weer weg.
De oude versleten koeienbel hangt nog steeds, gewassen en wel, bij ons thuis in de keuken..
Sweet memories M!

Torla dus; ik kom er aan, na de nacht ervoor in San Nicolas de Bujaruelo op de camping te hebben gestaan. Ik plan mijn eerste rustdag, na twee weken lopen alweer. Of ik heb teveel van mezelf gevergd, de afgelopen 14 dagen, of iets verkeerds gegeten, ik weet het niet, maar ik voel me niet echt lekker…

Na mijn lift naar Torla, dat ongeveer zes kilometer uit de route ligt, ben ik blij dat ik snel een hostal vind, want 1. het is weekend, 2. Torla is enorm toeristisch geworden (of dat was het 35 jaar geleden ook al, maar ook dat weet ik niet meer; we stonden toen op een camping aan de rand van het dorp) en 3. Torla viert het 100 jarig bestaan van het nationale park (dankzij de Fransman Lucien Briet, die zich inzette voor het behoud van dit schitterende gebied, dat dankzij hem sinds 1918 een nationaal park is). In Hostal Ballarin ‘ontdoe’ ik me ongecontroleerd van stoffen die niet in m’n lichaam thuis horen…

Eén rustdag wordt dus nog een rustdag, want na een dag vnl. op de kamer van het hostal te hebben doorgebracht, voel ik me de volgende dag pas voldoende opgeknapt om in het mooie dorp rond te lopen. Wat dingen kopen bij de supermarkt en, ja toch even in de outdoorwinkels die er zijn binnen lopen. Volledig op bergwandelen ingericht! Kijken, niet kopen, want ik heb natuurlijk al meer dan voldoende bij me.
Een pizza en een glas wijn smaakt die avond gelukkig weer!

De volgende dag neem ik lekker toeristisch de bus van Torla naar het centrale startpunt in de canyon. In het hoogseizoen mogen geen auto’s het park in en dat is maar goed ook, want de toegangsweg is akelig smal.
Ik sla dus een klein stukje GR11 over, maar ter ‘compensatie’ loop ik wederom het vermoeiende jagerspad (de GR gaat lekker ‘easy’ door de vallei). De uitzichten zijn nog mooier dan in mijn herinnering! En het weer is (alweer) fantastisch. Ik loop nu wel in een kleine kolonne de zigzag naar boven, maar na een uurtje zijn de meesten uit het zicht. Zo af en toe passeer ik mensen en dan zij weer mij. Ik ben zeker niet alleen in het park.

Een van de miradores op de Senda de Cazadores:

Breche de Roland, met aan andere kant Cirque de Gavarnie:

Aan het einde van de vallei torent de Monte Perdido met zijn 3355 m hoogte majestueus boven alles uit. Het wordt echter bewolkt, terwijl ik juist aan het einde bij de paardenstaart waterval naar boven moet, richting de Refugio de Goriz. Even vrees ik dat mijn pad straks in de wolken verdwijnt, wat weer een nieuwe ervaring zal opleveren: lopen in witte watten…

Ik zwoeg omhoog en kom een jong NL-stel tegen, dat de afdaling heeft ingezet. Zij hebben wat gegeten in de hut, maar van de omgeving was niets te zien. Gelukkig loopt nog een klein aantal mensen net als ik omhoog. Maar gaandeweg breekt ineens de zon weer door en op het laatste stuk moet zelfs de zonnebril weer op! Het duurt nog vrij lang voordat de hut in zicht komt, maar áls ‘ie zich laat zien, is de ligging fenomenaal. Uitkijkend over de bocht van de vallei, die in de avondzon mooie plaatjes oplevert.

De hut is echter vol; doorgaans maanden tevoren volgeboekt, zeker nu (weekend, 100 jaar etc.). Ik had er echter al rekening mee gehouden, dus net als verschillende anderen zet ik mijn tentje op, op respectabele afstand van de hut (net als bij de FjR. Classic; HK,B&N!). Naar mijn idee de mooiste plek, maar dat is natuurlijk subjectief. Oordeel vooral zelf. 🙂

Bleek:

Het eten gaat in shifts en een van de hutslapers hoor ik dat de stapelbedden drie hoog zijn! Ik piep even in één van de ‘lagers’ en verd*md, het is waar. Oei, wat ben ik blij dat ik op mijn dunne slaapmatje onder 1 mm tentdoek slaap vannacht; want het zal me een concert worden op de slaapzaal… (‘tódo completo’ zeiden ze nog).

Maar het eten is weer buitengewoon gezellig én rumoerig. Ik ontmoet Cristina uit Valencia, Michael uit Dublin en Seth (is dat niet een Egyptisch mythologisch figuur?) uit Nebraska, die in de VS leraar Spaans is, maar sinds een paar jaar Engels doceert in Galicië. En met al dat lawaai een Amerikaan, een Ier en een Spaanse Engels te horen praten (mezelf er even buiten gelaten..); geen sinecure om er chocola van te maken. Hoe dan ook, de sfeer is opperbest en de maaltijd al even onbestemd als in de vorige hutten (maar prima te eten overigens!).

Silverlining (HW!)

En ik ontmoet ook Marlies en Erik uit Wilnis, die na regen in Frankrijk hier in Ordesa zijn beland (hé, waar heb ik dat meer gehoord..?). Zij lopen wat in de buurt rond en dat is wel jammer, want het zijn aardige mensen (Marlies in Leiden gestudeerd, dus logisch!), die ik wel vaker zou willen tegenkomen op de route. Ook zij kamperen naast de hut (NB: alleen toegestaan van zonsondergang tot zonsopgang; overdag moet alles ingepakt zijn! De volgende ochtend vroeg kwamen guardias van het park controleren!).

Formeel mogen kampeerders niet in de hut naar de WC, maar alleen naar een losstaande cabin buiten (zonder licht; geen papier..), maar Cristina is zo aardig om me te vertellen waar zich boven de toiletten bevinden (met-; wel-). Per slot van rekening maak ik van hun restaurant gebruik en er zal vast wel een Spaanse ‘lei’ zijn, die verordonneert dat voor gasten goede ‘servicios’ beschikbaar moeten zijn. Dat de douche me wordt ‘ontnomen’ vandaag kan ik inkomen. Een slang uit de berg even verderop geeft heerlijk fris water (wel ijskoud)!

Na een sfeervolle avond duik ik bijtijds de tent, in onder toeziend oog van Mars en zijn (miljarden) metgezellen. Een app om nacht opnames te maken, heb ik niet helaas (dank HK voor het nazoeken, maar je moet het met dit relaas doen!). Bij mij gaat het licht uit; dat daarboven wordt steeds feller…

De volgende ochtend:



Geplaatst in Reisverslagen | 8 reacties

Hoogste punt op de GR11

Volgens Johnson bereik ik vandaag het hoogste punt van de GR11. De hoogtemeter op mijn horloge klokt 2.809 m, maar dat kan altijd + of – 50 m zijn (goedkoop horloge..). Het boekje meet zelf 2.765 m, maar ook dat is natuurlijk relatief met het smelten van de ijskappen. Hoe dan ook, als ik niet besluit een topje aan de tocht toe te voegen (waarvoor Brain in zijn beschrijving regelmatig suggesties doet, die ik tot nu toe bij gebrek aan conditie/zin/ervaring met klimmen heb overgeslagen) zal ik dus de komende 31 trajecten niet hoger komen. Ik word geen sherpa (met dubbel zoveel rode bloedlichaampjes) op deze tocht..

Wat Brain ook schrijft is dat de tocht van vandaag de moeilijkste is van de hele GR11. En zoals bij zoveel dingen zit het venijn in slechts een klein stukje, nl. het overschrijden van de Cuello de Tebarrai (2.765 m). Over een afstand van niet meer dan 100 m (50 omhoog en 50 omlaag) is het angstig stijl, met los latende stenen en veel gruis. In Alpiene termen noemen ze dat eufemistisch een ‘luchtig’ traject: meer lucht dan ondergrond, als het ware.. Over een kort stuk zijn kabels gespannen waar je je aan vast kan houden, maar voor het overige moet je op je eigen evenwicht vertrouwen.

Sinds mijn vertrek uit de Refugio de Respomuso loop ik een stukje door een drassige hoogvlakte met slechte signalering. Er blijkt een wederom een ‘wegverlegging’ te zijn die niet op mijn online-kaart staat, waarschijnlijk omdat deze oude route niet begaanbaar is in nat weer. Ik moet diverse riviertjes oversteken, maar die leveren me nu geen probleem op.

Anders is het bij een ‘crossing’ over een woeste stroom, waar ik echt even moet zoeken waar ik het water veilig kan oversteken. Van steen naar steen ‘hoppend’, terwijl het water tegen en over mijn schoen klotst, bereik ik gelukkig de overkant droog. Één misstap en je ligt lekker zelf te klotsen in het ijskoude water. Brrr…

Bij één van de stroompjes ligt een hoop verwrongen staal, wat eens een bruggetje geweest moet zijn. Het toont de kracht van het woeste wassende water in de regentijd.

Ik kom zowaar de groep jonge Duitsers weer tegen, die een slechte nacht hebben gehad tijdens het onweer gisteren. Maar hun spullen zijn wel redelijk droog gebleven. Eigenlijk ben ik wel blij dat ik de Cuello niet in m’n eentje hoef over te steken. Een gevoel van: mijn vrees wordt gedeeld, of zoiets.

Bij de overschrijding van de Cuello is het vnl. een kwestie van het uitzetten van je ‘verziendheid’ en je te concentreren op de zaken dichtbij. Stapje voor stapje, steen voor steen en niet te veel nadenken. Wat ik helaas wel doe, want ik realiseer me dat de twee Britse dames dit traject gisteren in omgekeerde richting hebben afgelegd. Groot respect voor deze kranige dames!

Het geeft me helaas geen verlichting van mijn ‘unheimische’ gevoel. Op de top van de pas is het guur, want de wind heeft er vrij spel. Er is gelukkig een klein vlak stuk, waar ik rustig mijn rugzak kan afdoen om mijn trui aan te trekken. Ik wacht op de Duitsers, maar die komen nog niet door.

Uiteindelijk besluit ik de afdaling te beginnen, die op zich minder geprononceerd is, maar afdalen is altijd lastiger dan stijgen. Het gruis op de route draagt helaas niet bij aan het gevoel van stevigheid onder je voeten. Als ik na die ‘niet neutrale’ 50 m het normale pad bereik, slaak ik een zucht van opluchting. De Duitsers zie ik ook zeer geconcentreerd de pas oversteken. We hebben het overleefd!

Tijd voor wat slokken water en een mueslireep! Ik trek een poosje op met het groepje en wissel wat informatie uit, schuilend achter een uit ruwe stenen opgetrokken muurtje dat duidelijk bestemd is voor de écht gure, winderige dagen, maar alweer besluit ik wat eerder verder te gaan, omdat er nog een lange afdaling te wachten staat.

Deze route is slechts 13 km lang, maar ik blijk er uiteindelijk bijna acht uur over te doen. Nog geen twee kilometer per uur! Pfff, met recht een pittige etappe, die bovendien veel mentale energie kost.

Het vervolg traject levert geen problemen op, anders dan dat het voor mijn gevoel vreselijk lang is en bovendien over een zeer onregelmatig pad met stenen schots en scheef. Niet even gedachteloos naar beneden wandelen.

Ik moet 1.300 m afdalen naar de refugio in Baños de Panticosa, een oud kuuroord, waar naast vergane glorie hotels (enkele in vervallen staat), ook een paar zeer luxe nieuwe spa’s zijn gebouwd. Even overweeg ik… nee, veel te duur! Ik kom in Refugio de Casas Piedras een Belgisch koppel uit Antwerpen tegen, dat ik in de vorige refugio ook zag. We eten met elkaar en wisselen ervaringen uit over de afgelopen etappes. Lekker weer even Vlaams ‘klappen’. 🙂

Gelukkig een redelijk rustige nacht; ik lig in een vier-stapelbed, in m’n eentje. Het kraakt en het piept als ik er in klim. Oei, wat moet dat zijn als er vier personen in liggen.. En het trapje van de bovenbedden zit helemaal aan de zijkant, dus dat wordt over de ander heen kruipen, voor de ‘middernacht stop’.

Dat blijft me vannacht bespaard!

Geplaatst in Reisverslagen | 8 reacties