Sinds een paar dagen alleen verder. Dat klinkt dramatisch….. en dat is het ook!
Ik had zowaar een dipje in de wetenschap dat Jan en Rianne weer naar huis zouden gaan (waar ze inmiddels met diverse vervoermiddelen gezond en wel zijn aangekomen: bus van Ezcàroz naar Pamplona, trein naar Bilbao en volgende dag vlucht naar huis).
Maar vreemd genoeg, de eerste dag in m’n eentje lopend kwam zowaar het zwerversgevoel weer naar boven. Lekker ‘roaming’ door het prachtige Spaanse land, de bergen in het bijzonder. En verrassend genoeg ging het lopen lekker!
(flinke kap; hopelijk laten ze nog wat staan..)
Ik combineerde twee etappes van 10 en 12 km, waardoor ik nu weer op het schema uit het boekje loop (wat ik met oog op diverse rustdagen overigens weer zonder probleem zal loslaten).
Ik kwam het stel uit Barcelona een paar keer tegen, hoewel zij veel sneller lopen dan ik. Langere eetpauzes? Ze eindigen in Candanchú, waar ik inmiddels voorbij ben, dus die kom ik niet meer tegen. Jammer, aardige mensen, die niet te snel spraken en dus voor ons (vooral voor mij) wel te volgen waren.
Aan het einde van de etappe van Zuriza naar La Mina bleek volgens het boek van Brian Johnson geen overnachtings mogelijkheid aanwezig te zijn. Het weer was prachtig, dus? De eerste wild-kampeer-ervaring van deze tocht. Na de Collado de Petraficha (1965m) keek ik in een schitterende valei, met als enige teken van menselijke inmenging enkele (koeien?)bellen, diep beneden in het dal. Die gaan me vanavond niet wakker maken dacht ik nog, me niet realiserend dat zo hoog op de helling de wind nog wel eens een ‘dingetje’ zou kunnen worden. Maar op dat moment zie ik een grasplateau, heerlijk in de avondzon, met bovendien de eerste zonnestralen de volgende ochtend om de tent droog te maken, voor zover nodig met dit prachtige weer dat me overkomt.
Bocadillo con tortilla y jamon, biertje erbij, zittend op m’n slaapmatje. Fantastisch uitzicht, aaahhh, la vida! Rond zeven uur verdwijnt de zon achter de collado en heis ik me in de avond-uitrusting: lange thermobroek en -shirt, sokken aan en muts op. Nog even genieten van de stille avond. Maar acht uur gaat het ‘licht uit’. Slaapzak in, oordoppen idem (tegen luidruchtige gemzen, marmotten en andere beesten me uit mijn slaap willen houden). Maar het is m’n eigen ‘gesteldheid’ die me om tien uur ’s avonds wakker maakt. Toch maar even de tent uit. Ik doe de rits open en…. Whamm, de hemel openbaart zich in volle glorie. Een pallet van flonkerend licht waar door de veelheid aan sterren nauwelijks sterrenbeelden in te ontdekken zijn. Overweldigend, met een heldere witte band en in het zuiden een zeer heldere gele ‘ster’; dat moet Mars zijn, wat inderdaad klopt volgens de Skymap-app van Google. Helaas zit de heldere planeet Jupiter nog achter de bergen; heel herkenbaar door zijn felheid, maar dan zou ik nog wat uurtjes moeten wachten.
Toch sleep ik m’n matje buiten de tent en blijf, in slaapzak, een halfuurtje vallende sterren tellen (HK, interesse in mijn notities 😉 ). Niet zoveel als in augustus, maar toch komt er nog aardig wat gruis naar beneden vallen. Waar zouden we zijn zonder atmosfeer…!
Gisteren gilde een marmot ten teken van alarm toen ik een kam overstak. Dat was grappig, als ie dat niet had gedaan had ik de gems hoog op de helling niet ontdekt. Door zijn roep keek ik omhoog en ontdekte het dier, dat even was gaan staan onder een grote rots, maar even later weer ging liggen. Zo’n ongevaarlijk wezen met een bult op zijn rug, die zag ‘ie wel vaker passeren.
Marmotten zie ik nu steeds meer, veel andere bergbewoners heb ik nog niet gezien. Grote kraaien, nog wat roofvogels (moet nog eens een cursus doen om die soorten beter te herkennen, vooral in de lucht). Een plat gereden pad en veel kikkervisjes in kleine poeltjes.
Bij een flink snelstromend riviertje tap ik wat water, omdat mijn voorraad bijna op is tegen het einde van de middag. Er staan wat koeien te grazen en ongetwijfeld vervuilen zij de rivier hogerop. Ik vertrouw op mijn waterfilter en vul de waterzak en -fles. Dat was gisteren en ik leef nog, dus met dat filter van Sawyer zit het wel snor.
Dank Jan voor deze opbeurende cartoon 🙂
Vandaag was weer pittig. Een klimmetje van 1400 naar 2200m, maar gelukkig vrij geleidelijk, op het laatste stuk na. Stapje voor stapje en vreemd genoeg gaat het dan toch nog redelijk snel naar de top. Daar wacht een verrassing: een prachtig hoog bergmeer, omringd door toppen van 2500m. Aanlokkelijk om in te springen, maar ik heb gisteren mijn voeten al in een stroompje gehouden en na een paar minuten was ik me niet meer bewust dat ik tenen had, dus om niet meer lichaamsdelen te verliezen, besluit ik het bij het mooie uitzicht te houden. En ik eet mijn broodje.
Ik kom nieuwe GR-gangers tegen, uit Duitsland. Twee gaan tot Catalunya; één stopt eerder. Ik spreek ze kort, maar wil door omdat mijn weer-app aangeeft dat het vanaf drie uur ’s middags gaat fors regenen. En ik ben om één uur op de top en moet nog 11 km naar Sallent de Gàllego, een dorpje bij een ski-centrum dat ik aan het eind van de dag passeer. Skiliften staan er doods bij (nog met stoeltjes aan de kabel! Vergaan die niet sneller als ze de hele zomer hangen te bungelen?) en een kinder lopende band, die op palen staat van 1-2 meter hoog; in de winter loopt de band over de sneeuw..).
Het laatste stuk naar Sallent is saai, langs een kale weg die naar het skigebied leidt. De weg is afgesloten voor verkeer, dus ik moet nog even doorlopen naar de doorgaande weg. Ook daar zal het pad de weg volgen; niet erg GR-waardig. Ik mijmer over een lift voor de laatste vijf kilometer.
Op dat moment wordt ik ingehaald door twee jonge Fransen, die met forse passen richting de parkeerplaats verderop lopen. ‘Alors gents, vous allez au Sallent?’ Nee, dat doen ze niet, ze gaan naar Frankrijk (dat hier om de hoek ligt), maar ze zijn niet beroerd om vijf kilometer terug in Spanje te rijden om mij af te zetten. Toffe gasten, die Fransen. Een ‘pour boire’ nemen ze verlegen in ontvangst; ze moeten nog terug naar Saint Jean de Luz en dat is best een stukje rijden; koffietje onderweg zal ze goed doen, hoop ik.
Sallent is een mooi dorp, ingesteld op skipubliek, maar met de charme van een oud Frans dorp (hoewel ik me in Spanje bevindt..). Mooie huizen, opgebouwd met grote vierkanten natuurstenen en overhangende houten daken. Een dorp met enkele winkels, zelfs een outdoorzaak en genoeg hotels en pensions. Ik beland bij Hostal Centro: kamer, bar, restaurant. Alles in één. Een heerlijke plek om een dagje te blijven. De was heb ik inmiddels naar een wasserette gebracht (alles bij elkaar, op 40°; we zien wel hoe het er uit komt…). En terwijl ik dit schrijf, barst het onweer in alle hevigheid los.
Oei, ik hoop dat die Duitsers op tijd naar beneden zijn gekomen….
Mooi Frank en gezellig je even gesproken te hebben. Veel plezier op je verdere tocht HW
Igualmente hermano! 🙂
Jullie op jullie steden/landentrip door het Oostblok!
на ваше здоровье!
Wauwwww, wat een verhaal, fantastische ervaringen en prachtige vergezichten.
Hier wordt je toch weer een met de natuur/!
..en nu maar hopen dat ik er niet in oplos :-p