Een ronde naar de ogen van Cabriel

Maandag 9 oktober, 74km gefietst.

Mijn kamer met het prachtig uitzicht op de landerijen (zie vorig bericht) was die met het kleine, uitstekende balkon.

Het afscheid van Hostal casa de los Maestros (het was vroeger een smederij), was ronduit hartelijk. De patron, op het eerste gezicht een stoere bonk met lang krullend haar dat hij half in een buff had gestoken, is eigenlijk een verlegen, maar uiterst vriendelijke baas, met een zangerige stem. In het hostal liggen overal fossielen: ammonieten, foraminiferen, schelpen en zelfs de pootafdruk van een triceratops (maar die laatste is een kopie-afdruk, zegt hij beschaamd). Zijn vader had iets met geologie en als ik over Aliaga begin, begint hij te stralen. Hij somt allerlei bijzondere aardlagen op, voor zover ik het allemaal kan volgen. Dinosauriers hebben hier ook in kuddes rondgelopen. Ik besluit met hem op de foto te gaan, als aandenken aan een gastvrij verblijf.

Mijn volgende bestemming is Cañete, een mooi ommuurd vestingsstadje, gebouwd door Moslims in de 8e, maar vooral 9e en 10e eeuw, zo lees ik later op bordjes met uitleg. Cañete ligt op slechts 50km afstand van Moscardón, maar ik ben gegrepen door de ogen van Cabriel, die bijzonder mooi en turquoise blauw moeten zijn. Cabriel zelf is slank met mooie ronde vormen, dus daar wil ik wel 20km voor om rijden, nietwaar rooie K?

Het dorpje Moscardón met fraaie landerijen.

Het blijkt wel een pittige omweg, heen-en-terug 18km, heen vooral sterk dalend (lekker), wat betekent dat ik terug fors op de trappers moet staan en dat na een inspannend bezoek aan Cabriel.. De weg ernaartoe is recent geasfalteerd (en verbreed, zoals later blijkt als ik het dorpje El Vallecillo nader). El Vallecillo is een beetje sneu; er moet iets spelen: want op exáct 1km afstand van het gehucht houdt het nieuwe asfalt op (en ook de verbreding) en vervolgt het weggetje zijn oorspronkelijke smalle en zwaar herstelde (maar inmiddels versleten) wegdek naar het het miskende dorp. Óf zij moeten weldegelijk het oorspronkelijk karakter van hun plekje op waarde hebben geschat en de toegang bewust bij de lieflijke, maar vergane glorie hebben gehouden; dat kan natuurlijk ook..

De smalle oude en de brede nieuwe weg
In de verte, sneu of slim?, El Vallecillo.

Ik zal het nooit weten, want op 200m vóór het gehucht sla ik af naar Cabriel en haar turqoise ogen. Om er te komen moet ik nog 500m wandelen, en er zijn meer klanten; er staat zelfs een camper geparkeerd. Ik zet mijn fiets vast aan een boom, met het slot ook door de hengels vast de beide fietstassen vastgemaakt. Bij Cabriel zullen toch alleen maar nette mensen komen? Alleen mijn stuurtas en mijn bidon neem ik mee… ik zal wel dorstig worden.

Een afdaling van 500m is ‘rutsig’ op mijn gymschoenen; even opletten dat ik niet met letsel bij Cabriel aankom. Dan presteer ik niets meer. En eindelijk, daar is ze dan: Cabriel, de rio Cabriel, om precies te zijn en nu op zoek naar haar Ojos. Die zijn snel gevonden. Een bordje wijst de weg naar twee kleine poeltjes waar het water uit opborrelt. Dat ze turquoise zijn is niet goed te zien, want ze zijn gedeeltelijk overgroeid met planten.

Volgens de beschrijving ontstaat de rio Cabriel hogerop op de berg, met water dat deels ondergronds gaat en hier op twee plekken weer door moeder aarde wordt vrijgegeven. Dát is het bezoek aan de ogen, de ‘ojos de rio Cabriel’ zeker waard, dat moet je met me eens zijn..!? Iets verderop is ook een waterval(etje), de Cascada de Herrería, die natuurlijk de extra 200m lopen ook waard is. Zowaar stroomt behoorlijk wat water door de smalle spleet; het zou me geenszins verbaasd hebben als de stroom vrijwel droog had gestaan, na de eerdere ervaringen. Natuurlijk maak ik enkele foto’s.

Na dit verfrissende bezoek moet ik natuurlijk ook weer over dezelfde weg terug. En die gaat vnl. bergop. Deze 9km doe ik lekker in stand Touring (stand Sport of Turbo is na dit bezoek nog niet nodig). Heb ik al gezegd dat ik enigszins moet wennen aan het hoge gezoem van de electrische Bosch motor? Ik zet hem daarom regelmatig uit; het is meestal zó stil op de route (er is ook vrijwel geen wind), dat de electrische zoem toon licht storend is als de motor niet écht nodig is. Als het duwtje in de rug wel prettig is, neem ik het geluid voor lief. Bij wind, of in een drukke omgeving, zal het overigens nauwelijks opvallen, denk ik.

Prachtige herfstkleuren onderweg.

En zo nader ik mijn einddoel, op een uiterst relaxte wijze, want de laatste 30km tot Cañete daalt de weg door werkelijk prachtige kloven, met hoge uitstekende rotsen. Ik zie weer een aantal vale gieren, Buitres comun, en het is vooral mooi dat ik een gier van-en-naar een rotspunt zie vliegen, waar zijn partner met mooie turquoise ogen zit te wachten en uit te kijken (m’n hoofd is inmiddels op hol door het voorgaande). Mijn telefoon-foto’s zijn helaas niet scherp genoeg. Maar de taart op de dag is een troep van wel 50 gieren die ik vlak voor Cañete laag in de lucht zie cirkelen, waarschijnlijk op zoek naar het kadaver van een dier. Ik fotografeer ze in de lucht, maar iets verderop zit een viertal in het veld, vlak naast de weg. Vóórdat ik mijn telefoon uit de fietstas heb kunnen halen, vliegt het kwartet van schrik op… De laatste kon ik ‘schieten’, terwijl hij zijn vleugels uitslaat.

In Cañete slaap ik in Hostal la Muralla, dat eigenlijk die middag sluit en pas óvermorgen weer open gaat. Maar voor een eenzame fietser maakt de vriendelijk uitbater wel een uitzondering. Na aankomst om drie uur kan ik zowaar ook nog een menu del dia bestellen (sopa de mariscos en merluza a la plancha, een lekkere witte wijn erbij) en voor vanavond een tortilla met wat groenten. Ik mag het opwarmen in de magnetron die in de gang staat, samen met mijn ontbijt voor morgen (gratis). Ik heb het hele hostal / restaurant voor mij alleen; er zijn geen andere gasten. Tijd voor een feestje?

Onbekend's avatar

About Biking Banker

Biker & Hiker and in between a Banker
Dit bericht werd geplaatst in Reisverslagen. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie